Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Vijfstedentrekvaart: de snelweg uit de Gouden Eeuw

De provinciale weg N247 deelt polder de Zeevang in tweeën. De kaarsrechte weg tussen Edam en Oosthuizen volgt het traject van de oude Vijfstedentrekvaart. In 1660 besloten de stadsbesturen van Amsterdam, Purmerend, Monnickendam, Edam en Hoorn tot het gezamenlijk aanleggen van een trekvaartverbinding tussen deze steden. Aan het begin van de 19e eeuw werd het jaagpad naast de trekvaart verbreed tot straatweg. Ook het traject Hoorn-Enkhuizen werd toegevoegd aan het tracé van de weg. Sindsdien staat deze verbinding bekend als de ‘Zesstedenweg’. Tot aan het eind van de 19e eeuw waren de zes steden verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud aan de weg. Dit ging gepaard met veel gesteggel en daarom werd besloten de weg in 1920 over te dragen aan de provincie.

Onprettig reizen

De trekvaart is een 17e-eeuwse uitvinding en een typisch Hollands vervoermiddel. Tot dan toe reisde men in Europa meestal via een hobbelige koets over onverharde en onveilige wegen. Maar in het waterrijke Holland waren veren het meest gebruikte vervoermiddel. Dit waren zeilschepen die op vaste tijden tussen verschillende plaatsen heen en weer voeren. Deze beurtveren waren niet betrouwbaar en de boottocht was vaak erg ongemakkelijk. Op de Noord-Hollandse wateren kon het flink spoken met alle gevolgen van dien; of het was windstil en het veer vertrok niet. Het openbaar vervoer liet in die dagen dus behoorlijk te wensen over.

De N247 tussen Warder en Middelie. Hier volgt de provinciale weg de oude vaart en jaagpad van de 17e-eeuwse Vijfstedentrekvaart. Beeld: J. Dullaart.

De comfortabele trekschuit

Met de introductie van de trekschuit veranderde dit. Speciale rechte vaarwegen werden gegraven met daarnaast een zandpad. Hierover liepen paarden die de lange, smalle schuiten achter zich aan trokken. De eerste trekvaart kwam in 1632 gereed en verbond Amsterdam met Haarlem. Hij bood zoveel voordelen vergeleken met het gangbare vervoer dat in hoog tempo een heel netwerk aan trekvaarten in Holland werd aangelegd. De trekschuiten waren bestemd voor het transport van personen en post. De reizigers zaten een stuk comfortabeler en met een snelheid van zo’n zeven kilometer per uur waren de meeste steden al binnen een paar uur bereikbaar. De tarieven waren laag, waardoor vrijwel alle lagen van de bevolking gebruik konden maken van het moderne vervoerstelsel. Alleen een strenge winter waarin de trekvaarten bevroren kon de trekschuiten stremmen.

Het Leidse veer. Een Leidse veerkaag, circa 1650. Beeld: Maritiem Digitaal.

Afhankelijkheid van Amsterdam

Via de haven van Amsterdam liepen veel goederenstromen naar de Noord-Hollandse steden boven het IJ. Een goede verbinding met Amsterdam was van levensbelang voor deze steden. Vooral vanaf de tweede helft van de 17e eeuw werd het Noorderkwartier steeds meer afhankelijk van de grote handelsmetropool. De verbindingen over water waren met het droogmalen van de binnenmeren onder druk komen te staan. Met name Purmerend en Edam voelden zich benadeeld in hun concurrentiepositie. De Noord-Hollandse steden kenden een lange geschiedenis van rivaliteit, maar het gemeenschappelijk belang van een trekvaartverbinding met Amsterdam oversteeg dit. Na vijf jaar onderhandelen kwam er in 1660 een overeenkomst tussen de vijf steden om gezamenlijk een trekvaartenstelsel tussen Amsterdam en Hoorn aan te leggen.

Traject met twee takken

Het tracé liep over twee stukken. Het eerste deel liep van Amsterdam (Buiksloot in Noord) tot aan het Schouw. Hier splitste de trekvaart zich in twee takken. De ene liep rechtdoor via Ilpendam naar Purmerend. De andere tak boog af via Broek in Waterland naar Monnickendam. Via de ringvaart van de Purmer kwam men bij Edam. Vanuit Purmerend liep het tracé over de Beemsterringvaart naar Oosthuizen. Vanuit Edam werd een kaarsrechte vaart dwars door de Zeevang gegraven. Beide takken kwamen samen in Oosthuizen bij de meelmolen. Vanaf Oosthuizen kwam een trekvaart naar Hoorn, waar deze aansloot op de trekvaart Hoorn-Alkmaar, die een paar jaar eerder was gegraven.

Trekschuit. Prent van een Hollandse trekschuit. Beeld: Maritiem Digitaal.

Voortvarend te werk

In het vroege voorjaar van 1660 begonnen de steden met het graven van het traject binnen hun territorium. Wat opvalt is de enorme snelheid waarmee men het totale traject van zo’n 55 kilometer lengte binnen ruim een jaar had aangelegd. Weliswaar liep een deel van de trekvaart over bestaande waterverbindingen; toch had men enkele tientallen kilometers aan vaarten gegraven, bruggen gebouwd en jaagpaden aangelegd. De totale kosten van de aanleg bedroegen zo’n 800.000 gulden. Een deel van de investeringen werd terugverdiend via de kaartverkoop en met het heffen van tol. Ook het verpachten van viswater leverde inkomsten op.

Vijfstedentrekvaart tussen Edam en Hoorn. Detail van de kaart van het Hollands Noorderkwartier, 1715. Noord-Hollands Archief.

Financieel fiasco

De inkomsten bleken over een langere periode niet op te wegen tegen de totale stichtings- en onderhoudskosten. De steden bleven met een flink negatief saldo zitten. Het ongezonde huishoudboekje van het project leidde uiteindelijk tot beëindiging van de samenwerking in de tweede helft van de 19e eeuw. De trekvaart werd een rijksstraatweg waarvan het beheer eerst bij het Rijk kwam te liggen en later bij de provincie Noord-Holland. De provinciale weg N247 volgt in de Zeevang exact het tracé dat meer dan drie en een halve eeuw geleden is aangelegd. Gelukkig zijn de reistijden inmddels wel aangepast aan de moderne tijd.

Publicatiedatum: 29/06/2013

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.