Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Wie (veel) belasting betaalt, bepaalt: stemmen voor de Provinciale Staten in de 19e eeuw

Rode potloodjes in de aanslag: het is weer tijd om te stemmen. Op 15 maart 2023 staan we in de rij voor het stemhokje, om samen te bepalen wie ons in de Provinciale Staten en Waterschappen gaan vertegenwoordigen. Hoe ging dat in de tweede helft van de 19e eeuw?

Stemrecht te koop: f 112,-

Man of vrouw, arm of rijk: (bijna) iedere Nederlander van 18 jaar of ouder mag op een favoriete partij of politicus stemmen. Dat was vroeger wel anders. In de tweede helft van de negentiende eeuw vond men het eerlijker wanneer de belastingbetaler bepaalde wie onze politieke vertegenwoordigers waren. Alleen wanneer je een minimumbedrag aan belasting betaalde, 23 jaar of ouder was én van het mannelijke geslacht, kon je tijdens verkiezingen je stem uitbrengen.

Hoeveel belasting dat precies was, verschilde per gemeente. Zo moest je in Amsterdam tussen 1853-1887 minimaal f 112 per jaar aan belasting betalen om voor de Provinciale Staten te mogen stemmen. Dat klinkt weinig, maar was het niet: veel arbeiders hadden een dagloon van ongeveer f 1.

In kleinere gemeenten lag het minimumbedrag vaak veel lager. Zo hoefde je in Diemen en Sloten bijvoorbeeld maar f 20 betaald te hebben om kiesgerechtigd te zijn. Hoeveel mensen er mochten stemmen, verschilde daardoor ook per plaats. Amsterdam had ongeveer 19 kiezers op elke 1000 inwoners, in Sloten mochten 90 op de 1000 inwoners stemmen.

Stembus van de Gemeente Sloten, voor 1944, Amsterdam Museum, KA 8575.

In de rij voor de stembus

Zeker in steden als Amsterdam waren de meeste kiezers welgestelde burgers. Ongeveer 13% van de kiezers uit de kleine burgerij of middenklasse, 32% zat tussen de middenklasse en hogere klasse in, en 55% kwam uit de hogere klasse. Veel leden van de groeiende middenklasse haalden de belastingdrempel niet, en bleven van het stemrecht verstoken.

Toch was het dus ook in Amsterdam niet zo, dat je in de rij voor stembus alleen hoge hoeden en op maat gemaakte pakken zag. Op de Amsterdamse kiezerslijsten staan ook bakkers, timmerlieden en metselaars, die soms veel belasting betaalden voor hun bedrijf. Wel waren de ‘hoge hoeden’ van de stad stukken beter vertegenwoordigd.

Patricq Kroon, Stembus als komeet (spotprent), 1900-1920, Rijksmuseum, NG-505-163.

De grootste belastingbetalers van Amsterdam

De namen van alle Amsterdammers die mochten stemmen waren openbaar bekend. Jaarlijks – ook wanneer er geen verkiezingen plaatsvonden – werden er kiezerslijsten uitgegeven. In de tweede helft van de negentiende eeuw stond daarop niet alleen vermeld wie deze mannen waren en waar zij woonden, maar ook hoeveel belasting zij precies betaalden.

In zekere zin hadden de Amsterdamse kiezerslijsten daardoor iets weg van de Quote500. Al stonden de kiezers alfabetisch geordend, en niet op vermogen, met maar zo’n 20 pagina’s aan kiesgerechtigden was het niet moeilijk te achterhalen wie de grootste belastingbetalers van de stad waren.

In 1853 kwam die eer toe aan Johannes Bernardus Stoop, een boerenzoon die het geschopt had tot bankier. Hij betaalde f 4331,92 aan de drie belastingen die meetelden voor het stemrecht. Stoop werd op de voet gevolgd door collega-bankier Adrianus van der Hoop (f 3917,98). In de top 5 staan verder koopman-reder Barend Kooij (f 2469,58), bankier Frederik van Taack Trakranen (f 2290,72) en juwelier Eliazer Barends Ruben (f 2265,43).

Links: Kiezerslijst Amsterdam 1853 (fragment), Stadsarchief Amsterdam, 30272-1. Rechts: Johannes Bernardus Stoop (1781 – 1856), bron: Beauforthuis.

Wel vermogen, geen stemrecht

Opvallend is dat de grootste belastingbetalers van Amsterdam lang niet allemaal tot het hoogste sociale milieu behoorden. Een deel van de Amsterdamse elite betaalde ook lang niet zoveel belasting als bovengenoemde mannen. Van oude regentenfamilies als de families Six, Backer, Bicker, Calkoen, Clifford, Elias, Fabricius, Huydecoper en Van Loon komt niemand in 1853 boven de f 1000 uit.

Of zij ook minder te besteden hadden is de vraag. Uit de kiezerslijsten kon je niet precies opmaken hoeveel iemand verdiende, of hoeveel vermogen iemand had. Over vermogens die belegd waren in effecten hoefde bijvoorbeeld geen belasting betaald te worden. Het kon daardoor voorkomen dat een rijke effectenbezitter die van zijn rente leefde, minder belasting betaalde dan een ambachtsbaas. De vergelijking tussen de kiezerslijsten en de Quote500 gaat wat dat betreft niet helemaal op.

Bepaalde rijke mensen ontbraken dan ook op de kiezerslijsten. Allereerst waren dat uiteraard vrouwen, die überhaupt niet mochten stemmen. Bankier Johanna Borski (1764-1846) had tijdens haar leven geen stemrecht, maar zou dat op basis van haar inkomsten zeker hebben gehad. Ook was het zo dat alleen de hoofdbewoner van een huis het stemrecht kreeg. Een rijkeluiszoon die nog bij zijn ouders inwoonde, kon dus net als zijn moeder niet naar de stembus.

Portret van Johanna Jacoba Borski-van de Velde (1746-1846), toegeschreven aan Jan Willem Pieneman, 1844. Museum van Loon, inv./cat.nr. 617.

Een einde aan openbare belastingoverzichten

In de loop der jaren werd niet langer openbaar gemaakt hoeveel belasting kiezers betaalden. Rond 1900 waren alle bedragen die hiervan een inschatting gaven, van de kiezerslijst verdwenen. De invloed van belastingafdracht op het stemrecht verdween kort daarop: in 1917 werd het algemeen kiesrecht voor mannen én vrouwen ingevoerd. Daarmee mochten alle volwassen Nederlanders stemmen, ongeacht hoeveel belasting zij betaalden.

Tegenwoordig hebben wij nauwelijks inzicht meer in hoeveel belasting de bovenlaag van Nederland betaalt. Maar in tijden waarin er veel gediscussieerd wordt over bijvoorbeeld belastingconstructies voor multinationals, is het interessant om te bedenken wat er zou gebeuren als zulke bedragen weer openbaar werden. Want wie zouden nu eigenlijk de grootste belastingbetalers van Nederland zijn? Zouden mensen en bedrijven gemotiveerder raken om belasting te betalen, wanneer zij zich een jaar lang de grootste belastingbetaler van Nederland mochten noemen? Midden negentiende eeuw hadden we het geweten…

Betoging voor algemeen vrouwenkiesrecht, 1916-1920, Collectie IAV-Atria.

Auteur: Marit Eisses

Bronnen:

 

Omslagbeeld: Joop den Uijl en zijn dochtertje Ariane bij de stembus, 1967, Fotocollectie Elsevier, Nationaal Archief, 092-0304.

Publicatiedatum: 15/03/2023

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.