Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Straatnamen verklaard: verdwenen beroepen

Kloveniersburgwal, Voldersgracht en Lijnbaansgracht, weet jij waar deze straatnamen vandaan komen? Veel straatnamen herinneren aan verdwenen beroepen en vertellen daarmee veel over de ambachten die in plaatsen zoals Amsterdam, Haarlem en Alkmaar werden uitgevoerd.

Kloveniersburgwal, Voldersgracht en Lijnbaansgracht, weet jij waar deze straatnamen vandaan komen? Sinds 1851 moeten straatnamen (hodoniemen, van het Griekse woord ‘hodos’) in Nederland officiëel worden vastgelegd. Voor die tijd werden straatnamen niet bijgehouden. Toch hadden de meeste plaatsen in de volksmond wel een naam. Vaak was die naam afgeleid van een persoon, een karakteristieke eigenschap of ambachten die er werden beoefend. Straatnamen vertellen daardoor veel over de geschiedenis van een stad of dorp. Dit zijn aantal straatnamen die herinneren aan verdwenen beroepen.

Linksonder zie je de Lastage met de lange lijnbanen. Beeld: Kaart van Amsterdam, Cornelis Anthonisz, 1544.

Lijnbaansgracht, Amsterdam

Om de zeilen te hijsen van een zeventiende-eeuws vrachtschip was heel wat meters touw nodig. Dat touw werd door de touwslager gemaakt, vaak van hennep. Om het touw te maken was een hele lange ruimte nodig, waardoor de touwslagerijen of lijnbanen vaak buiten de stad werden gebouwd. In veel havensteden is daarom nog een Lijnbaansgracht of Lijnbaanssteeg te vinden. In de huidige Nieuwmarktbuurt in Amsterdam lag vroeger een grote touwslagerij, op de kaart hierboven zie je linksonder de lange gebouwen. Eigenaar was Cornelis Boom, die twee sloten liet verbreden om zijn scheepswerf met lijnbaan beter bereikbaar te maken. Deze grachten heten nog steeds de Rechtboomssloot en de Kromboomssloot.

Zeepzieden. Beeld: Wikimedia Commons.

Zeepziederstraat, Alkmaar

Het maken van handzeep is een uitgebreid proces, dat tegenwoordig weinig meer op ambachtelijke wijze wordt gedaan. Zeep werd tot in de twintigste eeuw gemaakt door zeepzieders, die in een grote ketel natuurlijke vetten kookten. Zieden is een ander woord voor koken, dat we nog steeds herkennen in het woord ‘ziedend’.

Doktersbezoek met een kooikershondje. Beeld: Jan Steen, Doktersbezoek.

Kooikersweg, Vijfhuizen

Toen wilde eend in Nederland een populaire lekkernij was en veel werd gegeten, waren er overal eendenkooien. Hier ving de kooiker wilde eenden die op doorreis waren. Dat deed hij samen met zijn karakteristieke kooikershondje, tegenwoordig een officiëel hondenras. Op Hollandse schilderijen uit de zeventiende eeuw zie je dit soort hondjes vaak afgebeeld. Tegenwoordig zijn er nog enkele eendenkooien in Nederland over, waarbij de gevangen eenden niet niet op tafel verschijnen, maar nadat ze zijn geringd weer verder mogen vliegen.

Vergadering der patriotten op de groote burgerzaal in de Cloveniers Doelen te Amsteld: in Aug: 1748. Beeld: Wikimedia Commons.

Kloveniersburgwal, Amsterdam

De Amsterdamse schutterij uit de Gouden Eeuw, bekend van De Nachtwacht, was bewapend met een type musket dat klover werd genoemd. Een klovenier is dus een schutter. De Kloveniersburgwal herinnert samen met de Nieuwe Doelenstraat aan de Kloveniersdoelen, een gebouwencomplex waar de Amsterdamse schutterij samenkwam. Aanvankelijk hing De Nachtwacht in de feestzaal van deze Kloveniersdoelen.

Vrouwen aan het vollen. Beeld: Wikimedia Commons.

Gedempte Voldersgracht, Haarlem

Vollen was een berucht beroep in de lakennijverheid. De taak van de volder was het vilten van een wollen lap die door de lakenwever was geweven. Het vilten van dat weefsel was een belangrijke stap in de productie van laken. Omdat het vilten werd gedaan met behulp van urine en klei was de volder en de bijbehorende stank niet erg populair. Vanaf de zeventiende eeuw werd het proces overgenomen door volmolens (ook wel stinkmolens genoemd) en verdween langzaam het ambacht van vollen.

Staalmeesters uit Amsterdam, met een stalenboek op tafel. Beeld: Rembrandt, De Staalmeesters.

Raamgracht, Verversstraat en Staalstraat, Amsterdam

Het gebied tussen de Kloveniersburgwal en de Zwanenburgwal lag tot in de zestiende eeuw buiten de stadsmuren. Hier was de lakenindustrie gevestigd, met als centrum het Staalhof. In deze buurt herinneren meerdere straatnamen nog aan die tijd. Nadat lakens door de volders waren bewerkt werden ze aan een houten raamwerk vastgeknoopt om ze weer op te rekken (Raamgracht). Daarna werden ze geverfd (Verversstraat) en tot slot door de staalmeesters met hun gekleurde proeflappen, of ‘stalen’, gekeurd (Staalstraat).

Auteur: Machiel Spruijt

Publicatiedatum: 28/06/2016

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.