Zeebenen sinds geboorte
Claes Gerritszoon Compaen, ook wel Klaas Compaen, werd geboren in de roerige en gewelddadige tijd van de Nederlandse opstand in 1587. Zijn vaders was lid van de watergeuzenbende Dirck Duyvel en vocht als kapitein onder Diederik Sonoy voor het Alkmaars Ontzet in 1573. Hij was bovendien schipper op de Oostzee. Claes heeft het zeemansbestaan dus al met de paplepel meegekregen. Als kind monsterde hij al aan op een Enkhuizer zoutschip, waar andere schippers hem, door zijn grote postuur, aanzagen als volwaardig bemanningslid.
Het duurde niet lang voor Claes deze status echt verwierf en enkele jaren later op een vrachtschip uit Hoorn over de Middellandse Zee voer. Al voor zijn piraterij lapte een jongvolwassen Claes geregeld de regels aan zijn laars. Zo had de schipper uit Oostzaan zijn eigen handeltje ondanks dat het voor de bemanningsleden verboden was zelf goederen te verkopen. Eenmaal betrapt wist Claes onder een straf uit te komen en maakte het zelfs tot stuurman.
Hamburgse prijs
Gedurende de tijdelijke vrede van het Twaalfjarig Bestand tussen 1609 en 1621, stond Claes Compaen als koopman aan wal, maar het verlangen naar de zee bleef. Na het Bestand kocht hij een groot schip en vroeg een commissiebrief aan, die hem het recht gaf als kaapvaarder vijandelijke schepen lastig te vallen. Het duurde niet lang of Claes’ eerste succes was geboekt. Hij wist een Hamburgs schip met vervalste papieren te kapen. Trots stond de kersverse kaapvaarders klaar om zijn prijs van de Admiraliteit te ontvangen, toen hij een flinke teleurstelling te verwerken kreeg. De Admiraliteit stelde eerst de prijsafhandeling uit en bepaalde vervolgens dat het schip onterecht was veroverd en teruggegeven moest worden. Een woedende Claes kon nu zijn eveneens boze bemanningsleden geen buitgeld geven.
Rooftocht van Ierland tot Barbarije
Verbolgen over zijn verloren prijs, zon hij uit op wraak. Vol van wrok en nijd vroeg Claes een nieuwe kaperbrief aan, ging aan boord van zijn schip ‘de Walte’ en overtrad al rovend op zee, alle regels voor kaapvaarders. Afgedreven van het “juiste” pad, trotseerde niet langer de schipper, maar de zeerover, de woeste golven van Europese wateren tot aan de Cariben. Meer dan driehonderd schepen wist de beruchte zeeschuimer naar verluidt buit te maken. Zijn prijzen verkocht hij achtereenvolgens in Ierland, het Marokkaanse SalĂ© en de kust van Barbarije.
Terugkeer naar Oostzaan
Na een paar jaar kreeg Claes Compaen er genoeg van om al plunderend op zee te leven. Zijn wrok was er nog steeds, maar zijn wil om naar huis te gaan was groter. Rond 1626 schreef hij een brief aan de Staten-Generaal waarin hij uiteenzette hoe hij, gekwetst door de Admiraliteit, tot zeeroof was gekomen. Hij schreef dat hij weliswaar op wraak uit was, maar tevens de Nederlanden een grote dienst had bewezen door de Spanjaarden flinke schade toe te brengen op zee. Claes besloot zijn brief met het verzoek tot een pardon, waarop stadhouder Frederik Hendrik hem uiteindelijk vrij van rechtsvervolging stelde. In indrukwekkende oosterse kledij gehuld, keerde de schipper terug naar Oostzaan.
Aanvankelijk maakte de voormalige piraat veel indruk op zijn omgeving, maar er werd niet altijd even positief gereageerd. Zo werd hij in locale herbergen belachelijk gemaakt, zijn vrouw verliet hem en ook het opgebouwde vermogen van de jaren op zee, verdween. Oud werd de beruchte Claes Compaen wel. In 1660 stierf hij op 73-jarige leeftijd.
Goudkoorts: de schat van Compaen
Verloren vermogen? In 1930 meende een adellijke helderziende die zichzelf Madame Sylvia noemde, een in Zaandam begraven schat van de voormalige zeerover Claes Compaen aan te kunnen wijzen. Ze tipte de oude begraafplaats, nu het Plantsoen van het verzet (tussen de A. de Savornin Lohmanstraat en de K. Kanstraat) en het schatgraven kon beginnen. Het gemeentebestuur van Zaanstad verleende een concessie aan de Duitse Hans Langhirt om naar de vermeende schat te graven, maar tevergeefs.
Hier stopte het echter niet. Nog tot in 1932 probeerden allerlei gelukszoekers de gemeente te helpen. De schat van Compaen hield de plaatselijke en landelijke pers in zijn greep. Met uitzondering van het gemeentebestuur en de schatgravers zelf werd er echter niet bepaald serieus en vooral lacherig over het begraven fortuin gedaan. Uiteindelijk nam de goudkoorts af. Wel werd er een kleine kist opgegraven met enkele restjes zilver en goud. Maar die was als grap neergelegd.
Auteur: Liza Koppenrade
Bron:
J. E. Korteweg, Kaperbloed en koopmansgeest: “legale zeeroof” door de eeuwen heen (Amsterdam 2006), 106-108.
Publicatiedatum: 27/07/2016
Vul deze informatie aan of geef een reactie.