Fietsen op de vélocipède was pure acrobatiek. Deze – in Frankrijk uitgevonden –allereerste trapfiets had geen luchtbanden en geen ketting. Het zadel was bovenop het voorwiel bevestigd. Je balans vinden op een vélocipède en vooruitkomen was niet eenvoudig.
Vooral de ‘hoge bi’ was alleen voor de grootste durfals weggelegd. Hoog boven het enorme voorwiel gezeten, haalden ze halsbrekende toeren uit. Toen H.H. Timmer fietsen besloot te gaan verkopen, begreep hij dan ook dat lessen onontbeerlijk waren. Hij bood ze zelfs gratis aan.
Fietsrijscholen
Naarmate fietsen populairder werd, kwamen er professionele rijscholen. In Amsterdam werd in 1896 bijvoorbeeld aan de Nassaukade Fongers’ Rijschool geopend en in 1898 achter het Rijksmuseum de wielerrijschool Velox. De pilaren en muren in de zaal waren van stootkussens voorzien om het vallen wat te verzachten. De leerling werd door de instructeur en twee helpers op de fiets gehesen. Dankzij een leren band met handgrepen konden ze de beginneling goed vasthouden. Ondersteund door de drie helpers begon het fietsen. Langzaam werd daarbij het tempo opgevoerd.
Na een paar lessen mocht je het onder begeleiding buiten proberen. Na een les of 12 was je klaar om het zelf te doen en kon je een fiets huren. Of kopen, voor wie echt de smaak te pakken had. Na een wat onwennige opstartfase, raakte het fietsen in. Zeker toen de fietsen twee gelijke (lucht)banden en een ketting kregen.
In de loop van de tijd raakten de fietsrijscholen overbodig. Het gebouw van Velox werd verkocht en verbouwd tot zwembad, het tegenwoordige Zuiderbad. Fongers’ Rijschool sloot in 1922, maar de instructeur van Fongers bleef nog tot 1936 lesgeven in het Vondelpark.
Publicatiedatum: 10/04/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.