

De hut omstreeks 1910. Beeld: Dooyewaard Stichting.
Woonhuis Otto van Rees
De hut werd in 1899 gebouwd als woonhuis voor de schilder Otto van Rees. Zijn vader – bioloog, professor en tevens oprichter van de Internationale Broederschap der Christenanarchisten – Jacob van Rees, was de opdrachtgever van dit project. Hij was sterk overtuigd van het idee om in een communistisch verband te leven. Zo kocht hij in Blaricum veertien hectare grond aan de Noolseweg om een humanitaire landbouwkolonie op te richten. Het bos kreeg hierdoor de naam `Het humanitaire bosje´. Hij zelf ging er echter niet wonen, zijn vrouw liet dat niet toe. Maar zijn zoon nam wel zijn intrek in de hut.

De oorspronkelijke hut: nu aan de Schapendrift te Blaricum, in bezit van de Dooyewaard Stichting. Beeld: Hidenori Mitsue.
Kolonie in het Gooi
De landbouwkolonie werd geen succes. Al snel bleek het gemeenschapsleven niet te werken en gingen de humanisten in verschillende huizen wonen, apart van elkaar. Tijdens de spoorwegstaking van 1903 werkten ze nog één keer samen. Tezamen met vele andere Nederlandse arbeiders protesteerden ook zij tegen de wetten die het staken verboden. Zo verlegden ze de rails die vlak langs de kolonie liep een paar centimeter. Dit werd door de Gooise bevolking als misdaad gezien. Op 12 april 1903 namen de orthodoxe protestantse Huizer en Blaricummer landarbeiders wraak. Zij vernielden veel en staken huizen in brand. De kolonie ging ten onder. Een aantal hutten, waaronder die van Mondriaan, bleven echter bestaan.

Het hutje van dichtbij. Beeld: Dooyewaard Stichting.
Het atelier van Mondriaan
Door zijn contacten met de schilder Otto van Rees kon Piet Mondriaan tussen 1915 en 1919 in de hut in het Blaricumse bos verblijven. Mondriaan werkte daar in alle rust aan een schilderij van een bloeiende appelboom. De abstracte elementen, die zijn werk later wereldberoemd zouden maken, werden in deze periode in Blaricum gevormd. Het figuratieve verdween uit zijn werk, net als elke beweging en diepte. Dit kan trouwens ook gezegd worden over zijn kaarsrechte dansstijl die hij in die periode geregeld liet zien in Hotel Hamdorff te Laren. Hij danste rechtop, met zijn hoofd schuin naar boven en maakte gestileerde passen. Kunstenaars noemden hem de ‘dansende madonna´.

Werken van de kunstenaar Hidenori Mitsue. Onderdeel van tentoonstelling ´De Salon´ 2011 in Museum Hilversum.
Dooyewaard Stichting voor hedendaagse kunstenaars
Ook nu nog wordt de hut gebruikt als atelier. In 1927 werd het huisje gekocht door de schilder Theo Lohman. Hij liet het opnieuw opbouwen aan de Schapendrift. Daar is het hutje nog altijd te bewonderen. Dit is te danken aan de Dooyewaard Stichting, sinds een paar jaar eigenaar van de hut, die als doel het behouden en in standhouden van ateliers heeft. De stichting koopt oude ateliers op en laat er hedendaagse kunstenaars in werken. De Japanse Hidenori Mitsue is zo´n jonge kunstenaar. In het hutje probeerde hij via zijn kunst het denkproces, het juiste materiaal en zijn Japanse achtergrond met de bezoeker te delen. Dat zijn atelier in het historierijke hutje zat werkte volgens hem zeer inspirerend.
Auteur: Kirsten Kouwenhoven.
Bronnen
Canon tussen Vecht en Eem, Schildersdorpen tussen Vecht en Eem.
De Dooyewaard Stichting
Lien Heyting, De wereld in een dorp: schilders, schrijvers en wereldverbeteraars in Laren en Blaricum 1880-1920 (Amsterdam 1994).
Publicatiedatum: 14/03/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.