Spoorbaan van zand
Hiervoor moest een spoorbaan van zand worden aangelegd over enkele weilanden in Kwadijk die moesten worden onteigend. Aldus geschiedde. Op 3 januari 1905 had de aanwijzing op het terrein plaats en de aanbesteding te Amsterdam CS volgde op 16 januari van dat jaar. Daarna kon worden begonnen met de aanleg: het storten van zand en het leggen van rails van 1,40 m breed. En niet te vergeten de bouw van een remise in Kwadijk.
Schutting voor de koeien?
Op 1 mei 1906 was het zover: de tramverbinding met Edam en Volendam was een feit. Maar was de bevolking er blij mee? Men had gemengde gevoelens. Want de boeren hadden graag gezien dat er langs de hele baan een schutting was gebouwd om “de koeien eenigszins tegen het gruwelijke monster te beschermen”. Ook hadden de mensen die belast waren met het in- en uitladen van goederen gehoopt dat er een zijspoor zou worden aangelegd. Deze wens werd evenwel in een later stadium gehonoreerd; er werd een spoor aangelegd om goederen bij de goederenloods aan de Stationsweg in Kwadijk te kunnen lossen.
Machinist voor veertien gulden
De locomotief van het trammetje werd bediend door de heer Haan, die als chef-machinist-stoker voor veertien gulden in de week moest zorgen dat personen en goederen veilig en wel op de plaats van bestemming aankwamen. Hij werd geassisteerd door K. Kater die, nadat hij door een noodlottig ongeval in 1912 overleed, werd opgevolgd door de heer G. Mol uit Monnickendam. Mol werd aangenomen als hulp-machinist en nachtstoker.
Enkele reis twaalfenhalve cent
De tram reed vijfmaal per dag heen en terug naar Edam en Volendam. De eerste rit begon ’s morgens om half zes. Maar als er vis vervoerd moest worden, vertrok de eerste tram al om vier uur. De laatste rit was ’s avonds om half acht. ’s Nachts stond de tram in de remise, vlak bij de spoorwegovergang aan het Schouweinde in Kwadijk waar ook onderhoud en reparaties werden verricht. De rit naar Edam duurde ongeveer twaalf minuten. Een enkele reis Kwadijk-Edam kostte twaalfenhalve cent.
Potkacheltje en carbidlamp
De locomotief trok twee wagons waar in totaal 32 passagiers mee vervoerd konden worden. De verlichting bestond uit olielampen met een gaskousje, in elke wagon hing er één. In 1918 werd overgegaan op carbidverlichting. Een potkacheltje verwamde de wagons. De tram pufte met een snelheid van circa 20 km per uur door het landschap in de polders de Zeevang en de Purmer. Dat kostte dagelijks acht manden kolen van ongeveer 50 kilo. Tussen Kwadijk en Edam waren verschillende haltes. Opstappen kon bij het station aan de Stationsweg, de trambrug over de Purmerringvaart, bij de Westerweg en bij de Oosterweg in de Purmer en tenslotte in Edam.
Tramlijn opgeheven
Door toename van auto- en busverkeer liep het passagiersaanbod op een gegeven moment terug. Dit leidde tot beëindiging van het passagiersvervoer op 15 mei 1933. Het goederenvervoer ging nog een aantal jaren door, tot in de oorlog. In september 1942 leek ook daaraan een einde te komen, maar een kortstondige opleving volgde. Totdat het doek op 26 juni 1944 definitief sloot. De Duitse bezetter besloot de lijn op te breken en daarmee was het laatste hoofdstuk van het Kwadijker trammetje geschreven.
Publicatiedatum: 10/02/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.