Vliegdennen en Amerikaanse vogelkers
De schapen en runderen die grazen op de heide voorkomen dat de hei vol komt te staan met vliegdennen, Amerikaanse vogelkers en berken. De vliegdennen vragen heel wat van de bodem. Ze hebben veel vocht nodig en met hun laaghangende takken en brede kronen vangen ze veel licht. Hierdoor komt de zonminnende heide in de schaduw te staan en sterft ze af. De vliegden dankt zijn naam aan het gevleugelde zaadje dat wordt meegevoerd door de wind.
Heidehaantje
De grote schrik van iedere natuurbeheerder is het heidehaantje: een 5 cm grote kever die het vooral op struikheide heeft gemunt. Van tijd tot tijd rukt dit kevertje op. De larven van het heidehaantje vreten de blaadjes van de heide aan. De dikke vetbladachtige blaadjes raken hierdoor beschadigd waardoor de plant veel vocht verliest, bruin wordt en in het ergste geval afsterft.
In 2001 sloeg het gevreesde kevertje toe op de Westerheide. Twintig hectare heide werd gemaaid om daarmee de strijd tegen het heidehaantje te winnen. Regelmatig duikt de gevreesde kever weer op, maar gelukkig weet het Goois Natuurreservaat erger te voorkomen.
Natte en droge heide
Er zijn twee soorten heides: de natte en de droge heide. Beide heidesoorten komen op de Bussummer- en Westerheide voor. Op de natte heide groeit het pijpenstrootje met de dopheide. De plant behoort tot de grassoorten en wordt 40-120 cm hoog. Het pijpenstrootje bloeit van juli tot september, de aren bloeien blauwpaars. Het werd vroeger gebruikt om het rookkanaal te maken van de Goudse pijpen. Op schilderijen uit de zeventiende eeuw zien we vaak peinzende mannen rookwolkjes uit hun aardewerken pijpen blazen.
Op de droge heide groeit de struikheide en de bochtige smele. Je komt er korstmossen, waaronder rendiermos en bekertjesmos tegen. De geel bloeiende brem zie je in april op de Westerheide.
Boomleeuwerik
Wie goed kijkt en luistert, hoort de boomleeuwerik, graspieper en roodborsttapuit. De mannetjes bonte specht is te herkennen aan de rode vlek in zijn nek. Het vrouwtje heeft geen rood op de kop, de jonge bonte spechten dragen een rood petje.
Ook moet de wandelaar niet vreemd opkijken als hij reeën tegenkomt. Ze houden zich vaak op bij de bosranden en zijn dol op bramen, bessen, loten van struiken, grassen, eikels en jonge blaadjes. Ze zijn niet schuw en wie zich rustig houdt zal zeker beloond worden en reeën spotten.
Publicatiedatum: 19/05/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.