
Vluchten
Vluchten naar Zwitserland of via Spanje naar Engeland was moeilijk en gevaarlijk, soms ook kostbaar. Jaap Leuvenberg, die aan het Frans Halsplein woonde, slaagde erin. Met zijn vrouw Dolly stapte hij op de trein naar Zwitserland. “Onze persoonsbewijzen met die grote J erin hadden we thuisgelaten, we reisden met onze paspoorten.” Zijn jongere broer Isaak deed het hem later na, ook met succes. Maar zijn oudste zuster werd met haar man en twee kinderen gepakt en zij kwamen om in het concentratiekamp Mauthausen. Ook Sonja Frenk werd bij een vluchtpoging gearresteerd. Zij was één van de twee joodse vriendinnen van Hannie Schaft en zat ondergedoken bij Hannies ouders. Ze kon het ondergedoken leven niet aan en zocht contact met een organisatie die vluchten naar Spanje op touw zette. Ze moest voor haar vlucht 5000 gulden betalen. In Lyon werd ze verraden en gedeporteerd naar Auschwitz.
Onderduiken
Bijna alle joden die aan deportatie wilden ontkomen, waren aangewezen op een onderduikadres. Onderduiken, zo blijkt uit de woorden van Liesje de Vries, was geen gemakkelijke keuze. Daar kwam veel bij kijken. Je moest je leven en veiligheid overgeven aan een ander. Bovendien wist je dat je die ander in gevaar bracht, want de Duitsers hadden aangekondigd dat iedereen die joden hielp ‘als joden behandeld zou worden’. Joden die met hun gezin wilden onderduiken hadden het extra moeilijk. Bij veel onderduikadressen was daarvoor geen ruimte. Je moest mensen kennen die je in huis wilden nemen of over contacten beschikten die je naar behulpzame en betrouwbare Nederlanders konden brengen. Je kon niet meer legaal aan bonnen komen die nodig waren om voedsel te kopen. Vaak bleek het nodig om van onderduikadres te veranderen. Dat kon alleen met een vervalst persoonsbewijs. Het in huis nemen van een onderduiker kostte geld, er waren extra kosten voor voedsel, verwarming en kleding. Als het even kon wilde een onderduiker zijn gastheer of -vrouw tenminste financieel schadeloos stellen voor hun inspanningen. Joden die over enig kapitaal beschikten hadden het daarom gemakkelijker dan arme joden. Na verloop van tijd werd het verzet er steeds beter in om ook voor arme onderduikers te zorgen, maar in de tweede helft van 1942, toen de deportaties begonnen, was dat nog niet goed geregeld.
Ondergedoken leven
Van het ondergedoken leven kunnen we ons tegenwoordig nauwelijks een voorstelling maken. Er waren joden die jarenlang de buitenlucht niet zagen en er waren joden die bij een boer op het land gewoon meewerkten. Sommige joden konden het uitstekend vinden met hun gastheren en -vrouwen, op andere onderduikadressen braken ruzies uit. Onderduikers werden soms ziek, of overleden zelfs, en wat dan te doen? Ondergedokenen in een rijtjeshuis mochten tijdens de afwezigheid van de legale bewoners geen enkel geluid maken, mochten bijvoorbeeld de wc niet doortrekken. Vaak verkeerden ze in kwellende onzekerheid over het lot van hun familieleden en vrienden. En voortdurend dreigde verraad.

Onderduiken.
Verraden
Isaak L. Worms en zijn vrouw werden op een wel zeer schokkende wijze verraden. Ze arriveerden op hun onderduikadres in de Bilderdijkstraat. Al meteen moesten ze duizend gulden betalen. Even later ging de bel. De man die ze zojuist betaald hadden, liet enkele geüniformeerde Duitsers binnen, wees op Worms en diens vrouw, en zei: “Daar zitten ze.” Het echtpaar overleed op 21 mei 1943 in Sobibor. Zo af en toe werd het verraad tijdig ontdekt. Dan kwam bijvoorbeeld op het politiebureau de melding binnen dat op een zeker tijdstip joden moesten worden opgehaald op een bepaald adres. Politiemensen die in het verzet zaten, zoals de Haarlemmer Ben Endlich, konden dan soms nog op tijd waarschuwen.
Gered
Het kon ook goed gaan. Simon van Frank ontsnapte in het huis van zijn stiefmoeder als enige op het nippertje aan arrestatie. Daarna dook hij onder in de Minahassastraat, bij ‘pa en moe Smit’. “Eerst zaten we er met vier, toen zes en later zelfs met twaalf onderduikers. Het huis, de stoelen, de loper op de trap, alles was na de oorlog tot op de draad versleten.” Philine Polak, die aanvankelijk tezamen met Sonja Frenk in het huis van de familie Schaft aan de Van Dortstraat ondergedoken zat, overleefde de oorlog. Maar ze moest wel uitwijken naar een ander onderduikadres, in Amsterdam, toen het huis van de familie Schaft, vanwege Hannies illegaal werk, niet langer veilig was.
Terugkeer
Onderduiken deed je lang niet altijd in je eigen woonplaats. Veel Haarlemse joden zijn buiten de stad ondergedoken, joden van elders doken in Haarlem onder. De na de bevrijding teruggekeerde joden, die allemaal familieleden en vrienden hadden verloren, voelden zich vaak in Haarlem niet meer veilig. Verraders liepen ongestraft rond of kwamen er vanaf met een lichte straf. In hun huizen woonden anderen die niet zonder slag of stoot wilden verhuizen. Teleurgesteld en verbitterd verlieten nogal wat Haarlemse joden de stad. Ze vertrokken naar andere plaatsen in Nederland of in het buitenland, meestal naar Israël.
