Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Johan, Volkje en de kinderen: hoofden op historische huizen

Levensecht kijken ze voor zich uit, de in steen vereeuwigde koppen op gevels van historische huizen. Doorgaans wordt aangenomen dat het slechts decoratief bedoelde gezichten zijn. Maar een nieuw boek laat zien dat er echte mensen achter de hoofden schuilgaan. Het zijn persoonlijke portretten van de echtparen die het huis lieten bouwen. In de Jansstraat in Haarlem bijvoorbeeld.

Niet alle gevels van huizen die in Nederland tussen 1400 en 1700 zijn gebouwd zijn compleet bewaard gebleven. Dat geldt ook voor hun interieurs. En dit is jammer, want de aanwezigheid van een of meer specifieke onderdelen helpt om de opdrachtgevers van de bouw van zo’n huis te achterhalen. Wat je vaak ziet, is dat die eerste bewoners in steen op de gevel zijn geportretteerd. Bijna altijd is de man links afgebeeld en de vrouw rechts. En in nagenoeg alle gevallen zijn deze portretkoppen op elkaar gericht. Soms gaan de beeltenissen vergezeld van hun kinderen, hun voorouders, voorbeeldige historische figuren, deugden, engelen en waakdieren.

Het ene hoofd oogt realistischer dan het andere, maar vrijwel altijd maken ze een serieuze indruk. Ze kijken omhoog of lijken juist hun mond te openen. De vereeuwigde personen zijn mede identificeerbaar door erbij gebeeldhouwde wapenschilden, namen en huismerken. Zo zijn die ook op grafstenen, huwelijks- en familieschilderijen, schouwen en glas-in-loodramen te vinden. Een fraai uitgevoerde expositie van maar liefst 27 zandstenen gezichten wordt in het onlangs verschenen boek Gezichten op gevels van huizen: 1400-1700 besproken. Met kennis en een financiële bijdrage is deze uitgave door het Leids Universiteits Fonds en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed mogelijk gemaakt.

De gevels van Jansstraat 61, 63 en 63a in Haarlem zijn van 27 portretkoppen voorzien. Foto: RCE, Jildo Tim Hof.

Het doorgaande fries

In werkelijkheid zijn deze 27 koppen te vinden op de drie bakstenen trapgevels van de diepe rijksmonumenten Jansstraat 61, 63 en 63a in de Noord-Hollandse hoofdstad Haarlem. Op het doorgaande fries boven de begane grond toont ieder huis in het midden een fors hoofd, elk door wapenschilden geflankeerd. Links zie je een man, blootshoofds met halflang krullend haar, een kokerbaard en een snor. In het midden kijkt een vrouw met een kanten muts op haar lange haar opzij naar hem. En de rechter gevel is voorzien van een jonge man met golvend, lang haar en een befkraag. Het realistische uiterlijk van de linker man en de vrouw wordt door nieuw aangebrachte kleuren versterkt.

Ondanks de goede bedoelingen hoort de kraag van deze man niet van groenbruine, maar van witte kant te zijn. Bovendien is zijn snor op een onnatuurlijke manier door een stukje bovenlip onderbroken, wat een wonderlijk effect heeft. Onder de uitkragende bogen op de eerste verdieping dragen de muurdammen tussen de vensters dubbele consoles met steeds twee gekoppelde, kleinere hoofden. Zes kopjes per huis, achttien stuks in totaal, allemaal van een egale, waarschijnlijk originelere crèmekleurige verf voorzien. Op zolderniveau staat op de sluitstenen van de enigszins puntvormige vensterbogen telkens een ongeverfd mannenhoofd links en een vrouwengezicht rechts, zes bij elkaar. Drie plus achttien plus zes, dat maakt samen 27 beeltenissen.

Aan het begin van de zeventiende eeuw liet Volkje Pieters Olycan met haar man Johan Herculesz Schatter in Haarlem een rij van drie huizen bouwen, waarin zij gingen wonen. Foto: RCE, Jildo Tim Hof.

Een geheel

In eerste instantie hadden de huizen houten onderpuien, zonder hoofden, waarvan een stukje puibalk in de gevel van nummer 61 nog getuigt. Alle drie de onderpuien en toppen zijn in later tijd veranderd. De trapgevel van het linker pand is in 1928 gereconstrueerd, misschien wel inclusief de koppen boven de zoldervensters. Nergens staan jaartallen, maar stilistische en historische aanknopingspunten geven aan dat de drie huizen in de eerste helft van de zeventiende eeuw zijn gebouwd. Hoewel ze door bouwnaden zijn gescheiden lijkt het complex toch als een geheel ontworpen te zijn. Een dwarsgangetje in de kelder van nummer 63 laat zien dat er ooit een ondergrondse verbinding met 63a was. En in de muur tussen 61 en 63 bevindt zich op de verdieping een ovaal raampje uit de zeventiende eeuw, met glas in lood. Door dat raampje kun je naar de buren kijken.

