De opgraving
In 1960 werd een eerste verkenning gedaan, maar het duurde tot 1967 voordat met een opgraving werd begonnen. Deze opgraving stond onder leiding van de Universiteit van Amsterdam, maar werd uitgevoerd door vrijwilligers van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland. Omdat alleen op zaterdagen werd gewerkt, werd de opgraving pas in 1975 afgesloten. De gehele plattegrond van het klooster en alle verschillende bouwfasen waren in kaart gebracht. De opgraving vormde een welkome aanvulling op de kennis over de plattelandskloosters in Nederland. Toen de opgravingputten weer moesten worden gedicht bleek de veengrond grotendeels te zijn geoxideerd. Er werd ergens ander vandaan grond aangevoerd om het weiland weer te egaliseren.
Gesloopt wegens behoefte aan bouwmateriaal
Het Franciscaner klooster was in 1431 gesticht, maar ging in 1465 over tot de veel strengere Cisterciënzer orde. De kloostergemeenschap werd na de Reformatie in het laatste kwart van de zestiende eeuw ontbonden. Stedelijke kloosters kregen vaak een herbestemming, maar plattelandskloosters werden gesloopt, omdat er door economische expansie grote behoefte was aan bouwmateriaal. Galilea Minor verdween ogenschijnlijk van de aardbodem.
Publicatiedatum: 25/08/2014
Vul deze informatie aan of geef een reactie.