De meeste mensen hebben nog nooit van Wybrand Hendriks (1744-1831) gehoord. Ja, hij was 35 jaar de beheerder van het Teylers, maar dat zal de meeste mensen weinig boeien. Naast beheerder was hij echter ook een zeer verdienstelijk schilder, die zowel portretten, stillevens, stadsgezichten als landschappen maakte. Ook schilderde hij de oude meesters na, welk werk nu in het Prentenkabinet van Teylers is te zien. De samenstellers van de expositie hadden soms de grootste moeite om te zien wat nu het origineel was en wat een kopie, dus dan moet je wel wat in je mars hebben.
Maar er is nóg een reden waarom Teylers Museum het tijd vond om Hendriks in het zonnetje te zetten, zo legde directeur Marc de Beyer bij de perspresentatie uit. “Kunst uit de achttiende en begin negentiende eeuw is ondergewaardeerd. In Nederland gaat het altijd over de zeventiende eeuw.”
In Hendriks tijd werd de zeventiende eeuw overigens nog niet zo gewaardeerd. “Op een veiling kocht hij een ‘fantastisch’ stilleven van de achttiende-eeuwse kunstenaar Jan van Huysum voor 740 gulden, terwijl hij op dezelfde veiling een tekening van Rembrandt kocht voor zestig gulden.” Pas in de negentiende eeuw komt er een enorme ‘overwaardering’ voor die zeventiende eeuw, aldus de directeur.
Volgens conservator Terry van Druten heeft het museum deze tentoonstelling gemaakt, omdat bijna niemand Wybrand Hendriks kent. Onterecht, vindt hij, “want hij is een ongelooflijk veelzijdige en goede kunstenaar, die meer aandacht verdient. En waar heel veel plezier aan te beleven is.”
Om dat te illustreren, wijst hij op een portret waarop Hendrik zichzelf met een guitige oogopslag heeft afgebeeld. De conservator denkt dat hij zichzelf niet helemaal serieus nam. “Hij heeft een wat spottende blik en die spottende blik zie je in veel van zijn portretten terug.”
Zijn portretten zijn dus allerminst saai; het zijn soms bijna karikaturen. ‘Hij schroomde niet om dubbele onderkinnen, grote neuzen of nurkse blikken vast te leggen op het doek,’ schrijft mede samensteller Marleen Ram in het kwartaalblad van het museum, Teylers Magazijn. Zo portretteerde hij een Amsterdams, doopsgezind echtpaar, dat enigszins stuurs uit de ogen kijkt. Blijkbaar vonden ze dat het leven geen lolletje is.
Die guitigheid zie je ook terug in het portret dat Hendriks van Jan Justus Swaving maakte, waarop de man bijna lachend staat afgebeeld. “Het is dus allesbehalve een statig, mooi opgepoetst portret,” vertelt de conservator. Dat Swaving eigenaar was van een paar slavenplantages in Zuid-Amerika vindt hij dan weer wat minder om te lachen.
En dan staan we voor de oudste afbeelding van de Ovale Zaal, waarop ook een knecht is te zien die een rondleiding geeft. In die tijd was het museum één uur per dag geopend voor bezoekers van buiten de stad en twee uur per dag voor de Haarlemmers.
Op dat schilderij zien we ook de beroemde elektriseermachine afgebeeld, die de eerste directeur van de wetenschappelijke collecties, Marinus van Marum, in 1764 liet bouwen. Het is nog steeds de grootste machine in zijn soort ter wereld. Je kunt er vonken van 60 cm mee produceren en er allerlei proeven met elektriciteit mee doen.
Maar Hendriks schilderde ook Haarlemse tafereeltjes, zoals het Hofje van Bakenes. “Prachtig poortje, typisch Haarlems. Het ziet er eigenlijk nog exact hetzelfde uit als toen; Hendriks heeft het heel helder en scherp weergegeven. Het is bijna een foto.”
In zijn openingspraatje wees directeur Marc De Beyer er op dat Hendriks niet alleen portretten maakte van de elite, maar ook oog had voor de onderkant van de samenleving, want het negentiende-eeuwse leven kon hard zijn.
Zo is op de tentoonstelling bijvoorbeeld een schilderij te zien van een soepuitdeling in de strenge winter van 1814-1815, die door de Teylers Stichting was georganiseerd. Van Druten: “Je ziet een soort snelkookpan die door de wetenschappelijk directeur van Teylers was verbeterd, zodat je op efficiënte wijze hele voedzame soep kon uitdelen aan de arme mensen van Haarlem, zodat ze niet van de honger om kwamen. Een soort negentiende-eeuwse voedselbank dus.”
Hendriks schilderde niet alleen, maar in dienst van Teylers Museum breidde hij ook de kunstcollectie uit. Zo hielp hij het museum aan ‘fenomenale’ tekeningen van Rembrandt en Michelangelo. “In 1790 kocht hij in Rome 1700 tekeningen van meesters als Michelangelo, Rafaël en Bernini. Daar heeft hij destijds tienduizend gulden voor betaald. Dat klinkt nu niet meer als veel geld, maar een goede timmerman verdiende destijds driehonderd gulden per jaar, dus toen was het een fiks bedrag.”
Dankzij de twee miljoen die Pieter Teyler in 1778 naliet aan de naar hem genoemde stichting, waren er genoeg middelen om die kunstwerken mee te financieren. En om die Ovale Zaal te bouwen, waar het museum ooit mee is begonnen. En wat nog steeds de oudste museumzaal ter wereld is.
De tentoonstelling draait echter vooral om Hendriks eigen werk, dat opvalt door zijn scherpe afbeeldingen. Dat gold alleen niet voor het schilderij dat hij maakte van een dronken boer die overeind moest worden gehouden. “Deze tekening heeft iets wiebeligs en beverigs,” merkt conservator Van Druten op. “En dat is niet zo gek, want hij maakte het in de maand van zijn overleden. Hij kon het nog wel, maar was duidelijk niet meer zo scherp.”
Auteur: Arnoud van Soest
Bron: Teylers Museum
Publicatiedatum: 25/09/2023
Vul deze informatie aan of geef een reactie.