Het einde van een feestmaand en het begin van het nieuwe jaar. Onder hard geknal, klinkende champagneglazen en luide felicitaties word je vele malen op de wangen gekust. Het nieuwe jaar is aangebroken. De één kijkt met een oliebol in de hand door het raam naar vuurwerk en de ander staat buiten met een reeks vuurpijlen klaar. Wie weet zoek je een mooie plek op om de zonsopgang te bekijken.
Twaalf nachten rook, lawaai en offers
Nog voor de christelijke jaartelling, toen de kalender zoals we die nu kennen nog niet bestond, vierden de Germanen in onze streken hun Nieuwjaar niet op één specifieke dag, maar gedurende een periode van twaalf dagen. Deze ‘Joeltijd’ of ‘De Twaalf Nachten’ van 25 december tot en met 6 januari staat ook bekend als het midwinterfeest. De komst van de winter ging gepaard met een feestelijke tijd waarin goden en winterheiligen gunstig werden gestemd met offers en kwade geesten werden verdreven met vuur, rook en lawaai.
Van Romeinen tot Requesens
Het duurde nog lang voordat iedereen daadwerkelijk om klokslag twaalf uur in de nacht van 31 december op 1 januari elkaar een gelukkig Nieuwjaar ging wensen. Voor de Romeinen viel het nieuwe jaar aanvankelijk rond begin maart. Dit veranderde met de kalender van Julius Caesar. Op de naar deze keizer vernoemde kalender werd 1 januari het begin het jaar, de dag dat de nieuwe senaat geïnstalleerd werd. Tijdens de Renaissance, ‘de wedergeboorte van de klassieke oudheid’, werd deze datum door steeds meer mensen algemeen erkend als nieuwjaarsdag.
De christelijke kerk heeft verschillende andere data nog aangewezen. Het christelijke Nieuwjaar werd aanvankelijk met Pasen gevierd en is via Kerstmis naar Driekoningen verschoven. De Maria Boodschap op 25 maart is ook nog voorgesteld, maar zonder succes. Uiteindelijk maakte de Franse koning Karel (Charles) IX een einde aan het eindeloos wisselen van datum voor het nieuwe jaar. In 1563 besloot hij dat in zijn land voortaan de Juliaanse kalender gevolgd zou worden. Landvoogd Requesens, die destijds in naam van Filips II de Lage Landen regeerde, besloot twaalf jaar later hetzelfde.
Tien dagen achterstand
Nieuwjaarsdag viel destijds echter nog steeds niet op de huidige datum. De Juliaanse kalender liep door het ontbreken van schrikkeljaren elke duizend jaar ongeveer acht dagen achter op de zon. Tegen het einde van zestiende eeuw kwam paus Gregorius met de Gregoriaanse kalender, die deze achterstand corrigeerde en het jaar tien dagen naar voren haalde. Bij de invoering op donderdag 4 oktober volgde vrijdag 15 oktober 1582. Holland was één van de eerste gewesten die de nieuwe kalender overnam. Andere gewesten aarzelden en volgden ruim een eeuw later.
Bijna zuiver werelds feest
In voorchristelijke tijden en in de Middeleeuwen werden er bij Oud en Nieuw vreugdevuren gestookt en droegen mensen maskers terwijl ze offers brachten en lawaai maakten. De kerk wilde deze wereldse tradities bestrijden en probeerde de feestvreugde tevergeefs naar de christelijke feestdagen rondom de nieuwjaarsviering (Kerstmis en Driekoningen) toe te trekken. Er is in de zesde eeuw zelfs een driedaags vasten uitgeschreven rond nieuwjaarsdag, zonder succes. Vervolgens werd 1 januari tot ‘Dag der Besnijdenis van Jezus’ uitgeroepen en 31 december werd gewijd aan St. Silvester. Beide dagen werden nooit uitgebreid herdacht, waardoor Oud en Nieuw een werelds feest heeft kunnen blijven. De maskers en offers zijn echter verdwenen…
Kanonnetje op zolder, zangers aan de deur
In de zeventiende eeuw kondigde kanonschoten, luid drankgelach en gezang het nieuwe jaar aan. “Langs de straten trokken troepen jongelingen rond om te schieten. Schot op schot knalde uit de koffij- en wijnhuizen, en de burgers schoten uit hunne stoepen”, schrijft geschiedschrijver Jan ter Gouw. Het was in Amsterdam niet ongewoon hiervoor een apart kanonnetje op zolder te hebben. In de achttiende eeuw kwamen vuurpijlen steeds meer in trek, vooral bij de rijkere burgers. Weer een eeuw later klonken ook zevenklappers en rotjes door de straten. Arme mensen gingen als Nieuwjaarszangers langs de deuren voor wat eten. Soms drongen ze letterlijk een huis binnen om ook ongevraagd iets eetbaars mee te grissen.
Van intiem thuis naar uitbundig buiten
Met de uitvinding van de secondewijzer ontstond ook het aftellen. Iets wat nog steeds wordt gedaan. Mensen werden zich meer bewust van tijd, dagindeling en planning. Het verdrijven van de boze geesten ging plaats maken voor het bedenken en hopelijk ook uitvoeren van goede voornemens. In de Verlichting werd Oud en Nieuw ook meer thuis gevierd. In de steden bleven de straten behoorlijk leeg terwijl de festiviteiten binnen plaatsvonden met bord- en dobbelspellen, waaronder het aloude ganzenborden, onder het genot van zoete oliebollen. Tot in de tweede helft van de twintigste eeuw waren Nederlanders hier volkomen tevreden mee.
Na de Tweede Wereldoorlog begon het nieuwjaarsfeest geleidelijk aan de vorm te krijgen die we nu kennen. Er werd vuurwerk afgestoken en champagne gedronken. In 1960 werd de eerste Nieuwjaarsduik gehouden en het aantal nieuwjaarsrecepties groeide enorm. Tegenwoordig is het feest niet alleen intiem met familie, maar kiezen mensen ook voor uitbundige feesten. Wat doe jij met Oud en Nieuw?
Auteur: Liza Koppenrade
Bronnen:
- Oud en Nieuw, http://www.jefdejager.nl/oudennieuw.php
- Midwinterfeesten, http://www.bakkerijmuseum.nl/kalwiblo/index.php?t=4&h=44
Publicatiedatum: 30/12/2015
Vul deze informatie aan of geef een reactie.