Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Amsterdam in de middeleeuwen

Wie in 1250 vanaf het IJ, waar tegenwoordig het Centraal Station ligt, het Damrak opvoer, zag aan beide zijden een breed oeverland dat tot aan de voet van de dijken liep. Dijken die we nu kennen als Nieuwendijk en Warmoesstraat. Achter die dijken lagen houten huizen met rieten daken, waar rook uit kringelde. Een bakstenen haard verspreidde warmte en je kon er op koken.

In 1275 telde de nederzetting 200 huizen en duizend inwoners. Zij legden een dam in de rivier, tussen Dam en Paleisstraat, die de bewonerslinten met elkaar verbond. Aan die dam dankt Amsterdam zijn naam, want in het tolprivilege, dat het officiële begin van de stad markeert, wordt gesproken van ‘mensen die wonen bij de dam in de Amstel.’

De eerste bewoners woonden in een zompig veengebied en bouwden hun huizen op dijken en terpen. Op plekken waar de grond minder stevig was werden de huizen met stammetjes van een paar meter onderheid. Pas vanaf de vroege zestiende eeuw gingen er heipalen van twaalf meter de grond in, tot ze uiteindelijk de zandlaag bereikten.

Reconstructie van hoe Amsterdam er in 1275 uit moet hebben gezien. Je ziet de bewonerslinten aan weerskanten van de Amstel, die door een dam met elkaar worden verbonden. De reconstructie is gemaakt door Mikko Kriek van BCL Archeological Support, die daarbij samenwerkte met archeologen van de afdeling Monumenten en Archeologie van de Gemeente Amsterdam. Foto via Stadsarchief Amsterdam.

De oudste Amsterdammer

Blikvanger van de tentoonstelling, die Stadsarchief Amsterdam aan de beginjaren van de hoofdstad heeft gewijd, is de reconstructie van een man, die tussen 1150 en 1215 moet hebben geleefd. Zijn schedel en botten werden in 1963 in een boomstamkist onder de vloer van de Oude Kerk gevonden.

De schedel van de onbekende Amsterdammer is helaas kwijtgeraakt. Die is naar een laboratorium gestuurd, mogelijk verkeerd gelabeld en nu dus foetsie. Gelukkig is de schedel wel van alle kanten gefotografeerd en zo kon een skeletdeskundige van de Universiteit van Amsterdam, Maja d’Hollosy, een reconstructie maken. Dat leverde een vrolijke krullenkop op van een man die vermoedelijk niet ouder dan 25 jaar is geworden.

Uit botonderzoek blijkt dat hij waarschijnlijk aan een longontsteking is bezweken en tegen de pijn wilgenbast heeft gebruikt. Daar zit een stofje in dat je tegenwoordig nog steeds in aspirine aantreft. Sommige stoffen doen blijkbaar al eeuwenlang goed werk.

Maja d’Hollosy maakte deze gezichtsconstructie van een man die rond 1200 onder de Oude Kerk werd begraven. Foto via Stadsarchief Amsterdam.

Houten huizen

In middeleeuwse Amsterdam woonden de mensen in kleine houten huizen en werkten ze met open vuur, dus brand lag altijd op de loer. Vandaar dat de rieten daken met klei moesten worden ingesmeerd. Verder moesten de bewoners behalve een brandemmer en een brandladder over een brandhaak beschikken, waarmee een brandend huis omver kon worden getrokken.

Band brand

De regels die het stadsbestuur uitvaardigde(keuren) waren behoorlijk gedetailleerd. Zo moest je ‘brand’ roepen als de boel in de hens vloog en kon je een boete krijgen als je geen emmer of ketel had meegenomen om het vuur te helpen blussen. Een beetje van de vlammen genieten was er dus niet bij.

Al die brandvoorschriften konden overigens niet verhinderen dat een groot deel van de stad zowel in april 1421 als in mei 1452 in vlammen op ging. Bij die laatste brand lag zelfs driekwart van de stad in de as. De stad werd snel herbouwd met huizen van hout, maar om het brandgevaar te beperken moesten de zijwanden van steen zijn en de daken met tegels worden bekleed. Pas in 1521 gebood keizer Karel V dat huizen met zijwanden van hout moesten worden gesloopt. De oudste huizen in Amsterdam, zoals het Houten Huys op het Begijnhof, stammen dan ook uit die tijd.

