Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Wat droegen Hollandse vrouwen 500 jaar geleden?

De welvaart van een streek is meestal goed af te lezen aan de kleding van haar inwoners. Hoe rijker de lokale bevolking, hoe meer mensen zich de laatste mode kunnen veroorloven. Niet voor niets zien we vrouwenkleding in Noord-Holland vanaf de zestiende eeuw steeds modieuzer worden. Spaanse opstaande kraagjes werden tot in Graft gedragen en Franse rijglijfjes waren van Landsmeer tot Schagen gemeengoed. Duik met ons in de garderobe van de zestiende eeuw, die toch vooral warm, stijf en zedig moest zijn.

De zestiende eeuw was een tijd van grote veranderingen. De middeleeuwse adel met haar kastelen moest zijn macht afstaan aan welgestelde burgers in steden. Het was de tijd van de Reformatie, waarin het protestantse geloof opkwam, en van de Opstand tegen Spanje, waarin ons land zich onafhankelijk verklaarde. Al deze buitengewone gebeurtenissen deden niets af aan de vooruitgang in Holland. Sterker nog, het gewest Holland, dat toen nog uit Noord- en Zuid-Holland bestond, werd alleen maar rijker en machtiger.

De heersende mode was op dat moment afkomstig van de Europese vorstenhoven. Hier pronkten de rijkste en machtigste inwoners van een land met hun bijzondere stoffen en kostbare sieraden. In ons land mocht dan geen koning of keizer aan de macht zijn, maar er was wel degelijk sprake van een hofcultuur. Die concentreerde zich in Den Haag, nadat de Staten-Generaal zich in 1585 van Brussel hiernaartoe verplaatsten. Als politiek machtscentrum van de Noordelijke Nederlanden werd Den Haag de modestad bij uitstek, waar trends zich van de elite naar de lagere klassen verspreidden.

De Hofvijver in Den Haag gezien vanaf het Doelenterrein, 1562-1572. Collectie Haags Historisch Museum.

Mode uit de hofstad

Die uitwisseling van het hof naar de stad, en van de stad naar de omliggende dorpen en het platteland, ging snel in Holland. Ons land was destijds een van de meest verstedelijkte gebieden van Europa. Niet alleen lagen stad en platteland erg dicht bij elkaar, er was ook veel onderling contact dankzij de goede verbindingen met de trekschuit. Regenten en welgestelde kooplieden in de steden pikten de trends uit Den Haag dus vliegensvlug op. Op straat flaneerden ze in hun meest modieuze kleding rond en in hun stadspaleizen hielden ze er vorstelijke huishoudens op na.

Via de stadsbewoners kwamen de trends weer terecht op het platteland, zij het met wat vertraging. Plattelandsbewoners liepen in hun kleding vaak een paar decennia achter op hun landgenoten in de stad, waar het culturele leven rijker was. Over het algemeen gold: hoe rijker families waren, hoe meer hun kleding leek op dat van de hogere klassen. Toch waren er ook streekgebonden verschillen. Zo zouden veel kustplaatsen in de loop der tijd hun eigen streekdracht ontwikkelen. Iedereen probeerde zich te kleden volgens de ongeschreven regels van de eigen stand en lokale cultuur.

Selectie kostuumpaneeltjes met Noord-Hollandse vrouwen in streekdracht, ca. 1550-1572. Collectie Bayerische Staatsgemäldesammlungen. Klik op de afbeelding om hem te vergroten.

Rokken en rijglijfjes

Schilderijen en prenten uit de zestiende eeuw tonen ons wat die regels precies waren en hoe vrouwen ermee omgingen. Een mooi voorbeeld is een serie kostuumpaneeltjes met vrouwen in streekdracht, die ergens tussen 1550 en 1572 gemaakt is. De 24 op hout geschilderde portretten beelden vrouwen af uit verschillende plaatsen in Noord-Holland, zoals Benningbroek, Edam, Heiloo, Landsmeer en Schagen. Ook zijn er twee portretten bij van plaatsen buiten de provincie: Harderwijk (Gelderland) en Stavoren (Friesland).

