Dat water heette toen nog Zuiderzee. Dankzij de niet aflatende inspanningen van iedereen die maar een spade kon vasthouden en een dijkdoorbraak bij de Anna Paulowna- en Waardpolder, waardoor het waterpeil zakte, kon in de vroege morgen van 14 januari toen de wind afnam, met een zucht van verlichting de schade in ogenschouw worden genomen en was het meeste gevaar geweken. Het was voor velen een angstige nacht geweest. Diverse boeren en tuinders hadden hun belangrijkste bezittingen al in hun polderschuit geladen om, als het water bezit van het land zou nemen, tijdig met vrouw en kinderen te kunnen vluchten. Zover is het gelukkig niet gekomen. Met zandzakken en grote zeilen die op en over de dijk gelegd werden wist de dappere bevolking een dijkdoorbraak te voorkomen. Het was vooral de binnenkant van de dijk die door het overspoelende water verzwakte en dus van binnenuit dreigde door te breken.
Het herstel van Andijk
Deze ingrijpende gebeurtenis heeft wel veel gevolgen gehad. De bevolking was zo geschrokken van het watergeweld dat men ervan overtuigd was dat er iets moest gebeuren om herhaling te voorkomen. Het was dit maal goed afgelopen maar dat was geen garantie voor de toekomst. De dijk moest hoger en het dijklichaam breder.
Daarvoor moesten huizen worden verplaatst of afgebroken. Veel huizen stonden namelijk tegen de dijk gebouwd en ook de dijkgracht moest gedempt dan wel verlegd worden. Het heeft heel wat voeten in de aarde (klei) gehad voor het zover was. Van de stenen huizen moesten de muren worden afgebroken en het houten skelet werd verrold op lange stukken rondhout of zelfs op grote platte schuiten gezet en via het water op een ander erf geplaatst en weer opgebouwd. Zo zijn er ongeveer 300 huizen verplaatst langs de hele dijk. Dat was ook het begin van de lintbebouwing van het dorp. Evenwijdig aan de dijk op ca. een kilometer afstand werd een nieuwe weg aangelegd met langs de bestaande sloten dwarswegen die de dijkweg en de parallelweg met elkaar verbonden.
Door de landelijke politiek werd besloten om door middel van een lange dijk de Zuiderzee af te sluiten om eens en voor altijd van het overstromingsgevaar af te zijn. Tegelijk werd ook besloten om niet alleen vanaf Den Oever tot het Friese vasteland een “afsluitdijk” te maken maar ook vanaf Den Oever tot Medemblik een dijk aan te leggen en zo de Wieringermeer polder te maken. (In feite is de benaming ‘Afsluitdijk’ niet juist omdat een dijk altijd aan de ene kant water en aan de andere kant land heeft. Het had dus eigenlijk “Afsluitdam” moeten heten.)
Natuurlijk moest er eerst een proef worden genomen om te zien hoe het zoute land dat uit de Zuiderzee werd gewonnen zich zou gedragen en hoe lang het zou duren voordat het meeste zout weggespoeld zou zijn zodat er producten op verbouwd konden worden. Ook welke producten het meest geschikt zouden zijn. Hiervoor werd een dijk aangelegd waardoor een polder ontstond van ca. 15 hectare. De zogenaamde Proefpolder.
Ten westen van de proefpolder lag een buitenpolder die zo goed als droog was. Daar stonden twee huizen en een boerderijtje. De boer die daar woonde, heette Koopman. Na het maken van de Proefpolder werd deze buitenpolder (die in 1916 wel was ondergelopen) ook ingedijkt en tot tuinbouwgebied gemaakt. Dat gebeurde allemaal in het kader van de werkverschaffing. Veel werkelozen verdienden op die manier hun uitkering terug. Deze polder werd omgedoopt tot Koopmanspolder en bestond uit zeven kavels van ongeveer één hectare per kavel.
Water als vriend
Tegenwoordig ligt achter deze laatste polder het “Vooroever” Een recreatiegebied dat erg populair is. Niet alleen bij dagjesmensen maar ook voor kitesurfers en windsurfers is dit een ideaal gebied. In een brede strook langs de kust is het water niet meer dan 1 meter diep dus ook voor beginnende surfers een prima gelegenheid om de kunst goed onder de knie te krijgen. Op de scheiding van Koopmans- en Proefpolder is een grote jachthaven aangelegd die erg populair is bij de watersporters. De Proefpolder is nu een bungalowpark geworden en is omgedoopt tot IJsselhof.
De grond die nodig was om de dijken aan te leggen en te verhogen, werd gewonnen op grond iets ten oosten van het centrum van Andijk. Die grond werd met een spoortreintje naar de juiste plaats gebracht. Daardoor ontstonden twee diepe putten waarvan de meest oostelijke gebruikt werd als karperput. Een geliefde plek voor de voetballers van Ajax die daar vaak kwamen vissen. De andere put werd gebruikt als stortplaats voor huisvuil en is nu omgetoverd in een klein dierenparkje met een speelweide en trimbaan.
Zo is door een ‘bijna’ ramp toch nog iets positiefs ontstaan waar we vandaag de dag nog veel plezier aan beleven.
Auteur: Lolke Kooiman (Andijk, 2011)
Publicatiedatum: 17/11/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.