Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Japans lakwerk om bij weg te dromen

Naast grote papieren kunstwerken, waar we eerder aandacht aan schonken, bestaat de zomertentoonstelling van het Rijksmuseum uit Modern Japans Lak. Te zien zijn zo’n zeventig vaak schitterend bewerkte schrijfdozen en andere opbergdozen van hout, die met soms tientallen flinterdunne laagjes lak zijn versierd. De kunstvorm is ingebed in een lange traditie, waarbij kunstenaars uit Oost en West zich door elkaars werk lieten inspireren.

De laklaagjes zijn bestrooid met goud- of zilverpoeder, bladgoud of parelmoer. Dat levert sierlijke, dromerige afbeeldingen op, zoals zonlicht dat op een bloem valt. De natuur was immers een dankbare inspiratiebron voor Japanse lakwerkers. Eén van de topstukken, die inmiddels door het Rijksmuseum is aangekocht, is een bijna fotografische verbeelding van een aalscholver op een rots in de branding.

Japanse aalscholver, in 1938 gemaakt door Rokkaku Daijo. Aankoop mogelijk gemaakt door het Goslinks NieuwBeerta Fonds/Rijksmuseum Fonds. Foto: Rijksmuseum/Olivier Middendorp.

Japans lakwerk is al eeuwenlang zeer geliefd. Al in de zeventiende eeuw namen schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) gelakte koffers, kisten en opbergkasten mee terug naar Nederland. Dat kwam omdat de VOC tussen 1641 en 1859 een handelspost op het eilandje Deshima bij Nagasaki had, en lange tijd als enige Europese mogendheid contact onderhield met het grotendeels afgesloten Japan.

De gelakte voorwerpen waren pronkstukken, waarmee welvarende kooplieden in Nederland hun interieurs verfraaiden. Japans lakwerk was een duur, schaars en gewild product. Er ging veel werk in zitten. De lak moest in tientallen laagjes worden aangebracht, waarna het kon harden en worden gepolijst.

Detail van de aalscholver-lakdoos. Foto: Rijksmuseum/Olivier Middendorp.

Ook vorsten hadden er grote belangstelling voor. Als er weer VOC-schepen in de Amsterdamse haven arriveerden, werd er op de veilingen van de VOC gretig geboden door agenten van de Europese vorstenhuizen.

Overigens handelde de Compagnie er niet alleen in, maar gebruikte ze de lakdozen ook als relatiegeschenk voor heersers van landen waar handel mee werd gedreven, zoals de Zweedse koning, de sultan van Turkije en de koningin van Cambodja.

VOC-handelspost op Deshima bij Japan. Via Tokyo.nl

Zwart en rood lak

Dat Japanse lakwerk werd ook door Nederlandse ambachtslieden nagemaakt en dat deden ze lang niet onverdienstelijk. Waren het in Japan vooral houten voorwerpen die van lagen zwart en rood lak werden voorzien, in Nederland kregen vooral metalen voorwerpen een laklaag, niet alleen om ze mooier te maken, maar ook om ze tegen roest te beschermen.

In de negentiende eeuw was er veel vraag naar dat soort siervoorwerpen. In 1825 vond in Haarlem een nijverheidstentoonstelling plaats, waar de Haarlemmer E. van der Steur een bronzen medaille kreeg voor twee door hem gelakte tafels. De jury was verrukt van het Japanse tafereel dat hij had aangebracht. Ook de kwaliteit van zijn lakwerk werd geprezen.

Tussen 1878 en 1885 dreef ene W.A. Franse in Haarlem zelfs een winkel, waar onder andere Japans porselein en lakwerk werd verkocht. Franse voorzag kunstvoorwerpen van een laklaag en beschilderde aanvankelijk koetsen. Dat hij zich uiteindelijk op lakwerk ging toeleggen, is niet zo verwonderlijk, want schilders wisten hoe ze verf en vernis moesten maken.

Rood lakwerk uit Japan. Foto: Rijksmuseum/Olivier Middendorp.

Koektrommels

In totaal kende Nederland in de negentiende eeuw zo’n veertig lakwerkers, die aan diverse tentoonstellingen meededen. Aanvankelijk lakten ze vooral  dienbladen, koektrommels en kandelaars, maar in de tweede helft van de negentiende eeuw gingen ze zich op het lakken van meubels toeleggen. Hun werk was van hoge kwaliteit en werd op internationale tentoonstellingen geprezen. Helaas is weinig van hun werk bewaard gebleven, met uitzondering van een fraai beschilderde koektrommel in het Haarlemse Teylers Museum en een minstens zo fraaie rood gelakte tafel in het Amsterdamse Huis Willet-Holthuysen.

Klaptafeltje, derde kwart negentiende eeuw, kunstenaar onbekend. Het klaptafeltje maakt deel uit van collectie van het Amsterdam Museum en is te zien in de Grote Salon van Huis Willet-Holthuysen aan de Herengracht 605 in Amsterdam.

Tot zover de invloed van Japans lakwerk op Nederlandse ambachtslieden. Het mochten dan imitaties van hoge kwaliteit zijn, het mooiste lakwerk kwam natuurlijk uit het land van de rijzende zon. Dat is goed te zien op de  zomertentoonstelling van het Rijksmuseum, dat vooral bestaat uit lakdozen die tussen 1890 en 1950 zijn gemaakt, toen Japanse lakwerkers uit de anonimiteit traden.

