Dicky op drift
Elke zomer is het weer een veel voorkomend euvel: kleintjes die in drukte van het strand hun ouders kwijt raken. Soms raakt zo’n koter behoorlijk op drift. Neem de zesjarige Dicky uit Vogelenzang, die in augustus 1938 met haar twee tantes naar het strand van Zandvoort ging. Ze liep naar de zee om naar andere kinderen te kijken die pootje aan het baden waren.
Toen ze na een tijd niet terug kwam, ging een van de tantes poolshoogte nemen. Samen met een politie agent zocht ze het strand af en ook de andere strandgasten zochten mee. Toen het meisje om tien uur ’s avonds nóg niet terecht was, en voor het ergste werd gevreesd, werd er een jachtopziener bij gehaald. Hij had een jachthond bij zich, die het spoor van het vermiste meisje al snel oppikte. ‘Duidelijk teekenden zich in het mulle zand van de duinreep de dribbelpasjes van een kind,’ lezen we in een verslag van de zoekactie.
Het spoor leidde naar Noordwijk, waar men het kind om half zeven in de volgende ochtend slapend aantrof in ‘de dauwnatte helm van de duinreep.’ Liefdevol werd het steenkoude en oververmoeide kind de portierswoning van een radiostation binnengedragen. Er werden meteen wat telefoontjes gepleegd en twintig minuten later stopte er een auto voor de deur, waar de vader van Dicky uit stapte. Onnodig te zeggen dat het een hartroerend toneeltje was toen vader en dochter elkaar in de armen vlogen.
Kranige Peter
Dicky was overigens niet de enige zesjarige die flinke afstanden kon afleggen. Peter uit Katwijk kon er ook wat van. In juli 1969 liep hij meer dan twintig kilometer over het strand, van Katwijk naar Zandvoort. ’s Morgens was hij met zijn moeder naar het Katwijkse strand gegaan en om twaalf uur ging ze naar hem op zoek.
Acht uur later, toen de kleine Peter nog niet gevonden was, werd groot alarm geslagen. Er werd een zoekactie op touw gezet, waar diverse politiekorpsen uit de buurt, vrijwilligers van de Koninklijke Reddingsbrigade en het personeel van vliegveld Valkenburg aan deelnamen. Om tien uur ’s avonds kwam de politie van Zandvoort met de verlossende boodschap: het jongetje was daar gezond en wel aangekomen.
Jongen verdrinkt
Maar helaas loopt het niet altijd zo goed af. Op 30 juli 1934 verdrinkt een 13-jarige jongen uit Zandvoort voor de ogen van zijn vriendje. Plotseling ziet het vriendje, dat nog niet de zee in mag, hoe zijn kameraadje vergeefs met de golfslag worstelt en afdrijft. De strandwacht en de politie zijn spoedig ter plekke, maar kunstmatige beademing mag niet meer baten. Het vermoeden is dat de jongen in een kuil is gestapt en vervolgens door de zeestroom is meegesleurd. De zee kan dus zowel verrukkelijk als verraderlijk zijn.
Als we het archief in duiken, komen we verschillende gevallen van verdrinking tegen. Op 30 juli 1961 spoelt op het strand van Zandvoort het lichaam van een 25-jarige Spaanse gastarbeider aan. Hij was met enkele vrienden gaan zwemmen, verdween ineens in de diepte en kwam niet meer boven. Een week later wordt in dezelfde zee bij Zandvoort een 19-jarige toeriste uit Duitsland door een golf omver gegooid en ook zij komt niet meer boven. En dat zijn nog maar een paar van de vele levens die de zee heeft genomen.
Verraderlijke stroming
Dat is dan ook de reden waarom vrijwilligers van de reddingsbrigade zich niet alleen moeten bekwamen in reddend zwemmen, én EHBO-lessen moeten volgen, maar dat ze ook kennis moeten hebben van de zee. Strandwachten zijn dan ook een groot deel van hun tijd kwijt om badgasten te waarschuwen voor verraderlijke stromingen, kuilen in de bodem of trekgaten (muien) tussen de zandbanken.
Ook moeten ze vaak voor hoog water waarschuwen. Sommige badgasten zijn eigenwijs en denken dat het wel meevalt, vertelt een strandwacht aan de krant. ‘Dat komt omdat ze dan op een zandbank staan. Ze begrijpen niet dat een muistroom zó sterk is dat je er niet in kan staan, ook al komt het water maar tot je middel.’ De meeste gevaren doen zich zo’n twintig meter uit de kust voor, waar regelmatig drenkelingen van omgeslagen luchtbedden en bootjes worden gered. Gelukkig is dat jaar (1975) niemand verdronken in de Zandvoortse zee; het jaar daarvoor waren het er twee. ‘Dat vinden we altijd verschrikkelijk,’ zegt de strandwacht, ‘maar we kunnen natuurlijk niet overal tegelijk zijn.’
