Het distributiestelsel
“Brood op de bon. De hele dag heb ik in de winkel uit staan leggen hoe ze het moesten doen”, schreef de Haarlemse bakkersdochter Jo van der Vooren op 1 juni 1940 in haar dagboek. De mensen moesten nog wennen aan het distributiestelsel. Tijdens de oorlog betekende de uitdrukking ‘op de bon’ heel iets anders dan nu. Nu denken we dan bijvoorbeeld aan zo’n akelig stukje papier onder de ruitenwisser. Maar in de bezettingstijd, en nog jaren daarna, was iets ‘op de bon’ als het onder de distributiebepalingen viel.
De oorlog maakte vele goederen schaars, na verloop van tijd ontstonden zelfs tekorten. Om die schaarste min of meer rechtvaardig te verdelen, kregen de burgers bonnen. Alleen op vertoon daarvan kon iets gekocht worden. In juni 1940 ging niet alleen brood op de bon maar ook koffie en thee. Steeds meer artikelen volgden, zo kon je zonder bon bijvoorbeeld na november 1943 ook al geen scheermesjes meer krijgen. Tegen die tijd hadden de klanten het bonsysteem allang onder de knie.
Voedselvoorziening in oorlogstijd
De indruk bestaat bij velen dat Nederland totaal onvoorbereid in mei 1940 in de oorlog verzeild raakte. Die indruk is niet helemaal terecht en voor zover het de voedselvoorziening betrof helemaal niet. Al op 1 april 1937 was het Rijksbureau voor de Voorbereiding van de Voedselvoorziening in Oorlogstijd ingesteld met aan het hoofd ir. S.L. Louwes. Louwes had tijdens de Eerste Wereldoorlog als landbouwconsulent ervaring opgedaan met voedseldistributie. Die ervaringen waren verre van gunstig, onder andere de prijzen bleken niet in de hand te houden. Met die ervaringen werd nu rekening gehouden.
Het probleem van de voedseldistributie moest van twee kanten worden aangepakt, de productie en de consumptie. De bedoeling was om Nederland in oorlogstijd zoveel mogelijk zelfvoorzienend te maken. Dat hield in de praktijk in dat er bijvoorbeeld meer akkers met graan en aardappels moesten worden bebouwd en dat daar zelfs grasland aan werd opgeofferd. In de consumptie voorzag het stelsel met bonkaarten. Toen de bezetting begon was in principe alles al bedacht en er was zelfs al mee geëxperimenteerd. De bonkaarten lagen klaar en de pakhuizen waren in de voorgaande jaren goed gevuld door extra inkopen.
Naar de Vleeshal
Op 2 september 1939, vijf dagen na het begin van de mobilisatie en zeven maanden voor het begin van de bezetting, moesten de Haarlemmers naar door de gemeente aangewezen adressen om hun zogenaamde ‘distributiestamkaart’ in ontvangst te nemen. Met die stamkaart konden ze vervolgens bonnen krijgen. Welke bonnen voor welke artikelen nodig waren, en waar en wanneer die artikelen te koop waren, stond te lezen in de plaatselijke kranten.
De bonnen konden aanvankelijk op vertoon van de stamkaart worden opgehaald op het adres Zijlstraat 70 (waar nu ABN-AMRO een kantoor heeft), hoofdvestiging van de gemeentelijke distributiedienst. Toen steeds meer artikelen op de bon gingen, werd het daar zo druk dat er enorme rijen buiten het gebouw ontstonden. Het openen van andere adressen in de stad bleek al snel te gevaarlijk, de noodzakelijke bontransporten konden overvallen worden. Daarom werd in juli 1942 de Vleeshal het centrale uitreiklokaal in de stad.
Wanneer gingen welke goederen op de bon
Juni 1940
Brood, bloem, koffie, thee, textiel, schoenen
Juli 1940
Grutterswaren, boter, margarine, spijsvetten
Augustus 1940
Zeep
September 1940
Vlees en vleeswaren
Oktober 1940
Kaas
November 1940
Eieren, koek, gebak, aardewerk, glazen voorwerpen, elektrische artikelen
Januari 1941
Lucifers
April 1941
Melk en aardappelen
Juli 1941
Jam en puree
November 1941
Cacao en cacaoproducten
Mei 1942
Tabaksproducten en versnaperingen
September 1942
Taptemelk
December 1942
Appelen en zuidvruchten
Mei 1943
Alle surrogaten
Augustus 1943
Groenten en fruit
September 1943
Alle huishoudelijke gebruiksvoorwerpen
Juli 1944
Alle soorten vis
Handel in bonnen
Het distributiesysteem kende talrijke uitzonderingen. Zwangere vrouwen of mannen met zwaar werk kregen bijvoorbeeld extra voedselbonnen. Mensen met een grote tuin of met familieleden op het platteland hadden vaak andere manieren om aan hun noodzakelijke voedsel te komen. Die mensen konden met hun bonnen, die slechts in een bepaalde periode geldig waren, gaan handelen. Ze konden hun overblijvende voedselbonnen inruilen voor andere, bijvoorbeeld bonnen om schoenen of schrijfwaren aan te schaffen. Verkopen kon natuurlijk ook. Voor mensen met voldoende geld was er altijd nog de zogenaamde ‘zwarte markt’.
