Monument
Die saaie man is de Commissaris van de Koningin, mr. F.J. Kranenburg. Franks vader keek al weken naar zijn komst uit. Het is erg zeldzaam dat zo’n belangrijk persoon in Scharwoude komt, dus hij wilde het voor geen goud missen. Geconcentreerd luistert hij naar Kranenburg. Hierdoor heeft hij niet in de gaten dat Frank een nieuwe ontdekking heeft gedaan.
Toen er een sterke windvlaag over de dijk waaide kwam de vlag zo ver omhoog dat Frank de plaquette stiekem al kon lezen: ‘Hier brak, op 5 november 1675, de waterwolf voor het laatst door de Westfriesche Omringdijk’. Hij snapt niets van de tekst; leefden hier zulke gevaarlijke dieren dan? Terwijl Frank diep aan het nadenken is staat Kranenburg klaar om het monument te onthullen.
Hij hijst de vlag van het Historisch Genootschap Oud West-Friesland omhoog waardoor het monument in zijn geheel is te zien. Hierdoor is het voor Frank meteen duidelijk dat ze met waterwolf niet een eng beest bedoelen, maar het dreigende water achter de dijk! Hij kijkt naar het water en werpt zijn blik vervolgens over de uitgestrekte weilanden aan de andere kant. Hij kan niet geloven dat 400 jaar geleden hier alles onder water stond. Opeens voelt hij zich niet meer zo veilig. Scharwoude ligt naast die dijk! Het kan zo weer gebeuren.
De Westfriese Omringdijk
Na de plechtigheid lopen Frank en zijn vader over de dijk terug naar huis. Zijn vader merkt op dat hij nogal afwezig is en vraagt naar de oorzaak ervan. Frank legt al lopende uit dat hij opeens heel bang is geworden om aan die dijk te wonen. Er komt een glimlach op vaders gezicht. De dag is nog jong en hij ziet een mooie gelegenheid om op deze eerste november van 1975 met zijn zoon over een deel van de Westfriese Omringdijk te rijden.
Na het middageten stappen ze in de auto en rijden naar het monument dat een uur geleden onthuld is. Vanaf het monument kunnen ze Scharwoude mooi aan het water zien liggen. Maar daar heeft het niet altijd gelegen. Volgens vader lag het dorp rond 1300 een paar tientallen meters meer naar het oosten. Door een zware storm en een dijkdoorbraak in 1375 kwam het dorp met kerk en al in de Zuiderzee te liggen. Het is toen verder landinwaarts opnieuw opgebouwd en de dijk werd westelijker aangelegd. Men had toegegeven aan het water.
Geen eb en vloed meer
Dit verhaal stelt Frank alleen maar minder gerust. Zijn vader merkt dat en legt dus maar snel uit dat sinds de Afsluitdijk is aangelegd en de Zuiderzee IJsselmeer is geworden, het dorp geen gevaar meer loopt. Het IJsselmeer is niet meer onderhevig aan eb en vloed waardoor het water zich veel rustiger houdt. Frank werpt een blik op het water, ja dat ligt er ondanks de harde wind toch wel rustig bij. Het komt nog lang niet over de hoge dijk heen. Opgelucht loopt hij terug naar de auto en rijden ze richting Schardam. Voor Schardam houden ze rechts aan en rijden over Oudendijk tot ze op de Slimdijk komen. Frank vindt het maar raar, zo’n dijk midden in het land. Hier is helemaal geen zee of water waartegen de bevolking moet worden beschermd!
Vader zet de auto in de berm en wijst Frank op een dijk die vijftig meter verderop ligt en parallel loopt met de Slimdijk. “Die dijk daar”, begint vader, “dat is de Beemsterdijk. De Beemster was vroeger een binnenzee dat door menselijke dijkenbouw een meer is geworden. Net als de Zuiderzee kon ook de Beemster af en toe een gevaar zijn voor de bewoners. Een paar keer heeft de Beemster zo huisgehouden dat het stukken land heeft opgeslokt. De dijk waarop we staan heeft dus niet altijd op deze plek gestaan. Het heeft honderd meter meer naar het westen gelegen, maar ook een paar meter naar het oosten. De Slimdijk zoals dat er nu bij ligt, ligt er pas vanaf 1612 toen de Beemster werd ingepolderd. Het verloor zijn functie als waterkering en bleef hierdoor onveranderd in het landschap staan.” Frank bedenkt dat alle problemen dus voorbij waren toen de meren rondom de dijk ingepolderd werden. Zijn vader moet lachen. “Van het water hadden ze inderdaad geen last meer, maar de dijk zelf zorgde ook wel eens voor problemen.” Hij kan een leuk voorbeeld geven, dus rijden ze de Slimdijk af richting Avenhorn.
