Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Kent u deze oude kersttradities nog?

Kerstbomen met lichtjes, samen zingen, aan de kerstdis of naar de mis. De manier waarop we Kerst vieren, kennen velen van ons nog uit onze jeugd. Toch veranderen tradities ook en hebben oude Kerstgebruiken plaats moeten maken voor nieuwe. Kent u bijvoorbeeld het branden van het Kerstblok nog, of de Amsterdamse nachtwachtliedjes?

Derde en Vierde Kerstdag

Wie op 27 en 28 december kerst viert met familie of vrienden, spreekt wel eens gekscherend van derde en vierde kerstdag. Niet iedereen weet, dat deze dagen vroeger ook officieel deel uitmaakten van de kerstviering. Ooit was het – zoals in het Engelse kerstlied 12 Days of Christmas – zelfs twaalf dagen feest. Tussen 25 december en 6 januari werd elke dag een heilige herdacht, waarna op Driekoningen het slotfeest plaatsvond.

In de loop der eeuwen versoberde de kerstviering. In 813 werd er op een concilie besloten dat er voortaan vier kerstdagen gevierd werden. Op al deze dagen was het verboden om te werken. Tweede kerstdag stond destijds in het teken van de dieren: boeren lieten hun paarden door het dorp galopperen, zodat zij de rest van het jaar niet ziek zouden worden. Op derde kerstdag werd de apostel Johannes herdacht, vierde kerstdag was een kinderfeest. Helaas voor de kinderen heeft die vierde kerstdag heeft niet lang bestaan. Derde kerstdag werd pas in 1773 afgeschaft. In de 18de eeuw vonden er zelfs pogingen plaats om ook tweede kerstdag af te schaffen. Gelukkig is dat plan er nooit doorgekomen.

Lange tijd hadden kerstbomen echte kaarsjes, die ’s avonds moesten worden uitgeblazen. Willem van de Poll, Hans (stiefdochter van Van de Poll) blaast kaars uit in een kerstboom, 1932, Nationaal Archief, 252-0962.

Het branden van een kerstblok

Eén van de voorgangers van de kerstboom is het kerstblok. Een groot blok hout (vaak beukenhout, sparrenhout of dennenhout) dat op kerstavond in de open haard werd gelegd. Met het gezin ging men om het brandende blok zitten om het kerstverhaal te vertellen, kerstkoek te eten of kerstliederen te zingen. Het kerstblok mocht nooit helemaal opbranden – traditiegetrouw moest het worden aangestoken met het overblijfsel van het kerstblok van vorig jaar. Soms werd een verkoold stuk van het kerstblok onder het bed bewaard, als bescherming tegen blikseminslag. De as werd uitgestrooid over de velden.

A. Peperkamp, Het verbranden van kerstbomen bij de Gemeentereiniging, 1930, Noord-Hollands Archief, 1334-1662.

Kerstkoeken, duivekaters en ‘sop’

Voordat de Duitse kerststol zijn intrede deed, was kerstkoek de gebruikelijke versnapering. Vaak grote platte koeken (soms wel 3 voet lang/1,5 voet breed) met een hoge rand, waarvan het bovenvlak met witte suiker was bestrooid. Van binnen was de koek gevuld met bijvoorbeeld gekookte pruimen, rozijnen en sukade.

Een typisch Noord-Hollandse lekkernij voor Sinterklaas, Kerstmis en Nieuwjaar was de duivekater. Een traditioneel brood in de vorm van een groot scheenbeen met vlees eraan – met een verdikking in het midden en twee knobbels aan de uiteinden. In de Zaanstreek en de dorpen ten noorden van het IJ bleef dit lange tijd vaste prik in de decemberperiode. In onder andere Broek in Waterland, Durgerdam en Nieuwendam stond de duivenkater bekend als ‘katerbrood’. Sommige bakkers verstuurden het Broeker katerbrood door heel Nederland, voor wie buiten de provincie van deze lekkernij wilde genieten.

Jan Steen, Bakker Arent Oostwaard en zijn vrouw Catharina Keizerswaard. Tussen hen in is (staande tegen de muur) een duivekater afgebeeld. 1658, Rijksmuseum Amsterdam, SK-A-390.

Veel plattelandsbewoners in Noord-Holland aten met Kerstmis sop, een soort broodpap die vaak van duivekaters gemaakt werd. ‘De aardappel is dan toch ook waarlijk al te modern voor den overouden heiligen dag!’, benoemde een 19de-eeuwse commentator verwonderd. In Noord-Hollandse dorpen kon men de schoolgaande jeugd horen roepen: ‘Kerstdag – Lukas II – Sop!’. Het Lucasevangelie was namelijk vaste prik tijdens de kerkdienst, waarna er thuis grote schotels sop als middagkost op tafel verschenen.

Koos Raucamp/Anefo, Bakker met een tree ongebakken duivekaters, 1945, Nationaal Archief, 901-1869.

Adventskranzen vlechten

Ook vroeger zocht men naar oude kerstgebruiken om af te stoffen. Zo berichtte het Westfriesch dagblad in 1939, dat adventskranzen vlechten terug van weggeweest was. ‘Meer en meer wordt in de Christelijke huisgezinnen het oud gebruik ome en Adventskrans te vlechten en op te hangen, in eere hersteld’.

