Buitenplaatsen waren populair bij de rijke, stedelijke elite, niet alleen vanwege het prestige, maar ook om gezondheidsredenen. Het leefklimaat in het snel uitdijende Amsterdam was niet bepaald goed voor je gezondheid. Halverwege de 17e eeuw was er zelfs een pestepidemie.
In 1606 stond hier een hofstede die ‘Breeweer ofte jonge Costverloren’ werd genoemd. In 1619 werd het eigendom van het terrein overgedragen aan de Amsterdammer Abel Mathijsz. Diens erfgename Anna Burgh trouwde in 1650 met Dirk Tulp, bewindhebber van de Verenigde Oostindische Compagnie en Amsterdams schepen.
Stadhouder
In 1717 kocht de invloedrijke Amsterdamse koopman David de Pinto jr het pand. Belangrijke mensen kwamen op bezoek: Stadhouder Willem IV, Frederik de Grote (in 1755), en Stanislaus Leszczynski, hertog van Lotharingen en ex-koning van Polen.
In verband met het faillissement van het handelshuis De Pinto werd Tulpenburg in 1761 verkocht. In 1784 kocht de beruchte sloper Frederik Kaal ook deze buitenplaats. Zoals altijd ging hij grondig te werk. Later werd er herberg Het Koetje ingericht. Ook deze herberg werd in 1965 gesloopt.
Publicatiedatum: 02/04/2012
Vul deze informatie aan of geef een reactie.