Het Houten Huys, Begijnhof 34 te Amsterdam. Vervaardiger:

Het vagevuur

Middeleeuwers waren nogal religieus. Ze schonken veel geld aan gasthuizen en andere zorginstellingen, of ze lieten anderen voor zich bidden, in de hoop dat ze zo sneller naar de hemel konden. Zo stapte Aechte Walichsdochter op 30 april 1473 naar het gerecht om de laatste wens van haar overleden dochter vast te laten leggen. Die wilde graag dat er ‘tot in de eeuwigheid’ drie missen in de Oude Kerk zouden worden opgedragen om haar ziel te redden uit het vagevuur. De Oude Kerk had in die tjjd maar liefst 36 altaren, die door particulieren en ambachtsgilden waren opgericht.

De Oude Kerk was aanvankelijk overigens een houten kapel, maar eind veertiende eeuw werd de kerk te klein voor het toenemende aantal parochianen, dus nam het stadsbestuur het initiatief tot de bouw van een nieuwe parochiekerk, die door gefortuneerde buurtbewoners werd gefinancierd. Voor de verhoging van het koor werd in 1558 met een loterij geld opgehaald. De prent die hier reclame voor maakte was een waar kunstwerkje.

Loterijprent voor de bouw van de lichtbeuk van het koor van de Oude Kerk, 1558. Maker onbekend. Uit de collectie van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap (KOG AA-2-31E-76). Foto via Stadsarchief Amsterdam.

Religie mag dan een belangrijke rol in de middeleeuwen hebben gespeeld, er was natuurlijk ook misdaad, maar die werd niet alleen bestraft door mensen op te sluiten. Een echtpaar dat de belasting over twee tonnen bier niet had betaald, moest die accijns alsnog betalen en op de eerstvolgende zondag ook nog eens meelopen in een processie die in de Oude Kerk begon. De man moest een ton op zijn hoofd dragen, zijn vrouw een half vat.

Maar je kon ook op bedevaart naar Düsseldorf, Rome of Santiago de Compostella worden gestuurd. Zo sneed het mes aan twee kanten: de bestrafte kon boete doen en de stad was een tijdje van een lastpost verlost.  Een burgemeester – Amsterdam had er in die tijd vier – had een raadslid ten onrechte van diefstal beschuldigd en moest voor straf op bedevaart naar een Zwitserse plaats. Daarnaast moest hij nog eens 25.000 stenen bijdragen aan de bouw van een nieuwe school. Het waren in ieder geval straffen waar je als gemeenschap nog eens wat aan had, straffen waar een hedendaagse staatssecretaris van justitie, die door cellentekort wordt geplaagd, alleen maar van kan dromen.

Bordelen en badhuizen

Aan seks deden ze in de middeleeuwen natuurlijk ook. De meeste Amsterdammers zullen met hun eigen man of vrouw hebben geslapen, maar je had in die tijd ook bordelen, ook al waren die alleen bij de stadswallen toegestaan. Daarbuiten moest je blijkbaar oppassen, want een vrouw van lichte zeden die op het kerkhof de heren aan hun gerief hielp, kon haar oor verliezen als ze betrapt werd. En een pooier die drie keer was betrapt, werd levend begraven. Overigens waren er nog andere plekken waar ‘ontucht’ werd bedreven. Mannen en vrouwen die niet getrouwd waren en in badhuizen in innige omstrengeling werden aangetroffen, kregen bijvoorbeeld een geldboete.

Het complex van het Sint Pieters Gasthuis en directe omgeving. Vervaardiger: Johannes Leupenius, 1680. Stadsarchief Amsterdam / Archief van de Gasthuizen, Afbeeldingsbestand KABA00001000008.

Op de tentoonstelling in het Stadsarchief zijn tal van voorwerpen te zien. Zo hangt er bijvoorbeeld een 196 kilo wegende klok van brons die op een bijzondere manier is gered. De klok hing ooit in het Sint Pieters Gasthuis in de Nes, waar armen en zieken werden verzorgd. Het is waarschijnlijk de oudste nog te bewonderen klok die in Amsterdam heeft geluid. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden veel kerkklokken door de bezetter gevorderd om te worden omgesmolten voor oorlogsdoeleinden. Moses Gosler, een joodse handelaar in ijzer en metaal, wist de klok veilig te stellen door hem in januari 1942 naar het Rijksmuseum te brengen.