Op de begane grond van nummer 61 zijn boven je hoofd enkelvoudige eiken balken zichtbaar. Enkelvoudige balken lopen van muur tot muur. Hier worden ze ondersteund door grote ojiefvormige consoles, dus eerst bol dan hol. Ze zijn vergelijkbaar met de iets lichtere, geschilderde balken op de eerste verdieping. Hoewel ze bij de buren op de begane grond door stuc aan het oog onttrokken zijn, heeft nummer 63 op de verdieping soortgelijke exemplaren, maar dan zonder consoles. Verder hebben de twee panden met elkaar gemeen dat er oorspronkelijk halverwege een scheidingsmuur staat of gestaan heeft. Die tekent zich op zolder in een zogeheten sprong in de dakkap af.

Jansstraat 61, 63 en 63a in 1931. Beeldcollectie van de gemeente Haarlem, Noord-Hollands Archief.

Brede grenen planken

Daar waar het hout ongeverfd is, zijn in allebei de huizen oorspronkelijke combinaties van loof- en naaldhout zichtbaar. En alle vloeren in de twee huizen zijn van brede grenen planken gemaakt. Helaas was pand nummer 63a niet toegankelijk. Maar het omlopende metselwerk op de hoek en de afstand tussen de muurankers aan de Begijnesteeg wijzen op eenzelfde constructieve opzet als de andere twee huizen. De grenen kap van nummer 63 loopt van het achterhuis door tot over nummer 63a. Er ligt dus een gemeenschappelijk dwars dak langs de achtergevels over beide monumenten. Dat kan in de late zeventiende eeuw al zo geweest zijn.

Het gezamenlijke bezit blijkt verder uit een gedichte doorgang op de eerste verdieping en een gemeenschappelijke blauwstenen stoep. Die stoep komt overeen met de positie van de voordeuren op een kaart uit 1688. De enkelvoudige eiken balken, de vorm van de consoles, het gecombineerde houtgebruik en de architectuurstijl van de drie gevels wijzen op grootschalige nieuwbouw in het tweede of derde decennium van de zeventiende eeuw. Bovendien wijzen ze op aanpassingen in de tweede helft van die eeuw. Wie heeft dit complex van drie onderling verbonden huizen destijds op laten trekken?

In de hal van nummer 61 inspecteert de huidige bewoner de consoles onder de balken. Foto: RCE, Dirk J. De Vries.

Oude Haarlemse familie

Tot zijn overlijden in 1617 woonde de schilder Hendrick Goltzius in de huizen die hier eerst stonden. De overgang van dat oude complex van zijn erfgenamen naar de volgende eigenaar en bouwheer Johan Herculesz Schatter is niet in de archieven terug te vinden. Deze man die het rijtje van drie nieuwe huizen liet bouwen behoorde tot een oude Haarlemse familie. Hij bezat een brouwerij, De Gecroonde Ruyt aan het Spaarne. In 1618 werd Johan Schatter benoemd tot lid van de vroedschap en hij was later burgemeester van Haarlem en kapitein van de kloveniersdoelen. Als kapitein van de kloveniers, schutters die met clovers schoten, de voorgangers van musketten, is hij twee maal door Frans Hals geportretteerd.

De eerste voorstelling uit 1627 lijkt sterk op de beeltenis aan de linker gevel. Het gezicht en de omhoog krullende snor, die je maar weinig op de schuttersstukken van Hals ziet, en het achterover gekamde haar op het voorhoofd komen op het schilderij en op het beeld met elkaar overeen. Dit is zonder twijfel Johan Schatter. Het portrethoofd van de jonge vrouw op de middelste gevel behoort dan zeker aan Volkje Pieters Olycan toe, die in 1616 met hem trouwde. Haar vader Pieter Olycan was eveneens brouwer, schutter en burgemeester, en is ook herhaaldelijk door Frans Hals geportretteerd.

De bouwheer van het complex, Johan Schatter, op een schuttersstuk van Frans Hals uit 1627. Foto: RCE, Dirk J. De Vries.

Erfopvolger Hercules

De sierkraag van de baardloze jonge man op de derde gevel was in de mode rond het midden van de zeventiende eeuw. Zou de steen met dit hoofd een latere toevoeging zijn? Naar verwachting is het de oudste zoon van Johan en Volkje, de erfopvolger Hercules Schatter jr., die naar zijn grootvader aan vaderskant is vernoemd. Het doorgaande fries boven de begane grond van de drie huizen omvat als het ware de volle bandbreedte en identiteit van de Schatters. Geheel links bevindt zich het wapen van Haarlem en geheel rechts staat hun familiewapen.

