Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Strijd om droge voeten begon na de watersnood pas goed

Na de watersnood van 1916 ging de bezem door het versnipperde landschap van de dijkwaterschappen. Daarvoor in de plaats kwam één groot en professioneel waterschap dat samen met Provinciale Waterstaat de strijd met het oprukkende water aan ging.

Als gevolg van een zware noordwesterstorm in de nacht van 13 op 14 januari 1916 braken de Zuiderzeedijken door. Heel Waterland, de oostkant van de Zaanstreek en bijna de gehele Anna Paulownapolder kwamen blank te staan. 19 mensen overleden.

Hoe kon het gebeuren dat de dijken doorbraken? We vragen het Diederik Aten, die werkzaam is bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, dat tegenwoordig verantwoordelijk is voor de dijken in de regio ten noorden van Amsterdam, het Noorderkwartier.

“Er was een langdurige zuidwestenwind geweest, waardoor het water van de oceaan de Noordzee in werd gedrukt en de waterstand langs de kust extra hoog werd,” zo legt de waterschapshistoricus uit. “Als dan vervolgens de wind naar het noordwesten draait en aanwakkert tot storm, dan waait het toch al hoge water de Zuiderzee in. Daar komt het in een soort zak terecht en kan het niet meer terug, omdat het ook nog eens een ondiepe zee is. Op Marken liep de waterstand 30 cm hoger op dan ooit eerder was gemeten. De dijken waren daar niet op berekend. Dan zie je dat het water over de dijken heen slaat, dat ze doorweekt raken en vervolgens doorbreken….”

Kaart van het in 1916 in Waterland/Zaanstreek overstroomde gebied. Collectie Noord-Hollands Archief, Haarlem.

Versnipperd

Al vrij snel na de ramp vroeg men zich natuurlijk af hoe het zo ver heeft kunnen komen? “De kritiek kwam er vooral op neer dat de waterschappen te klein en niet deskundig genoeg waren,” zegt Aten. “Het dijkbeheer was behoorlijk versnipperd; dat was historisch zo gegroeid. Je had een heel scala aan waterschappen die elk een stukje van de oude Zuiderzeedijk beheerden, van Den Helder tot Amsterdam. Ieder poldertje had zijn eigen waterschap. Bij Monnickendam bevond zich bijvoorbeeld een stukje dijk van 450 meter waar een apart waterschap voor was. Dat zegt wel iets over die versnippering. De waterschappen waren te klein om een Delftse ingenieur in dienst te nemen, die de dijk in de gaten kon houden. En blijkbaar schoot het toezicht van Provinciale Waterstaat, dat wel over een paar ingenieurs beschikte, ook tekort. Die hadden ook beter op moeten letten.”

De discussie leidde ertoe dat in 1919 een nieuw waterschap werd opgericht, dat verantwoordelijk werd voor alle belangrijke waterkeringen in het Noorderkwartier, oftewel dat deel van Noord-Holland dat boven het IJ ligt. Het nieuwe waterschap, Hoogheemraadschap Noord-Hollands Noorderkwartier, kreeg het beheer over alle belangrijke dijken in het gebied, behalve de dijken die door de provincie en het rijk werden beheerd.

Aanvoer van materialen te Monnickendam voor herstel van de dijken. Collectie Noord-Hollands Archief, Haarlem.

Jonkheer-held

Maar het was vooral de Provinciale Waterstaat dat het voortouw nam bij het herstellen en verstevigen van de dijken. Die klus stond onder leiding van jonkheer C.J.A. Reigersman, hoofdingenieur-directeur van Provinciale Waterstaat, die voor Diederik Aten ‘de held van de watersnoodramp van 1916′ is. “Die watersnoodramp is echt zijn finest hour geweest. Heel Waterland stond blank en in een razend tempo heeft hij dat gebied afgegrendeld met een 45 kilometer lange nooddijk, om te voorkomen dat er nóg meer land zou overstromen. Vervolgens heeft hij de norm ontwikkeld waar de nieuwe dijken aan moesten voldoen, wat inhield dat ze een storm zoals in 1916 moesten kunnen doorstaan.”

Onder leiding van Provinciale Waterstaat werd begonnen met het dichten van de gaten en het droogleggen van het onder water gelopen land. Vervolgens ging er een enorme dijkverbetering van start, van Den Helder tot aan Schellingwoude in Amsterdam. Dijken werden verhoogd, verbreed en verstevigd. Die operatie nam vier jaar in beslag en kostte in totaal zo’n 21 miljoen gulden, waarvoor de provincie leningen moest afsluiten.

Hoofdingenieur-directeur van Provinciale waterstaat Noord-Holland, jhr.ir. C.J.A. Reigersman.

Overstroming

Ondertussen greep minister van Waterstaat Cornelis Lely de watersnood aan om snel zijn Wet tot afsluiting van de Zuiderzee in te dienen. In 1932 kwam de Afsluitdijk gereed. Maar het water bleef zich roeren. In 1953 vond een nog grotere watersnoodramp plaats, waarbij vooral Zeeland en West-Brabant werden getroffen. Hierbij verdronken ruim 1850 mensen. Ook in Noord-Holland vielen er slachtoffers. Aten: “Vaak wordt vergeten dat er ook op Texel, waar tijdens de watersnoodramp een polder volliep, zes slachtoffers vielen.” Ook bij de Hondsbossche zeewering nabij Petten viel een slachtoffer te betreuren.

