
Op 25 november 2018 vierde het stadsdeel Zuidoost het vijftigjarig bestaan van de Bijlmer als buurt. Het gebied is natuurlijk veel ouder: het Bijlmermeer werd in 1626 voor het eerst drooggelegd. Langs de rand van de polder kwamen aan de Ringsloot boerderijen te staan. Enkele werden door hun Amsterdamse eigenaren uitgebreid tot ‘buitenplaatsen’ met flinke tuinen, om de zomer door te brengen.
In een van de boerderijen aan de Ringsloot bij de uiterste zuidoosthoek van de Bijlmerpolder was herberg De Hulk gevestigd. Het etablissement stond “voor ofte over de Gaasp”, tegenover de plek waar nu het Tulip Inn Riverside staat en het verkeer hoog boven het water over de A9 raast. Er lag hier een brug over de Ringsloot, die begin negentiende eeuw nog Hulkenbrug heette. In 1639 waren de herberg en de naastliggende boerderij Gaasperdam eigendom van de Amsterdamse koopman Pieter Gerritsz Hooft. Hij had er een fraaie siertuin en een grote moestuin bij aangelegd.

Detail van een kaart van de Gaasp met de Gaasperdam en de ‘Hulksbrug’. Vervaardiger anoniem, 1800 t/m 1850. Stadsarchief Amsterdam / Afbeeldingsbestand PT00200002000001.
Liederlijk
Op 16 juli 1640 verscheen ene Sywert Jacobs op verzoek van de ‘harbergsche’ (herbergierster) Janneken Hendrichs op het kantoor van notaris Jacob Westfrisius in Amsterdam om een verklaring af te leggen over een gevalletje openbare dronkenschap ruim een jaar eerder in herberg De Hulk. Jacobs liet een kort maar gedetailleerd verhaal vastleggen over een zekere Pieter Bruijnen, ook wel ‘Joncker’ genoemd, die in de buurt van de herberg.
Op de bewuste zomeravond was Bruijnen “gehiel beschoncken”, zozeer dat hij “tegenover het speulhuijsgien van Pieter Hooft sijn broeck affgestreecken en sijn behoeff gedaen” had. Met ‘speelhuisje’ kan een theekoepeltje of een pergola op de dijk aan de waterkant zijn bedoeld. Het werd nog ernstiger. De dronkenman plukte vervolgens “een bussien [bosje] gras, daer met hij hem veeghde, en daernae daer aan ruijckende, goijde t selve nae des voorszegde Pieter Hooft den Huijsvrouwe, die in ’t Landt was, seggende daerbij ‘Siet daer, dat geef ik u’.” Hooft en zijn echtgenote zullen in Amsterdam en op het ruwe platteland best wel wat liederlijk gedrag gewend zijn geweest, maar dit was op zijn zachtst gezegd buitengewoon onbehoorlijk.
Pieter Gerritsz Hooft (1597-1656) was een uiterst respectabele Amsterdammer. Diaken bij de doopsgezinde kerk “bij den Toren” op het Singel, regent van het Aalmoezeniersweeshuis en het Sint Jorishof, kerkmeester van de Waalse Kerk en eigenaar van een huis op de Herengracht. Hij was getrouwd met Weyntje Schouten, de dochter van de rijke brouwer en koopman Laurens Cornelisz Schouten, die tot de elite van Weesp behoorde; haar oom Lambert zat er in de vroedschap. Geen mensen om zomaar met je dronken kop een bosje gras met poep naar te gooien.

Herberginterieur in de zeventiende eeuw. Vervaardiger: Jan Steen, 1660 – 1679. Collectie Rijksmuseum, objectnummer SK-A-3347.
Broek
Het verhaal is daarmee nog niet afgelopen. De notaris noteerde een opmerkelijke wending. Pieter Bruijnen kon volgens de getuige Sywert Jacobs nauwelijks op zijn benen staan en was niet in staat zijn broek op te hijsen. Hij probeerde het wel, maar telkens vielen zijn kleren weer op de grond. Al struikelend in “de vuiligheijd” vroeg hij de hulp van Jacobs, in ruil voor twee biertjes. Die stemde toe. Tijdens het ophijsen en vastbinden van de kleding merkte Jacobs dat de man niet alleen drie broeken aanhad, maar ook dat die broeken gevuld waren met zakken vol geld. Even later probeerde de dronkaard in de herberg de kroeggangers te imponeren: “Gelijck hij daernae, in [de herberg] komende, het gout met handenvol uijt sijn sack haelde en verthoonde” en opschepperig tegen het aanwezige volk zei: “Siet daer, boere jongens, kont gij mij dat wel nae doen?
Waarom Sywert Jacobs het hele verhaal een jaar later bij de notaris in Amsterdam formeel op papier liet zetten, op verzoek van de herbergierster, blijft onduidelijk. Was Pieter Bruijnen later beroofd door de ‘boere jongens’, en had Jacobs daar de schuld van gekregen? Had Bruijnen zijn rekening niet betaald? Had de herbergierster problemen gekregen met haar huisbaas, de familie Hooft? De archieven geven er vooralsnog geen uitsluitsel over.

