In het notulenboek van de kerkenraad lezen we bij 3 november 1859: “Er komt geen der broederen, die bedenking inbrengt tegen het toelaten van de voorgestelde doopelingen tot den doop. Ook is er in de vergadering niemand, die daartegen, althans wat de meesten hunner betreft eenig bezwaar in het midden brengt. Alleen ten aanzien van F.J. Luyken deelt dominee De Lanoy een nameloozen brief mede, waarin aan dien doopeling, behalve andere beschuldigingen, te last wordt gelegd, dat hij drie dagen na het afleggen van zijne belijdenis eene koe heeft gesloken. Het laatste feit (niet de andere beschuldigingen) is geconstateerd en door Luyken zelven erkend, en op grond van die bekentenis besluit de vergadering zonder op den naamloozen brief acht te slaan, om aan Luyken voor deze reis den toegang tot den doop te ontzeggen. Dominee De Lanoy zal hem met dit besluit bekend maken. De overige doopelingen zullen tot de doop toegelaten worden.”
Katholieke afkomst
Sluiken is een deftig woord voor stelen of smokkelen. Kennelijk werd hiermee ook de zwaarte van het misdrijf gebagatelliseerd want al met Pasen 1860 werd Luyken gedoopt. Luyken was van katholieke afkomst. De initialen F.J. staan voor de goed-katholieke voornamen Franciscus Johannes. Hij diende in 1857 samen met zijn vrouw bij de kerkenraad het verzoek in om catechisatie te volgen en belijdenis te doen. Zou de ‘nameloozen brief’ vol beschuldigingen afkomstig zijn van een rasechte doopsgezinde die nog vol wrok was over de middeleeuwse vervolgingen van andersdenkenden door de katholieke inquisitie?
Publicatiedatum: 07/06/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.