De overstroming van 1953, die in de nacht van 31 januari op 1 februari plaatsvond, leidde tot de Deltawet en de daarin vastgelegde Deltanorm. Aten: “Dat is een héle hoge norm, die er op neerkomt dat onze dijken bestand moeten zijn tegen een storm die maar één keer in de tienduizend jaar voorkomt.” Het zou tot begin jaren tachtig duren voordat alle dijken op Deltahoogte waren gebracht.

Zandzuiger aan de Zeevangs Zeedijk tussen Edam en Oosthuizen, september 1916. Collectie Noord-Hollands Archief, Haarlem.

Smeltende ijskappen

Maar als onze dijken voortaan bestand zijn tegen een storm die maar een keer in de 10.000 jaar voorkomt, dan zou je denken dat we voorlopig niet meer bang hoeven te zijn voor natte voeten. Maar dat is dus niet zo …

“Door de opwarming van de aarde, smelten de ijskappen op de pool en de gletsjers,” legt de waterschapshistoricus uit. “Daardoor stijgt de zeespiegel . Bovendien krijgen we te maken met heftige regenval en zwaardere stormen. Maar niet alleen het klimaat verandert, de bodem daalt ook. Kortom, de normen waar onze dijken aan moeten voldoen, moeten aangescherpt worden. Binnenkort beginnen we met het verbeteren van de zogenaamde Markermeerdijken, tussen Hoorn en Schellingwoude. Dat zijn dezelfde dijken die na de watersnoodramp van 1916 werden aangepakt, maar inmiddels zijn we weer honderd jaar verder. En eigenlijk ben je nooit klaar.”

Overigens omvat de strijd tegen het water meer dan het verstevigen van dijken. Ook het als reactie op de watersnood van 1916 opgerichte Hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier heeft daarbij een rol gespeeld. “Toen dat nieuwe hoogheemraadschap in 1921 van start ging, was het in één klap het grootste waterschap van Nederland. De tijd van waterschappen die elk een stukje zeedijk onderhielden was voorbij. Daar kwam één grote, professionele organisatie voor terug, die een bezem door die oude wereld van kleine waterschapjes haalde. De ‘boerenrepubliek’ werd gewoon opzij geschoven. Voor alle duidelijkheid: die oude waterschappen hebben weliswaar naar eer en geweten de dijken beheerd, maar de watersnoodramp van 1916 maakte duidelijk dat je méér moet doen dan op de winkel passen. Bovendien hadden ze niet de deskundigheid – en het geld – in huis om grote dijkverbeteringen uit te voeren.”

Het wapen van Hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier.

Droge voeten

Het nieuwe waterschap ging waterschapsbelasting innen en mocht een groot deel van de leningen aflossen die de provincie had moeten afsluiten om de dijken te verbeteren. “Dat was niet onredelijk, want wie hadden er belang bij die nieuwe dijken? Dat waren de Noord-Hollanders die erachter woonden.” Via de waterschapsbelasting losten zij dus de leningen af, waar ze uiteindelijk vijftig jaar over zouden doen.

Op de vraag wat het hoogheemraadschap vooral heeft betekend, kan Aten kort zijn: “Na 1916 is er geen dijkdoorbraak meer geweest. Dat zegt toch wel genoeg. En dat niet alleen, het hoogheemraadschap heeft ook de Hondsbossche zeewering bij Petten op Deltahoogte gebracht.”

Maar om droge voeten te houden, moet je niet alleen op je dijken letten, je moet er ook voor zorgen dat het regenwater goed wordt afgevoerd. “Daar heb je allereerst goede gemalen voor nodig, die ervoor zorgen dat het water via een systeem van kanalen naar zee kan vloeien. Maar ook al heb je goede gemalen, dan nog ben je afhankelijk van de sloten die bij heftige regenbuien vaak te nauw en te bochtig zijn om het water snel naar de gemalen af te voeren.”

Dat er steeds meer verharde oppervlakken bij komen (daken, betegelde tuinen, wegen) helpt daar ook niet bij. “Het water stroomt daardoor vaak heel snel van de goot in de sloot. Voeger viel het regenwater op het weiland en dan zakte het geleidelijk door de bodem de sloot in, zodat de waterstand minder snel omhoog schoot en er meer tijd was om het water weg te malen.”

“Maar ja, het is niet zo eenvoudig om die nauwe en bochtige sloten recht te trekken en te verbreden, want dan moeten er misschien tuinen en akkers voor worden afgegraven. Dat doe je niet zo snel, net zo min als je de bochten uit het Noord-Hollands Kanaal haalt.”

Het zilveren bord met daarop het kantoor van Hoogheemraadschap Noord-Hollands Noorderkwartier in Alkmaar, dat de eerste dijkgraaf C. Wijdenes Spaans bij zijn afscheid in 1936 cadeau kreeg.

Diederik Aten schreef samen met Frouke Wieringa een rijk geïllustreerd boek over de overstroming van 1916: ‘De Waterwolf in Waterland.’

Auteur: Arnoud van Soest

Publicatiedatum: 28/11/2016

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.