Zo gaf hij lessen in kunst esthetica, met name aan welgestelde dames, schreef hij kunstkritieken en vertegenwoordigde hij ongeveer driehonderd kunstenaars. Hij vertegenwoordigde opvallend veel welgestelde schilderessen, ook uit Laren en de rest van het Gooi. Er waren veel voordelen om binnen de kring van Bremmer te bewegen als kunstenaar. Bremmer had namelijk een uitgebreide klantenkring, waaronder Hélène Kröller-Müller die zichzelf graag door hem liet adviseren. Daarbij kon Bremmer het werk van kunstenaars op uiteenlopende mogelijkheden onder de aandacht brengen; bijvoorbeeld via zijn cursussen, lezingen en publicaties. Tot slot had Bremmer goede contacten in de kunsthandel.
Bremmer en ‘zijn’ kunstenaars
‘Hij kwam op een zondag – en toonde mij glashelder waarom ik niet vooruit ging. Alle invloeden die op me ingewerkt hadden, werden me getoond en er bleef een zielig beetje van mezelf over! Maar daarmede moest ik opnieuw beginnen. ’t Was een stoere tijd, maar ik ging stap voor stap zekerder worden – wat ik verder veroverde is te danken aan die Zondag en de belangstelling die de Heer Bremmer mij nog steeds getoond heeft’.
Bovenstaand citaat van Jo Koster illustreert hier op een pakkende wijze de verstandhouding tussen H.P. Bremmer (1871-1956) en de kunstenaars die hij om zich heen verzameld had.
Bremmer vertegenwoordigde niet zo maar iedereen. Hij moest bijzonder onder de indruk zijn om een kunstenaar op te nemen in zijn stal. Opvallend is dat hij enkel realistisch werkende kunstenaars, met enkele uitzonderingen daargelaten, vertegenwoordigde. Tevens had hij een voorkeur voor kunst met een mystieke kant. ‘Om opgenomen te worden en te blijven in zijn kring was het noodzakelijk dat hij zelf in het werk de aanwezigheid van het “eeuwige” ontwaarde’.
Ondanks dat Bremmer werd geëerd in eigen kringen, heeft zijn bemoeienis ook kritiek gekregen, aangezien hij ‘zijn kunstenaars’ altijd volgens zijn eigen visie stuurde. Zijn adviezen waren dan ook dwingend van aard: wie zijn aanwijzingen niet opvolgde dreigde zijn (invloedrijke) steun te verliezen. Zijn invloed was het grootst onder kunstenaars die financieel afhankelijk van hem waren of ook daadwerkelijk lessen bij hem volgden. Hildelies Balk schrijft in haar proefschrift De kunstpaus H.P. Bremmer (2004): ‘of het nu ten goede of ten kwade was, kunstenaars die door Bremmer gepropagandeerd werden en contact met hem hadden, dragen daarvan altijd de sporen in hun werk’. Van de 300 kunstenaars die hij om en nabij vertegenwoordigde kregen 54 kunstenaars regelmatig advies, en 31 kregen schilder- en tekenlessen van hem.
Lessen aan welgestelde dames
Bremmer woonde in Den Haag, maar reisde door het hele land. In Laren gaf hij zijn lessen Praktische esthetica in de villa van de kunstenares Corry Pabst. De lessen zagen er als volgt uit: ‘eerst was er pianospel, daarna behandelde Bremmer een schilderij – waarbij Anna Egter het gewoonlijk niet met hem eens was en tegensputterde – en dan volgde nog een gezellige nazit’ (Uit: Lien Heyting 1994, pp. 152-155).
De meeste van Bremmers leerlingen waren opvallend volgzaam, dit gold met name voor de vrouwen die hij begeleidde. Toen bijvoorbeeld Jo Koster les bij hem nam was ze al 35 en had ze door haar studiereizen meer van de wereld gezien dan hij. Toch liet ze zich door hem leiden en volgde ze zijn adviezen braaf op. Anna Egter van Wissekerke signeerde haar werk niet eens voordat Bremmer er zijn goedkeuring over had uitgesproken. Opvallend is wel, dat Bremmer zijn vrouwen dwong zichzelf serieus te nemen. Dit was in die tijd, zoals eerder beschreven, nog niet vanzelfsprekend.
Julie de Graag
Veel van Bremmers leerlingen waren ontzettend onzeker en hingen daarom zwaar op hem. Een van zijn meest getalenteerde, maar waarschijnlijk ook meest labiele vrouwelijke leerling was Anna Julia (Julie) de Graag (1877-1924). Haar bijzondere houtsnijwerk van portretten, dieren en planten viel op door de ‘zuiverheid en eenvoud’ van hun verschijning. Julie sneed haar motieven in palmhout, wat door zijn hardheid veel lastiger is te bewerken dan andere houtsoorten, maar wel veel fijnere en gedetailleerde afdrukken tot resultaat had. Hoewel haar portretten, dieren en planten haar bekendheid hebben gegeven, heeft zij zich ook laten inspireren door het Gooise landschap. Tevens illustreerde zij enige prentenboeken en kalenders.
Julie volgde al sinds 1901 les bij Bremmer; eerst in Den Haag en later in Laren. Julie verhuisde na haar lessen aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag in 1904 naar Laren vanwege haar ‘zwakke gezondheid’. Julie was erg depressief, wat haar er in 1924 er toe bracht om een einde aan haar eigen leven te maken. De vele tegenslagen die zij in haar leven heeft gekend, zullen hier aan bij hebben gedragen. Haar atelier en boerderij brandden bijvoorbeeld in 1908 af, waardoor veel van haar werk vernietigd werd. Omdat ook haar modellen om gravures te drukken in de brand verloren waren gegaan, legde zij zich enige tijd toe op het schilderen. Bremmer sommeerde haar echter om toch weer houtsneden te gaan maken, wat zij dan ook weer ging doen. Rond het begin van de jaren twintig begon Julie steeds soberder en gestileerder in kleiner formaat te werken. Dit past geheel in het tijdbeeld wat zich omstreeks 1900 als reactie op het impressionisme van de Haagse School en hun opvolgers ontwikkelde. Julie liet zich hierbij inspireren door de gestileerde en geabstraheerde kunstvisie van de beeldhouwer Joseph Mendes da Costa (1863-1939) en de abstracte tekeningen en schilderijen van Bart van der Leck. In haar latere werk worden haar houtsneden harder en minder verfijnd.
Tekst: Sarah Thurlings-Heijse
Literatuur:
- Margriet van Seumeren, Sarah Thurlings-Heijse en Nikkie Herberigs, Gooise vrouwen in de kunst (2008)
- H. Balk, De Kunstpaus H.P> Bremmer 1871-1956 (2006) Naar het gelijknamige proefschrift uit 2004
Publicatiedatum: 11/12/2014
Vul deze informatie aan of geef een reactie.