In een podcast legt Menno Fitski, hoofd Aziatische kunst van het Rijksmuseum, uit dat Japanse lakwerkers aanvankelijk niet serieus werden genomen, omdat ze vooral als ambachtslieden, zoals mandenmakers, werden gezien. ‘Op de Japanse kunstsalons werd hun werk niet getoond. Daar waren ze natuurlijk niet tevreden over, want ze wilden als échte kunstenaars worden beschouwd, net als de schilders. En daarom begonnen ze zichzelf te vernieuwen.’ Dat had blijkbaar resultaat, want vanaf 1927 mochten ze weer aan de kunstsalons deelnemen.

Maar dat was niet het enige, vult gastconservator Jan Dees aan, wiens collectie Japans lak het hart van de tentoonstelling vormt. ‘Wat ook een rol speelde, was dat er in die tijd nieuwe pigmenten werden uitgevonden, waardoor ze de natuur op een realistischer manier konden afbeelden. Er kwamen prachtige kleuren blauw en geel op de markt, waardoor een zonnebloem er ook als een zonnebloem uitzag.”

De blinde prins luistert naar het ‘ruisen van de grassen’, afbeelding op de schrijfdoos ‘Het geluid der dingen’ uit 1909. Toegeschreven aan Tojima Kofu. Bruikleen Jan Dees en René van der Star. Via Rijksmuseum Amsterdam.

Het geluid der dingen

In de podcast, die hier te beluisteren is, kun je natuurlijk niet alle zeventig kunstwerken van de tentoonstelling bespreken. Vandaar dat de kunstexperts zich op één object concentreren: een schrijfdoos die de Japanse keizer Musuhito in 1912 naliet aan één van zijn concubines.

Op het deksel van die schrijfdoos zie je een blinde prins aan het hof van Kyoto, die in ongenade is gevallen, uit de stad wordt verbannen en zich vervolgens in de bergen terugtrekt. Het gaat hier om een legende, die zich in de tiende eeuw afspeelt.

Het is een mooie herfstnacht en de prins speelt op zijn luit. Dan houdt hij  even op met spelen, om naar ‘het ruisen van de grassen’ te luisteren. ‘Waar hij naar luistert, zie je pas als je de doos opent,’ vertelt Jan Dees. ‘Dan zie je bloeiende herfstbrem, die niet overeind staat, maar platgeslagen is, omdat er net een enorme plensbui voorbij is getrokken.’ Dees vermoedt dat de prins niet alleen het geritsel van de wind in de struiken, maar ook druppelend regenwater en het sjirpen van de krekels zal hebben gehoord. En daarmee is meteen de titel van de schrijfdoos verklaard: ‘Het geluid der dingen.’

In een ter gelegenheid van de tentoonstelling uitgegeven boek, dat haarscherpe afbeeldingen van de lakdozen bevat, die Dees in de loop der tijd heeft verzameld (voor zijn eerste lakdoos, een medicijndoosje, moest hij een lening afsluiten, want als arts in opleiding kon hij dat niet betalen), vertelt de lakexpert dat de Japanse keizer al eerder een schrijfdoos had gekregen met afbeeldingen van de blinde prins Semimaru. Hij had blijkbaar iets met het thema eenzaamheid, want hij liet maar liefst honderdduizend gedichten na, waarin het gevoel van ‘eenzaamheid in zijn hoge ambt’ een terugkerend thema was.

De schrijfdoos was, hoe mooi ook versierd, een gebruiksvoorwerp. In de doos bevindt zich dan ook een inktsteen en een waterdruppelaar, waarmee inkt kon worden gemaakt. Foto: Rijksmuseum/Olivier Middendorp.

Uitgebreide verzameling

En dat terwijl hij nota bene beschikte over een heuse harem, want bij testament liet hij de schrijfdoos aan één van zijn concubines na. Haar familie verkocht de schrijfdoos aan een kunsthandelaar en via een Haagse kunsthandelaar belandde die uiteindelijk in de collectie van Jan Dees.

Dees bewaart zijn lakdozen in houten bewaardozen, waarbij de doos zelf in doeken is verpakt. Af en toe pakt hij ze voorzichtig uit om ervan te genieten. Het aardige van de zomertentoonstelling is dat wij er nu ook even van kunnen genieten.

De schrijfdoos is weliswaar prachtig versierd, maar het was uiteraard ook een gebruiksvoorwerp. De doos bevat namelijk een blokje speciale inktsteen en een waterdruppelaar. Door water over de inktsteen te druppelen, kon je inkt maken, waar je vervolgens je penseel in doopte.

Het is één van de zeventig lakdozen waar je ‘met aandacht en rust’ naar moet kijken, vindt Rijksmuseumdirecteur Taco Dibbits. Zijn conservator Menno Fitski is het daarmee eens: ‘Je moet het even op je laten in werken. En je laten verrassen door de kleurenrijkdom. De lakdozen zijn gemaakt in een tijd dat de art deco op kwam. De moderniteit spat er dus vanaf; dat is héél spannend om te zien.’

Accessoire-doos ‘De Anna Paulowna-boom’, circa 1930-1940. Gemaakt door Adachi Kiho. Bruikleen Jan Dees & René van der Star. Via Rijksmuseum, Amsterdam.

De tentoonstelling Modern Japans Lak is gemaakt in samenwerking met het Museum für Lackkunst in Münster en omvat gelakte dozen uit de periode 1890-1950. De expositie is tot en met 4 september 2022 in de Philipsvleugel van het Rijksmuseum te zien.

Tekst: Arnoud van Soest

Voor dit artikel is onder andere gebruik gemaakt van het boek ‘Imitation and inspiration, Japanese Influence on Dutch Art’ en ‘De gedroomde wereld, beginselen van de Japanse lakkunst’ door Jan Dees.

Publicatiedatum: 04/08/2022

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.