Bronzen luidklok uit 1435 die in het Sint Pieters Gasthuis heeft gehangen. Collectie Koninklijk Oudheelkundig Genootschap, in langdurig bruikleen van de Erven A.J. Gosler. Foto via Stadsarchief Amsterdam.

Een ander bijzonder voorwerp is de slagtand van een mammoet, die tussen 117.000 en 14.000 voor Christus moet hebben geleefd. Dat is nogal een marge en heel erg lang geleden. Het valt dus niet mee om je daar een voorstelling van te maken. Waar we ons wel iets bij kunnen voorstellen is de manier waarop de mammoettand is gevonden.

Slagtand van een mammoet die 10.000 voor Christus moet hebben geleefd. Uit de collectie van Monumenten en Archeologie Amsterdam. Foto via Stadsarchief Amsterdam.

Mammoettand

Amsterdam is ontstaan in een drassig veenlandschap en daarom op palen gebouwd. Die palen rusten op een compacte zandlaag die op circa 11 tot 13 meter onder NAP ligt. De zandlaag is ontstaan in de laatste ijstijd, toen ‘harde wind vrij spel had over onherbergzame vlaktes en stuifzand over grote afstanden werd meegevoerd,’ zo schrijft Erik Schmitz in het bij de expositie behorende boek.

In dit landschap liepen mammoeten zij aan zij met de wolharige neushoorn en het reuzenhert, dieren die inmiddels uitgestorven zijn. Normaal graven Amsterdamse stadsarcheologen niet dieper dan de onderkant van het veen op gemiddeld vijf meter onder het NAP, maar de ontgraving van de Afrikahaven bood hen een bijzondere kans om eens wat dieper in de grond te kijken. En dat leverde dus deze mammoetslagtand op, die bij het opzuigen van de ondergrond letterlijk boven water kwam.

Dit fraaie maar nogal drukke schilderij maakte Jacob Corneliszoon van Oostsanen in 1512 voor de weduwe Margriet Dirksdochter Boelen. Het heet ‘De Aanbidding van Christus met de familie Boelen’. Het schilderij hangt in Museo e Galleria Nazionale di Capodimonte, Napels. Foto via Stadsarchief Amsterdam.

Niet op de tentoonstelling te zien, maar wel opgenomen in eerder genoemd boek, is een prachtig schilderij van Jacob van Oostsanen, dat hij maakte voor de weduwe Margriet Dirksdochter Boelen. Margriet liet haar familie afbeelden rond Maria, Jozef en het pasgeboren kindje Jezus. Zingende en musicerende engeltjes bejubelen de komst van de Verlosser. Of het arme schaap op zoveel herrie zat te wachten, kun je je afvragen, maar Margriet zal vast blij zijn geweest met dit kunstwerk waar de devotie van af spat.

Campagnebeeld van de tentoonstelling ‘De geboorte van de stad’ in Stadsarchief Amsterdam. Foto via Stadsarchief Amsterdam.

De tentoonstelling ‘De geboorte van de stad. Op zoek naar middeleeuws Amsterdam’ is tot en met 6 juli 2025 in het Stadsarchief Amsterdam te zien.

De afdeling Monumenten en Archeologie van de gemeente Amsterdam en de Stichting Middeleeuwse Archieven Amsterdam werkten ook aan de tentoonstelling mee.

Het bijbehorende boek ‘De geboorte van de stad’. Foto: WBooks.

Voor dit artikel is gebruik gemaakt van het bij de expositie behorende boek, dat onder redactie van Stadsarchiefmedewerkers Erik Schmitz en Emma Los tot stand is gekomen. Het boek is een uitgave van Wbooks, is in de Stadsboekwinkel (Stadsarchief) verkrijgbaar en kost € 29,95. Daar zijn ook twee boekjes te koop, die elk tien euro kosten: ‘Amsterdam. Het water en de mensen. Een dag aan de Amstel in 1275’ en het voor kinderen geschreven ‘De Schat van Amsterdam.’

Auteur: Arnoud van Soest

Publicatiedatum: 03/04/2025

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

1 reactie

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.