
Schiettuig
Tot zeker halverwege de negentiende eeuw was het heel gewoon om klokslag twaalf wild in het rond te schieten. Schiettuig was er genoeg, want vóór 1896 bestond er nauwelijks wapenwetgeving. Stadshistoricus Jan ter Gouw (1814-1894) schrijft erover in ‘De Volksvermaken’ (1871): “Maar te Amsterdam was ’t een leven of de wereld verging. Langs de straten trokken heele troepen jongelingen rond, om te schieten: schot op schot knalde uit koffij- en wijnhuizen, en de burgers schoten uit hunne stoepen. De meeste Amsterdammers hielden er een klein kanonnetje op na, dat op een blok hout bevestigd was, en ’t heele jaar op den zolder lag, maar in den oudejaarsmorgen afgehaald en schoongemaakt werd.”

Een bijzonder fraaie opname van een deel van de Amsterdamse binnenstad, waar veel vuurwerk voor een vrolijk decor voor de jaarwisseling zorgde, 1 januari 1978. Beeld: Ruud Hoff, creative commons via ANP Archief.
Verbod vergeefs
Het schieten liep regelmatig uit de hand en werd meermalen verboden. Maar omdat het zo’n oude gewoonte was, werd het oogluikend toegestaan. Totdat het schieten in de nacht van 1760 op 1761 zo uit de hand liep dat het nu toch echt ten strengste verboden werd. Alweer zonder handhaving, constateert Ter Gouw: “Nog in mijne jeugd dreunde de Kalverstraat op hare fondamenten als ”t oude in ’t nieuwe’ geschoten werd, en ieder huismoeder zorgde schrikpoeders in huis te hebben.”

Amsterdam 28 december 1978: vuurwerk kopen.
Sirenes
Vanaf het eind van de negentiende eeuw tot en met de Tweede Wereldoorlog werd in Amsterdam het kabaal maken aan professionals overgelaten. Om middernacht luidden de kerkklokken, de stoomboten op het IJ lieten hun sirenes huilen en de locomotieven met hun stoomfluiten deden gezellig mee. Na middernacht gingen maar weinig Amsterdammers de straat op. De openbare orde kwam zelden in gevaar, hooguit door wat dronkemansgeknok.
Siervuurwerk
Na de oorlog veranderde dat. Pas toen ging vuurwerk in Amsterdam deel uitmaken van de nieuwjaarsfolklore. Ja, ook voor de oorlog staken stoere jongens rotjes en voetzoekers af, maar dan op Hartjesdag, het baldadige volksfeest in augustus, dat rond 1960 ‘uitstierf’ – om pas rond 2000 in nieuwe vorm te herleven. In de jaren zestig en zeventig kwam er naast die simpele knallers steeds meer siervuurwerk in omloop, mede dankzij Chinese immigranten. Door de groeiende welvaart werd het vuurwerk na 1970 ook steeds massaler ingeslagen. De knallers waren gewoon te koop bij V&D en in de jaren zeventig maakte feestartikelenwinkel Witbaard in de Ferdinand Bolstraat indruk met zijn uitgebreide collectie vuurpijlen.
Auteur: Charlotte Goede.
Lees meer over Amsterdams Oud en Nieuw in het tijdschrift Ons Amsterdam.
Publicatiedatum: 28/11/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.