Drie maal dijkje door
Reeds in 1658 is er voor het eerste sprake sprake van een plan om het Krabbewater te bedijken. Dat kon vrij eenvoudig door een afsluitdijkje van de noordkant van Petten naar de achterliggende dijk van de polder Zijpe aan te leggen. Die liep dan meteen ook minder gevaar. Tien jaar later, in 1668, blijkt er inderdaad een dijkje te liggen. Dat was het werk van de heer van Petten, graaf Leonard van der Nath. Het dijkje had het toen echter al weer begeven. Zijn zoon Johan probeerde het in 1676 nog eens, maar opnieuw was de zee sterker. In 1691 verscheen er een nieuwe speler op het toneel in de vorm van mr. Gerrit Schatter, belastingontvanger te Haarlem. Hij kocht dat jaar de heerlijkheid van Petten van de familie Van der Nath voor 11.400 gulden. Schatter wilde zijn bezit graag vergroten en legde daarom nog hetzelfde jaar weer een afsluitdijkje aan. Dat hield echter ook geen stand.
Alkmaarse zoutzieders boos
Schatter liet het er niet bij zitten. Op 5 mei 1692 besteedde hij het herstel van zijn vernielde dijkje aan. Maar toen kreeg hij een deurwaarder uit Alkmaar op zijn dak. Die zegde hem namens de Alkmaarse zoutzieders aan het project te staken. Het ging de zoutzieders om het behoud van hun waterwinpunt in het Krabbewater. Ze hadden daar in 1624 een pomphuis geplaatst waarmee zout zeewater door een goot in speciale waterschuiten werd gepompt. In Alkmaar werd dat water gebruikt bij de raffinage van ruw zout geïmporteerd uit Portugal of het Caribisch gebied. De vissers van Petten maakten ook bezwaar. Die gebruikten het Krabbewater om er hun aas levend te bewaren. Schatter trok zich niets van dit gezeur aan en liet prompt het pomphuis dichttimmeren met een plank voor de deur. Het resultaat was een proces voor de Hoge Raad. Dat verloor Schatter. Hij gaf echter nog steeds niet toe en werd daarna op last van de Alkmaarse burgemeesters gegijzeld. Tot overmaat van ramp werd zijn dijkje wederom door de zee vernield. Schatter kon het niet bolwerken en raakte financieel in zwaar weer. In 1696 kwam de heerlijkheid Petten te koop. Nieuwe eigenaar werd Gerard van Egmond van de Nijenburg.
Jonkheer Gerard brengt uitkomst
Jonkheer Gerard van Egmond van de Nijenburg (1646-1712) was een schatrijke Alkmaarse regent. Hij vervulde tal van hoge functies en was onder andere dijkgraaf van het Hoogheemraadschap van de Hondsbossche. Dit waterschap beheerde de Hondsbossche Zeewering. Gerard begon in de lente van 1698 op zijn beurt met de bedijking van het Krabbewater. Het conflict met de zoutzieders plooide hij soepel. Gerard liet het oude pomphuis verplaatsen naar het strand voor de Zeewering. Zo konden de zoutzieders direct water uit de Noordzee innemen. Voor het onderhoud van de pomp liet Gerard Jan van der Heyden uit Amsterdam komen. Van der Heyden was de uitvinder van de slangenbrandspuit.
Het Pettemervlak en het nieuwe Petten
De aanleg van een solide afsluitdijkje van het Krabbewater kostte Gerard 2561 gulden. Het werd bekend als het Spreeuwendijkje en ligt er nog steeds, nu midden in het land. Er loopt een weg overheen en op het straatnaambordje staat: Spreeuwendijk. Het bedijkte nieuwe land werd bekend als het Pettemervlak. Daar verrees in 1701 de nieuwe kerk van Petten. De oude was namelijk tegen deze tijd in het duin verdwenen. Op het dak lag zo een dikke laag zand dat het ieder moment kon instorten. Rond de plek van die kerk ligt het huidige dorpje Petten, nu weer vlak achter de dijk. Want de zee rust nooit en heeft sinds 1700 weer een hele strook land weggeschuurd. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier bracht een grote verbetering van de zeewering bij het dorp tot stand. Deze oude ‘zwakke schakel’ is aan de zeekant tussen 2013 en 2015 versterkt met een breed strand. Het daarvoor benodigde zand werd van de zeebodem opgezogen.
www.hhnk.nl
www.kustopkracht.nl
www.deltacommissie.com
www.deltacommissaris.com
www.rijkswaterstaat.nl
Publicatiedatum: 03/08/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.