Om zo’n adventskrans te maken, nam men de hoepel van een ton, of ‘teenen- of wisschentakken’ die na een nacht weken omgebogen konden worden tot krans. De hoepel werd gedecoreerd met takjes van bijvoorbeeld sparren, hulst of klimop. Het geheel kon versierd worden met dennenappels, maar liever niet met andere ‘minderwaardige, beuzelachtige versieringen’.

Op de adventskrans werden vier kaarsenhouders bevestigd. Elke zondag tot Kerstmis werd er een kaars aangestoken: één op de eerste zondag, twee op de tweede zondag, drie op de derde zondag, tot op de vierde zondag alle kaarsen brandden. Met gekleurde linten – liefst paars – werd de adventskrans aan het plafond opgehangen. Wanneer dat geen optie was, kon men de krans op zijn Pools op de tafel neerleggen.

Adventskrans Kierch Wasserliesch, 2007, Cornischong via Wikimedia Commons.

Bedelliedjes zingen

Naast kerstliederen die thuis of in de kerk gezongen werden, konden velen zangers aan de deur verwachten. Rond de kerstdagen gingen kinderen en arme mensen in groepjes langs de deuren bedelliedjes te zingen. In West-Friesland droegen de armen een stok met een papieren ster, die ze ronddraaiden door aan een touwtje te trekken. Als dank voor hun lied kregen zij een aalmoes.

Een ander bekend kerstzingen was het het gezang van de Amsterdamse nachtwacht in de 19de eeuw. Tussen kerstnacht en Driekoningen zong de nachtwacht – die de nachtelijke stadsbewaking verzorgde – speciale nachtwachtliedjes. Vaak bestonden die uit vele coupletten. Elk couplet eindigde met de regel: ‘Vier heeft de klok geslagen’. Een voorbeeld:

Daar zat een sleper in een sleê
Bij nacht gerust te slapen
Zij namen zijne gespen meê,
Waren dat geen looze knapen!
De sleper wakker wordt en ziet,
De goede man raakt in verdriet,
Zij hadden ze weg gedragen.
Vier heeft de klok geslagen.

Dirk Jurriaan Sluyter naar Mari ten Kate, Een kerstliedje: zingende kinderen bij een boerderij, 1841-1886, Rijksmuseum Amsterdam, RP-P-1904-1106.

Kindje wiegen

In sommige katholieke parochies gebeurt dit nog: kindje wiegen op eerste kerstdag, om de geboorte van Jezus Christus te vieren. Vroeger werd achter het altaar een kleine kribbe geplaatst, met daarin een beeldje van het kindje Jezus (dat soms zelfs ‘in de luiers gefatsoeneerd’ werd). Terwijl de kribbe in beweging werd gebracht, zong een grote menigte van ouders, kinderen en andere gelovigen wiegenliedjes om het ‘kinneke’ in slaap te sussen. Bijvoorbeeld het bekende kerstliedje ‘Hoe leit dit kindeken hier in de kou’. Tegenwoordig wordt de viering meestal anders ingericht, bijvoorbeeld door samen met kinderen het kerstverhaal te vertellen, te knutselen of kerstliedjes te zingen.

Kerststal, circa 1900, Museumpark Orientalis, Collectie Elisabeth Houtzager, 2.3.N.066.

Een potje voetbal?

Bij ‘kerst’ en ‘bal’ denken de meeste mensen niet aan Ajax. Toch zaten profvoetballers begin 20ste eeuw niet thuis bij de kerstboom op 25 en 26 december, maar tussen het groen van het voetbalveld. De Nationale Voetbal Bond – voorloper van de KNVB – organiseerde jaarlijks kerstvoetbalwedstrijden. Ook op nieuwjaarsdag en met Pasen werd er traditiegetrouw gevoetbald. De Haarlemse club HFC deed hier regelmatig aan mee. In 1908 reisden de Haarlemse voetballers zelfs af naar Frankfurt en Hanau, om daar een internationale wedstrijd te spelen.

HFC Haarlem. Onderlinge wedstrijd tijdens Pasen of Kerstmis 1916 op het terrein aan de Jan Gijzenvaart, 1916, Noord-Hollands Archief, 1469-92 (PDM 1.0).

Tekst: Marit Eisses

Bronnen:

  • Dirk Dekker, ’t Fingertje naast den duum, en Neeltjes Nol: Texelsche vertellingen, 1871
  • Marita Kruijswijk, Marian Nesse, Nederlandse jaarfeesten en hun liederen door de eeuwen heen, 2006
  • ONH: Het geheim van de duivekater
  • De Navorscher, vol. 4, 1854
  • Algemeen dagblad van Nederland, 27-12-1870
  • Los en Vast, 1876
  • Het nieuws van den dag, 14-12-1885
  • Nederlandsch museum: tijdschrift voor letteren, 1886, p. 167
  • Westfriesch dagblad 1-12-1939
  • NRC, 26-12-2012

Publicatiedatum: 25/12/2023

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.