Sluis
Frank kijkt verbaasd, zodra ze Avenhorn binnenrijden is hij de dijk kwijt. Er staan veel huizen aan beide kanten van de weg en af en toe ziet hij een zijstraatje. Ze parkeren de auto aan het kleine haventje en kijken uit over een ruime sloot. Vijftig meter verderop ligt nog de Beemsterdijk, maar die loopt steeds verder van hen af. Vader wijst naar een bord in het water: ‘Pas op, obstakel overhaal.’ Frank ziet niets, maar dat kan kloppen volgens vader. Nog niet zo lang geleden heeft hier een overhaal gestaan. Deze trok boten van het ene water, over de dijk, naar het andere water. Dit was nodig omdat boeren in de omgeving geen directe waterverbinding hadden met gebieden buiten de Westfriese Omringdijk. De dijk stond dus eigenlijk in de weg.
Als grote stad wilde Hoorn beter bereikbaar zijn voor gebieden buiten de dijk en dus maakte de stad in 1681 plannen om de overhaal te vervangen door een sluis. Een sluis zou minder tijd kosten dan een overhaal en gaf de mogelijkheid zwaarder beladen boten door te laten. De concurrentiepositie van Hoorn ten opzichte van Alkmaar zou hierdoor aanzienlijk verbeteren. Alkmaar zat niet te wachten op meer concurrentie en had er alle baat bij als de dijk een doorgaande vaarroute van en naar Hoorn bleef belemmeren. Alkmaar deed er dus alles aan om het verzoek tegen te houden. De ruzie tussen de steden is lang doorgegaan. Zelfs nog in 1807 vroeg Hoorn aan koning Lodewijk Napoleon toestemming om de sluis te plaatsen, maar ook toen is die sluis er niet gekomen. Ook op andere plekken langs de Westfriese Omringdijk werkte Alkmaar Hoorn tegen. Toen Hoorn rond 1625 plannen maakte om een vaart te maken naar Heerhugowaard, saboteerde Alkmaar deze plannen stiekem door met de bedijkers af te spreken dat er geen vaart naar Hoorn, maar naar Alkmaar gegraven zou worden.
Eén lange dijk
Frank is verbaasd over het verhaal; wat hebben steden die kilometers verderop liggen te zeggen over een sluis in Avenhorn en een vaart bij Heerhugowaard? Vader is blij dat Frank die vraag stelt en gebaart hem snel weer in de auto stappen. Hij wil Frank nog iets laten zien. In Avenhorn slaan ze linksaf de Walingsdijk op. Ze rijden langs een stenen paal waar bovenop een eenhoorn staat die een wapenschild vasthoudt. Het is een grenspaal die aangeeft tot waar de gerechtelijke invloedsfeer van Hoorn reikte. De grens was de Westfriese Omringdijk. Omdat Avenhorn en Heerhugowaard aan de dijk liggen die de grens vormt tussen de gebieden van Hoorn en Alkmaar, hadden beide steden hierover iets te zeggen. Een dijk was dus wel handig voor de Westfriezen om zich te verdedigen tegen het water, maar het gaf hen blijkbaar ook wel eens problemen met de buitenwereld.
Een hele tijd stoppen ze niet. Ze rijden langs Ursem en Oterleek richting Alkmaar. Onderweg vraagt Frank waarom vader het telkens heeft over de Westfriese Omringdijk terwijl de dijken waarop ze rijden allemaal andere namen hebben. “Héél lang geleden”, begint vader, “nog voor de middeleeuwen, waren de Westfriezen niet één volk. Wel deelden ze twee vijanden, het water en de graven van Holland. Tegen de laatste trokken ze nog wel eens gezamenlijk op, maar hun verzet tegen dat eerste, het water, regelden ze lokaal. Veel dorpen of gemeenschappen legden hun eigen dijken aan en ook het onderhoud deed men per dorp zelf. Maar na een aantal grote overstromingen kwamen ze er achter dat één dijkje niet werkte. Hoe goed het ene dorp zijn dijk ook onderhield, als ergens geen dijk is aangelegd kan daar het water doorkomen en raakt het hele dorp alsnog overstroomt. Samenwerking was dus van levensbelang. Alle korte dijken werden aan elkaar gekoppeld zodat er rond 1320 één lange dijk ontstond. Door de samenwerking werden de Westfriezen meer afhankelijk van elkaar. Ze hadden er allemaal profijt van als dat ene dorp verderop zijn deel van de dijk goed onderhield. Tevens zou de dijk duidelijk aangeven waar de grenzen van het Westfriese land zich bevonden. Zo kwam er iets meer regionaal bewustzijn.”