Herberg De Hulk in de negentiende eeuw. Vervaardiger: J. Andriessen, 1790. Utrechts Archief, Catalogusnummer 200332.
Droogmalen
Twee jaar later raakte Pieter Gerritsz Hooft in de schulden. Hij moest zijn huis aan de Herengracht verkopen. Met Weyntje keerde hij terug naar Weesp. De buitenplaats en de herberg bleven echter nog lang in de familie. Honderd jaar na het incident was Daniel Hooft (1721-1782) de eigenaar, en bijgevolg hoofdingeland en dijkgraaf van de hele Bijlmermeer.
Dat was toen overigens weer een meer: de Bijlmer was als polder bepaald geen groot succes. Drie keer (in 1631, 1636 en 1656) liep hij weer gedeeltelijk onder en in het Rampjaar 1672 werd hij om defensieve redenen geheel onder water gezet. In 1678 werd de polder door tien zware achtkanten en zevenentwintig kleinere molens weer drooggemalen, maar in april 1702 stond alles weer onder water, toen de dijk over een lengte van 36 roeden was weggeslagen door het geweld van een noordwesterstorm. De ingelanden zagen er geen brood meer in de polder voor de zoveelste keer droog te malen. De Bijlmermeer werd verlaten.
De dijk waarover het Weesper Zandpad liep, een belangrijke verbinding, werd wel hersteld. En met modder uit de Amsterdamse grachten werd aan de binnenkant een strook land gewonnen: vruchtbare grond om groenten te telen voor de markt in Amsterdam. Ook bij de hofstede Gaasperdam lag zo’n groentetuin.
Dijkgraaf Daniel Hooft spande zich rond 1750 in voor een nieuwe drooglegging. Hij liet in 1751 zelfs een kelkglas versieren met het wapen van de polder en de tekst “’t Welvaaren van de Bylmermeer”. Hij maakte die niet mee: pas in 1825 was het zover.

Op de achterzijde staat “de Herberg aan de Gaasp” en “gezicht [ … ] op de stad Muyden”. Aan de Gaasper Trekvaart, ten noorden van Abcoude, bevond zich de herberg Gaasperzicht. Mogelijk is deze hier afgebeeld. Vervaardiger: J. Andriessen, 1790. Utrechts Archief / Catalogusnummer 200333.
Veiling
Herberg De Hulk bleef eeuwenlang in functie. In 1790 wandelde de kunstenaar Jurriaan Andriessen erlangs en tekende een sfeervol gezichtje op de “Herberg aan de Gaasp”, die dan Gaasperzicht heet. De schrijver Lieve van Ollefen (1749-1816) noteerde in zijn De Nederlandsche stad- en dorp-beschrijver(1795) dat er rond het Bijlmermeer geen herbergen “van eenig aanbelang” te vinden waren, behalve dan die “aangenaame herberg, Gaasperzicht, aan het eind van de Bijlemer, of begin van de Gaasp”.
Daniel Hooft werd als dijkgraaf en baljuw opgevolgd door zijn zoon, Daniël jr, die beide boerderijen verkocht. In 1802 kwam de “zeer plaisante en extra welgesitueerde HOFSTEEDE, genaamd GAASPERDAM” in Amsterdam op de veiling, met “Heeren Huizinge, Koetshuis en Paardenstallinge; Thuinmanswooning en annexe Stallinge voor Hoorn-Vee; Hooiberg, Lootsen en verdere Getimmertens; Boomgaarden, Bosschen, Laanen, Moes- en Broeituinen”. Bij de koop hoorde ook een apart verhuurde boerderij met “Huismanswooning”, twee kavels land van bij elkaar 40 morgen “gedeeltelyk Riet, doch grootendeels onder water, geleegen in de Bylmermeer” en nog “een Bank in de Kerk te Weesp” – misschien een oude erfenis van de familie van Weyntje Schouten. De tweede boerderij werd aangeboden als: “Een Herberg, te voren genaamd ‘de Hulk’, thans ‘Gaasperzicht’, met ‘Huizinge, Stallinge en verdere Getimmertens’ en nog ‘13 morgen Hooy- en Weyland’.”
Gaasperdam en Gaasperzicht veranderden daarna in de negentiende eeuw herhaaldelijk van uitbater en eigenaar. Gaasperzicht heette dan steevast “Boerenhofstede met Koffiehuis”. Op de topografische kaart van 1925 staat in dit hoekje van de polder nog altijd een herberg Gaasperzicht vermeld. Op een enkele uitzondering na zijn alle historische boerderijen en buitenplaatsen in de Bijlmer bij de aanleg van de nieuwe woonwijk gesloopt.
Alle Amsterdamse Akten
Notaris Jacob Westfrisius hield kantoor in de Kerkstraat. Hij had een veel uitgebreider takenpakket dan zijn collega’s van nu. Zijn akten besloegen de hele lappendeken van het zeventiende-eeuwse Amsterdam. In het project ‘Alle Amsterdamse Akten’ worden deze notarisarchieven met behulp van honderden vrijwilligers toegankelijk gemaakt. Thuis vanachter de computer of op woensdagmiddag in het informatiecentrum van het Stadsarchief Amsterdam.
Auteur: Mark Ponte
Dit verhaal is eerder verschenen op de website van Ons Amsterdam, lees hier meer over Alle Amsterdamse Akten.
Publicatiedatum: 10/03/2025
Vul deze informatie aan of geef een reactie.