Hoewel er op de portretjes veel streekgebonden verschillen te ontdekken zijn, is het basiskostuum veelal hetzelfde. De vrouwen dragen een lange rok, eventueel met een schort eroverheen, en daarboven een rijglijfje met een vetersluiting. Ook zijn steeds dezelfde kleuren zwart, rood, bruin, grijs en wit te zien. Soms is de rok zwart met een wit schort, soms is hij rood met een zwart schort. Bij de meeste vrouwen zal hij niet helemaal tot de grond zijn gekomen, want dat was onhandig bij het werken. Alleen vrouwen uit de hogere klassen droegen voetlange rokken, soms zelfs met een sleep.

Benningbroeker vrouw (links) en Broeker vrouw (rechts), ca. 1550-1572. Collectie Bayerische Staatsgemäldesammlungen.

Warme laagjes

Het strak ingesnoerde rijglijfje is een typisch zestiende-eeuws modeverschijnsel, dat mogelijk afkomstig is van de Franse koningin Maria van Anjou (1404-1463). Door de taille smaller te maken, lijken de heupen breder en wordt het vrouwenfiguur geaccentueerd. Waar de hogere standen het geregen lijfje als onderkleding droegen, bleven de lagere standen het tot aan de achttiende eeuw als bovenkleding dragen. Als bovenlaag was het lijfje meestal gemaakt van wol, versterkt met canvas, vilt of karton. Later zou walvisbalein populair worden, maar dat was in de zestiende eeuw nog niet op grote schaal verkrijgbaar.

Soms zaten er mouwen aan het rijglijfje genaaid en soms werden er losse mouwen bij gedragen. De trend van losse mouwen was mogelijk uit Italië overgewaaid. Onder het lijfje waren de vrouwen niet bloot. Lijfje en mouwen gingen altijd over een onderhemd heen, dat eeuwenlang voor vrouwen de eerste laag kleding was. En was het winter, dan werden er vaak nog meer laagjes gedragen. De wollen rijglijfjes die daarboven gingen, zouden tot in de negentiende eeuw onderdeel uitmaken van de streekdracht van Hindeloopen en Schokland, en zelfs nog langer van de Marker dracht.

Vrouwen in Marker streekdracht, 1857. Collectie Provinciale Atlas Noord-Holland, Noord-Hollands Archief.

Muts maakt de vrouw

Maar met het rijglijfje was de outfit nog niet ‘af’. De meeste vrouwen op de portretten dragen boven hun rijglijfje nog een zwart mouwloos kledingstuk: een collerette of kletje. Dit korte jakje bedekte de borst, rug en schouders en beschermde zo tegen de kou. Ook maakte het de kleding nét wat zediger dan alleen een halsdoek. Boven de collerettes steken hier en daar hoge witte kraagjes uit, zoals bij de ‘Graster Vrou’ (Vrouw uit Graft). Deze waren in de mode geraakt door de hooggesloten kleding die in Spanje gedragen werd. Misschien is het niet heel verwonderlijk dat juist deze vrouw dit modieuze kraagje draagt: met de schaar in haar hand zou ze best eens een naaister geweest kunnen zijn.

De kers op de taart was de hoofdbedekking. Passende hoofdbedekking maakte een vrouw netjes gekleed en beschermde het haar tegen zon en kou, maar ook tegen luizen en andere viezigheid. De meeste vrouwen vlochten de haren in en staken het op met een lint of band. Daaroverheen ging dan een linnen ondermuts, waarop andere hoofdbedekkingen gedragen werden. Veelgebruikt was de templet of timpelet, die in ronde vorm over het hoofd gedragen werd, evenals de in vorm gestreken witte hoofddoek en het witte kapje dat omhoog gehouden werd door oorijzers. De variatie op de Noord-Hollandse portretten laat zien dat de keuze voor de muts zeker geen uitgemaakte zaak was.

Maarten van Heemskerck, Een echtpaar, 1529. Collectie Rijksmuseum Amsterdam SK-A-3519 en SK-A-3518.

Tekst: Sarah Remmerts de Vries

Bronnen:

Publicatiedatum: 26/12/2024

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.