Hondsbossche Zeewering
Frank heeft inmiddels trek gekregen en wil wel weer naar huis. Voordat ze dat doen wil vader hem nog één ding laten zien. Ze rijden noordwaarts richting Schagen en stoppen op de Westfriesedijk nabij Krabbendam. Vader wijst naar het westen waar in de verte vaag een kaarsrechte dijk is te zien: de Hondsbossche Zeewering. “Die dijk”, zegt vader, “beschermde de bevolking buiten de Westfriesedijk tegen de Noordzee. Iedereen boven het Amsterdamse IJ moest van het waterschap voor het onderhoud ervan betalen. De Westfriezen dus ook. Maar zij woonden al achter hun eigen beschermende dijk. Sommige Westfriezen weigerden dan ook mee te betalen. In één geval is dit uitgelopen op een rechtszaak tussen een Westfries en het Hoogheemraadschap dat zestig jaar zou duren. De man is tijdens het proces overleden, waarna zijn kinderen het verder hebben gevoerd. Uiteindelijk is er nooit een uitspraak gekomen en hebben zowel de man als zijn kinderen nooit een cent aan het heemraadschap betaald”.
Vader legt uit dat hij met dit verhaal maar weer eens wil benadrukken dat er zich op verschillende manieren problemen konden voordoen omdat de Westfriezen hun eigen dijk hadden. Het was moeilijk om te bepalen wie wat betaalde voor de verdediging van het land en Westfriezen voelden blijkbaar niet de behoefte mee te doen in de bescherming van land buiten hun gebied. Frank voegt er aan toe dat hij had geleerd op school dat Nederland zo’n eenheid was geworden vanwege de gezamenlijke strijd tegen het water. Maar dat gold voor West-Friesland dus alleen op regionaal niveau; met de rest wilden ze blijkbaar zo min mogelijk te maken hebben. Vader knikt instemmend: “Ja, die Westfriezen hadden op een gegeven moment de bijzondere positie die zij hadden door hun eigen dijk wel door. En hun gevoel een eenheid te zijn werd alleen maar versterkt door het te moeten betalen voor het Hondsbosch en de tegenwerking bij de waterwerken door Alkmaar. Het was voor alle Westfriezen even nadelig natuurlijk.”
Terug naar Scharwoude
Franks hoofd tolt van alle nieuwe kennis die hij heeft opgedaan. Hij hoopt dat vader niets meer wil laten zien. Vader stelt hem gerust: “Nee hoor jongen, we gaan lekker naar huis.” Ze rijden binnendoor terug naar Scharwoude. Het is bijna etenstijd en als ze hun huis inlopen ruikt het al heerlijk naar de speklapjes die moeder aan het braden is. Over een kwartier is het eten klaar, dus Frank wil nog even naar het monument. In z’n eentje, om alle informatie even rustig te kunnen verwerken. Op de dijk aangekomen kijkt hij eerst richting Hoorn, de hoofdstad van West-Friesland, vervolgens naar zijn eigen dorp en ten slotte richting het westen, over de weilanden. Hij heeft nooit beseft hoe belangrijk deze dijk was. Niet alleen voor Scharwoude, maar voor heel West-Friesland. Hij heeft vandaag geleerd dat de dijk niet alleen een bijdrage heeft geleverd aan het bewoonbaar maken van het gebied, maar ook aan de eenheid en identiteit van de regio waarin hij woont. Daarom was het toch wel heel bijzonder dat de Commissaris van de Koningin het monument kwam onthullen. Een monument dat het succesverhaal van zijn gebied herdenkt: niet de Nederlanders hadden de strijd tegen het water gewonnen, maar de Westfriezen. En daar was hij groôsk op.
Auteur: Emmie Snijders
Publicatiedatum: 06/01/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.