De eerste strandwachten
Naast vrijwilligers van de reddingsbrigade zijn er sinds de jaren negentig ook strandwachten actief. Bloemendaal en Zandvoort zijn de eerste gemeenten die daarmee – in de zomer van 1994 – van start gaan. NRC Handelsblad stuurt een verslaggever naar Bloemendaal, waar strandwacht Frans zich net ontfermt over een huilend Duits jongetje van zes jaar dat, met twee zwemvleugeltjes om en een zakje met speelgoed stevig in de hand, over het strand van Bloemendaal dwaalt. Frans wil hem meenemen naar de uitkijkpost boven op een duin, maar het jongetje wil niet mee: ‘Meine Mutter ist da,’ snottert hij en wijst de andere kant op. Frans kijkt de verslaggever aan. ‘Lastig hè, zo’n jongetje.’
Frans is één van de acht scholieren en studenten die vanaf vier uitkijktorens het strand van Bloemendaal in de gaten houden. Ze dragen een geel t-shirt en een honkbalpet, en ze beschikken over een verrekijker en een walkietalkie. ‘Centrale, links van de buurtoren drijft iets.’ Centrale: ‘Dat is een boei, niets aan de hand.’
Frans geeft het jengelende kind een glas water en gelukkig komt al snel het verlossende telefoontje. De moeder van het kind zit in Zandvoort, twee kilometer verderop, wat maar eens bevestigt dat de strandwachten nuttig werk doen.
Strandwachtstudentjes
Ze vangen kinderen op, sturen fietsers en mensen met honden weg en kijken uit naar drenkelingen. Toch is niet iedereen enthousiast over het project, zo blijkt uit de reportage. Een EHBO’er in Zandvoort denkt dat ‘een kleerkast met een hond’ niet zo snel onder de indruk zal zijn van ‘strandwachtstudentjes. ‘Hier in Zandvoort komt heel ander publiek dan in Bloemendaal.’
Hij heeft liever méér politie. Dat wil de politie van Kennemerland ook wel, maar vooralsnog zijn ze wel blij met de strandwachten. En het gemopper van de EHBO’er nemen ze niet zo serieus; dat zien ze meer als een gevalletje broodnijd.
Intussen heeft strandwacht Frans een fietser weggestuurd, die bijna agressief werd. Hij wilde weten of Frans soms van de politie was. ‘Ik heb maar een stap achteruit gedaan. Maar hij is wél weggegaan.’
Motorbootje slaat om
Maar die weggelopen kinderen, zo lezen we in menig krantenbericht, dat is dus wel een dingetje. Dagblad Trouw praat in mei 1966 met hoofdagent R. Gatsma van de Zandvoortse politie, die verschillende onderscheidingen kreeg, omdat hij een drenkeling het leven had gered. Hij blijft daar overigens nuchter onder. ‘Mijn grootste beloning is het ogenblik, waarop een drenkeling zijn ogen openslaat. Het is dan net alsof hij weer levend wordt.’
Levens redden is mooi werk, maar hij wordt wel eens moe van al die idioten die de politie tot de orde moet roepen, zoals speedbootmaniakken, die tussen de badgasten door razen. Of neem nou die man die laatst met een kleine motorboot met drie kleine kinderen de branding in wilde, zonder reddingsmiddelen aan boord. De man werd teruggeroepen en protesteerde heftig, waarna hij alleen uitvoer en zijn bootje bij de derde zandbank om sloeg. Gelukkig waren de kinderen veilig op het strand achtergebleven.
Gatsma schudt zijn hoofd en zegt: ‘De branding en de zee zijn iets anders dan de Loosdrechtse plassen.’ Maar die zoekgeraakte kleuters, daar krijgt hij dus wat van. Op dat moment heeft hij net het eerste drukke weekend achter de rug, waarbij 350 kinderen hun ouders kwijt raakten. ‘Dat kost ons tijd. Veel te veel tijd. Bovendien maken de kleintjes in de kleuterkamer zo’n kabaal dat we ons niet op ons werk kunnen concentreren. Hier ligt een taak voor de ouders. Zeg de kinderen het nummer van het strandterras of schilder het desnoods met lippenstift op hun armpjes of rug.’
Tips voor op het strand
Per jaar helpen de reddingsbrigades gemiddeld 600 kinderen die hun ouders zijn kwijtgeraakt. ‘Eén keer knipperen met je ogen en je kind kan verdwenen zijn tussen de vele windschermen en parasols,’ vertelt reddingsbrigadier Ernst Brokmeier aan de Brabantse krant BN De Stem. Hij adviseert om kinderen een polsbandje om te doen met de naam van het kind en het telefoonnummer van de ouders.
Brokmeier geeft nog een andere tip: ‘Spreek een vast punt af waar je elkaar bij vermissing weer kunt vinden. Een vast punt dus, ‘geen ijs- of viskar die weg kan rijden.’ Méér tips voor een veilig strandbezoek staan op de website van de Koninklijke Reddingsbrigade.
Tekst: Arnoud van Soest
Voor dit artikel werd gebruik gemaakt van het digitale krantenarchief van www.delpher.nl.
Publicatiedatum: 21/07/2022
Vul deze informatie aan of geef een reactie.