Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Station Haarlem: de eerste spoorlijn van Nederland

De opening van de eerste spoorlijn van Amsterdam naar Haarlem op vrijdag 20 september 1839 was niet vanzelfsprekend: bedorven melk, ademhalingsproblemen voor de passagiers en molens die niet meer wilden draaien omdat het stationsgebouw te hoog zou zijn. Het waren een paar van de argumenten die tegenstanders van de spoorlijn in de strijd gooiden. Het mocht allemaal niet baten. Door de voortvarende aanpak van Koning Willem I, kwam er een spoorlijn tussen Haarlem en Amsterdam. Zelfs voor Europese begrippen behoorde het ingedutte Holland tot een van de koplopers met de opening van een spoorlijn in 1839. Het België van Koning Leopold I had reeds in 1835 voor het Europese vaste continent het unicum met de aanleg van de lijn Brussel-Mechelen.

HIJSM

Aanvankelijk was het de bedoeling om een spoorlijn aan te leggen tussen Amsterdam en Keulen, maar de Nederlandse belegger zag er geen brood in. Initiatiefnemer en oud-militair Willem Christiaan Brade gaf niet op. Een tweede verzoek pakte Brade handiger aan. Samen met twee vooraanstaande Amsterdammers, Louis Jan Jacob Serrurier en Rodolphe le Chevalie, vroeg hij een concessie aan voor de lijn Amsterdam–Rotterdam via Haarlem. Als proef werd er begonnen met de lijn tussen Amsterdam en Haarlem. Voor de aanleg en exploitatie werd in 1834 de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij (HIJSM) opgericht. Voor een bedrag van f 1.048.000 werd parallel aan de Haarlemmertrekvaart een spoorlijn aangelegd, inclusief bruggen, stationsgebouwen, rijtuigen en locomotieven. De eerste vier locomotieven, gekocht bij Longridge in Engeland, kregen klinkende namen: De Snelheid, De Hoop, De Arend en De Leeuw. De Arend sprak het meeste tot de verbeelding. Het Spoorwegmuseum in Utrecht bezit een replica van deze stoomlocomotief. Deze was ter ere van het honderdjarig bestaan van de spoorwegen in 1938 nagebouwd.

20 september 1839: de eerste Nederlandse spoorlijn, die van Amsterdam naar Haarlem v.v., wordt plechtig geopend Bron: Noord-Hollands Archief, Haarlem.

Amsterdam tegen

De stad Amsterdam voelde er maar weinig voor, er was immers al een goede verbinding, zowel over de straat als via het water van de trekvaart naar Haarlem. En ook de staatscommissie was van mening dat er geen grote behoefte was aan een spoorlijn, hoewel aanleg ervan wel de handel en nijverheid zou stimuleren. Op 1 juni 1836 kreeg de HIJSM de concessie verleend per Koninklijk Besluit. Als voorwaarde stelde de commissie dat de trein op stoomkracht moest rijden en niet zoals de initiatiefnemers wilden, ook op paardenkracht. De tarieven werden eveneens meteen bepaald, per kilometer moest een passagier vijf cent afrekenen. Voor vracht moesten ondernemers 10 cent betalen voor een ton goederen. De spoorlijn begon bij Station d’Eenhonderd Roe, zo’n 400 meter ten westen van Amsterdam, op grondgebied van de gemeente Sloten. De spoorweg voerde in vrijwel rechte lijn naar Haarlem, waar even buiten de Amsterdamsche Poort langs de Oude Weg een voorlopig station kwam. Drie jaar later werd aan beide kanten het spoor doorgetrokken: aan  Amsterdamse zijde naar de Willemspoort en in Haarlem naar de huidige stationslocatie aan de noordkant van het centrum.

Replica van de eerste locomotief de Arend Foto: Collectie Spoorwegmuseum, Utrecht

De eerst rit

De locomotieven de Arend en de Snelheid trokken tijdens de eerste rit op 20 september 1839 de feesttrein met 300 genodigden, met  aan boord opvallend veel vrouwen. De rit verliep niet helemaal zoals het moest. Onderweg naar Haarlem raakte de voorste locomotief los. De trein minderde vaart en stond zelfs even stil. Nadat de locomotief was vastgekoppeld reed de trein verder. Ondanks het oponthoud duurde de treinreis 35 minuten, maar liefst zeven keer sneller dan met de trekschuit. Langs de spoorbaan stonden veel toeschouwers. In grote getale was men te voet gekomen, met het rijtuig of te paard om het staaltje van industriële vooruitgang gade te slaan. De trein bestond uit drie soorten persoonsrijtuigen: Diligences, Char-à-bancs en Waggons, respectievelijk de eerste, de tweede en derde klasse. Ze waren ongeveer vier meter lang, drie meter breed en ruim 1.60 meter hoog.

De HIJSM 369 op het spoorviaduct over de Brouwersvaart in Haarlem, rond 1900. Foto: Noord-Hollands Archief, Haarlem

Geen zelfmoord

Echt comfortabel was het reizen met de trein nog niet. Er was geen verwarming en de rijtuigen hadden geen verlichting. Bij het remmen klotsten alle rijtuigen tegen elkaar aan. De Diligences hadden ramen met glas, de Char-à-bancs konden bij slecht weer met zeilen worden afgesloten en in de Waggons zaten de reizigers, weliswaar overdekt, in de open lucht. Al gauw verstomde de kritiek: de koeien bleken normale melk te geven en een ritje met de trein bleek voor de passagiers geen zelfmoord te zijn, waarvoor sceptici vooraf hadden gewaarschuwd. Zelfs met een snelheid van 38km per uur werd de adem van de passagiers niet dichtgeknepen! De trein werd een groot succes: in 1842 werd de lijn doorgetrokken naar Leiden en een jaar later naar Den Haag (Holland Spoor). In 1847 bereikte de ‘Oude Lijn’ van de HIJSM via station Delft het eindpunt Rotterdam (Delftsche Poort).

Publicatiedatum: 11/11/2013

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.