Daartussen, door stenen spekbanden met elkaar verbonden, zien we respectievelijk de wapens van Amsterdam en Leiden, en die van Den Haag en Holland. Zou dit het afzetgebied van brouwer Schatter geweest zijn? Of was het gezin er op een andere manier mee verbonden? Naast Hercules had het echtpaar Schatter-Olycan nog eens zeven jongere kinderen. Daarvan stierven er zeker twee voortijdig, Jacob op 3- en Thomas op 11-jarige leeftijd. De gezinssamenstelling en het overlijden van jonge kinderen kunnen van belang zijn om de jeugdige gevelhoofden op de eerste verdieping te duiden. Per duo zijn ze op elk pand op de middelste muurdam aangebracht, waarbij één kind lijkt te ontbreken. Zou dat wegens plaatsgebrek gebeurd zijn?

Op 63a bevindt zich Hercules Schatter jr., de oudste zoon van Johan en Volkje. Foto: RCE, Jildo Tim Hof.

Bezorgd

Links van de kinderhoofdjes bevindt zich steeds een koppel van een man en een vrouw. Op nummer 61 lijkt dat opnieuw het echtpaar Schatter-Olycan te zijn, de een met kokerbaard en de ander met siermuts. Maar hier ogen Johan en Volkje bezorgd. Rechts van de twee kinderen op het linker huis zien we twee monsters met hoorntjes. Het zijn duivels. Op de andere twee gevels keert dit patroon terug. Links onderscheiden we ook daar op elk monument een ouderpaar. Hoewel steeds iets anders vormgegeven lijken Johan en Volkje hier te worden herhaald. In het midden gaat het om twee nakomelingetjes en rechts kijkt een tweetal personificaties van de hel je aan.

Samen verwijzen de ouders en de duivels naar de keuze voor de kleintjes tussen de hemel en de hel, zoals soms ook op schilderijen uit die tijd valt op te maken. Alleen op de linker gevel hebben de kinderen vleugeltjes. Zijn dit engelen, die wijzen op de jong gestorven Jacob en Thomas? De vier overige kinderen op 63 en 63a hebben smalle kraagjes en karakteristieke kapsels. Per paar komen die met elkaar overeen, waarbij het lastig is om het geslacht te herkennen. Zoals elders komen voor de drie koppels op het hoogste niveau grootouders en andere eerbiedwaardige oudere familieleden in aanmerking.

Alleen op 61 hebben de kinderen vleugels. Zijn dit de jong gestorven Jacob en Thomas? Foto: RCE, Jildo Tim Hof.

De jongste dag

Deze manier van vereeuwigen van een stichtend echtpaar op hun huis is voorsorteren op de jongste dag. Dat is de laatste dag van de wereld, die ook als de dag des oordeels bekendstaat. Die dag zou volgens gelovigen spoedig aanbreken. Bij dat aanstaande oordeel besluit Jezus wie er naar de hemel gaat en wie naar de hel. Verwante afbeeldingen op onder meer grafzerken en schilderijen tonen echtparen die zich vergelijkbaar ten opzichte van elkaar en ten opzichte van Christus de rechter lieten portretteren. In afwachting van het oordeel wilden zij herkend worden.

In het boek Gezichten op gevels van huizen worden voor het eerst zulke identificaties op gevels, graven, schilderijen en schouwen met elkaar vergeleken. Vooralsnog lijken de bijzondere gevels met hoofden vooral te horen bij huizen die tussen 1400 en 1700 grotendeels nieuw werden opgetrokken. In Nederland staan meer dan tweehonderd van deze particuliere panden met siergevels waarvan de stichters en daarmee de identiteit van de hoofden nog onbekend zijn. Werk aan de winkel dus.

De omslag van het boek ‘Gezichten op gevels’ door Dirk J. de Vries.

Auteur: Dirk J. de Vries

Dirk J. de Vries, specialist bouwhistorie bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en bijzonder hoogleraar Bouwhistorie en erfgoed aan de Universiteit Leiden, schreef het boek, d.de.vries@cultureelerfgoed.nl. ‘Gezichten op gevels van huizen: 1400-1700’, Wbooks, Zwolle, 208 pag., € 29,95, ISBN 978 94 625 8506 5.

Dit artikel is eerder verschenen in het Tijdschrift van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Publicatiedatum: 21/11/2022

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.