Bronnen
* Ton Kors, Hannie Schaft. Het levensverhaal van een vrouw in verzet tegen de nazi’s (Amsterdam, 6e druk 1981).
* Kees van der Linden, Jaap Temminck en Wim de Wagt, Kom ga sjoelen. Bijdragen over de geschiedenis van de joodse gemeenschap in Haarlem (Haarlem 1999), pp. 37-60.
* J. Presser, Ondergang. De vervolging en de verdelging van het Nederlandse jodendom 1940-1945. (‘s-Gravenhage 1965).
* J.J. Temminck, ‘Vertrokken onbekend waarheen. De Haarlemse joden in de Tweede Wereldoorlog’, in: Jaarboek Haerlem 1995 (Haarlem 1996), pp. 139-171.
* Ter inzage in de bibliotheek van het Noord-Hollands Archief.
Publicatiedatum: 11/01/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.
3 reactiesMijn opa en oma van der Valk woonde in de minnahassestraat 77 haarlem noord
Mijn oma kwam uit Duitsland..
Toen voor werk . Soms denknik zij zal het wel zwaar gehad hebben …
Mijn vader verloor zijn rechter hand toen hij zo’n 13 was aan een granaat
Opa was stucadoor Mijn vader ook
Mijn grootouders woonden tijdens de oorlog op de koudenhorn 48zwart te Haarlem. Een kleine woning en met een grote schuur in de tuin.
Er werd aangebeld, er was een razzia gaande en of de mensen even bij hun mochten zijn om later opgehaald te worden.
Zij bleven. Al gauw groeide de groep uit tot 12 extra in een gezin van 4.
Twee konden het niet vinden met de groep. Mijn grootvader trok erop uit naar zijn neef. Daar waren ze welkom. Hun plek werd weer opgevuld door anderen.
Alle buren waren op de hoogte dat er Joodse onderduikers waren. Hierdoor was er enige vrijheid in de tuin. Ook werd er onderling met de buren wat gedronken of geschaakt.
Mijn oma ging vaak met de fiets erop uit om bij boeren eten te halen. Samen met de bonnen van het verzet hebben zij nooit honger gekend.
Mijn oom werd geboren tijdens de oorlog. De verzetsblaadjes werden rondgebracht en lagen onder zijn matrasje in de wandelwagen.
Mijn oma vond dit alles niets bijzonders. Dat deed je toch gewoon!
Op een dag werden de huizen stuk voor stuk doorzocht.
Precies toen hun huis aan de beurt kwam gingen de Duitsers koffie drinken. Na hun koffie gingen ze door met het huis ernaast.
Mijn moeder, 6 of 7 jaar, herinnert zich nog dat ze de Duitsers van huis naar huis zag gaan. Ze speelde met haar kleine zusje in de tuin en telkens zagen ze dezelfde Duitsers weer op een andere plek. Ze zwaaiden maar want ze zwaaiden ook terug.
Dat was echt door de oog van de naald.
Ze zijn een paar keren verraden. Een politieagent heeft eea onderschept. Hij heeft hiervoor betaald met zijn leven. En hem gedenken wij ieder jaar.
4 en 5 mei zijn dan ook voor onze familie bijzondere dagen. Bijzonder omdat iedereen de oorlog overleefd had.
Ook na de bevrijding is contact gehouden met elkaar.
Lang na de oorlog ging ik met oma naar de oude buren. De buurvrouw nam mij mee naar haar balkon. Daar vanuit had je zicht op de tuin waar oma met haar gezin en alle onderduikers had gewoond.
Heel indrukwekkend te weten hoe verkeerd het had kunnen gaan. Vrede en vrijheid is niet vanzelfsprekend. Daar moet je aan werken en dankbaar voor zijn.
Als kind woonden ik (Kees, 1937) en mijn broer (Piet), 1938) op de Koudenhorn, een paar huizen van de familie van Kempen vandaan. En speelden we vaak met de twee zusjes Kempen en later ook met hun jongere broertje. Mijn ouders vertelden me later over geschiedenis van de familie Kempen. O.a. dat de kinderen op tafel voor het raam gewassen werden en dat wij dan met onze neuzen tegen het raam gedrukt stonden te kijken. Maar dat het wassen was opeens niet meer te zien was omdat de gordijnen gesloten bleven.
Na de oorlog hebben de kinderen me laten zien hoe de onderduikers in geval van nood via oude onbewoonde huizen achter hun huis naar de straat erachter konden ontsnappen.
En heb ik gezien dat de onderduikers kort na de bevrijding met een paard en wagen met daarop veilingkisten als zitplaatsen een tocht door Haarlem maakten.
Wat de familie Kempen gedaan heeft heb ik altijd heel bijzonder gevonden en heb ik daarom diverse malen in archieven gezocht naar wat er over hen bekend was. Steeds vrijwel zonder resultaat.
Maar vandaag werd ik blij verrast door het verhaal van de kleindochter van mevrouw Kempen.
Graag zou ik met haar in contact komen om meer van haar te horen.
Kees Hoogenboom