Een Haarlemse scholiere uit de betere kringen meldde op 1 mei 1943 doodleuk in haar dagboek: “Moe heeft van Oom Piet een pond boter en ’n stuk spek gekocht (…). Het kost over de honderd gulden, ongeveer ƒ 20.- per pond, de boter ook”. Arme mensen waren echter aangewezen op de Centrale Keuken, oftewel de ‘gaarkeuken’. De centrale keuken bevond zich in het slachthuis. Sinds 15 januari 1941 werd daar eten gekookt. Daar en op andere uitreikpunten in de stad kon tegen inlevering van een bon voor 22 cent per liter – voor de armsten 10 cent – een maaltijd worden gekocht.
Diefstal en vervalsing
Onderduikers woonden niet op het adres waaronder ze in de bevolkingsadministratie voorkwamen. Zij konden daardoor geen bonnen krijgen en waren aangewezen op hulp van het verzet. Het verzet bracht vervalsingen in omloop, maar pleegde ook overvallen op de distributiekantoren. Bij een spectaculaire overval op het distributiekantoor van Groningen werden 300.000 vellen met bonnen buitgemaakt die vervolgens over het gehele land verspreid werden. In Haarlem is op 23 juni 1944 ook een overval gepleegd op het distributiekantoor aan de Zijlstraat. Die overval is helemaal misgelopen, ondanks de medewerking van een kassier van de distributiedienst, J.J. Barthel. Hij zorgde ervoor dat de overvallers een sleutel kregen en zou zich op de dag van de overval in de kluis laten insluiten om de bonkaarten alvast in zakken in te pakken. Toen de overvallers even na zessen in het gebouw binnendrongen, bleken daar schoonmaaksters aan het werk te zijn. Die slaagden erin de politie te waarschuwen. Met slechts een kleine buit maakten de overvallers zich uit de voeten. Toch is één van hen, Jan Wildschut, gepakt.
Tweede distributiestamkaart
In februari 1944 werd een nieuwe distributiestamkaart uitgereikt. Die was alleen te verkrijgen voor personen die zich met een geldig persoonsbewijs meldden. Voor onderduikers was dit onmogelijk en deze Duitse maatregel was ook bedoeld om hen ‘uit te roken’. De grote onrust die daarover bij ondergedoken Nederlanders ontstond, bleek uiteindelijk onterecht. Louwes, die gedurende de gehele oorlog de nationale leiding hield bij de distributie, wist het voor elkaar te krijgen dat het Duitse plan om de uitreiking van de stamkaart te laten controleren door medewerkers van de Sicherheitsdienst, ongedaan werd gemaakt. Hierdoor kwam de poort wagenwijd open te staan om door samenwerking tussen ‘goede’ ambtenaren van de distributiedienst en het verzet deze maatregel te saboteren. In Haarlem lukte het 250 blanco stamkaarten apart te houden die voor onderduikers gebruikt konden worden. Bovendien werd de tweede distributiestamkaart door allerlei vertragingen pas in juni 1944 verplicht gesteld. Tegen die tijd moesten de Duitsers hun hoofd houden bij het voor hen ongunstige verloop van de oorlog. Aan controle op de stamkaarten kwamen ze niet meer toe.
Hongerwinter
Ondanks allerlei gebreken heeft het distributiestelsel tot aan het begin van de Hongerwinter in september 1944 redelijk gefunctioneerd. Tot die septembermaand werden de goederen steeds schaarser, maar waren met enige creativiteit voor de meeste burgers, zij het lang niet altijd in voldoende mate, nog wel te pakken te krijgen. Maar tegen de schaarste van de Hongerwinter was geen stelsel opgewassen.
Bronnen
A.H. Paape (inl.) en T.M. Sjenitzer-van Leening (selectie), Dagboekfragmenten 1940-1945 (Utrecht, Antwerpen, 4e druk 1985).
* Ronald Frisart (red.), Kennemerland hongert naar zijn bevrijding (Haarlem 1985).
* Guus Hartendorf, Politieverzet in Haarlem tijdens de Tweede Wereldoorlog (Haarlem, 2e druk 1995).
* G.M. Nieuwenhuis, Vijf jaren oorlog over Haarlem (Haarlem 1947).
Gerard Trienekens, Voedsel en honger in oorlogstijd 1940-1945. Misleiding, mythe en werkelijkheid (Utrecht, Antwerpen 1995).
* Ter inzage in de bibliotheek van het Noord-Hollands Archief
Publicatiedatum: 06/01/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.