Nieuwjaarszangers
In de middeleeuwen gingen de armen op Nieuwjaarsdag de deuren langs om met een speciaal lied wat voedsel bij elkaar te bedelen. Dat werd niet steeds op prijs gesteld; sommige zangers hadden de hebbelijkheid het huis binnen te dringen en de aanwezige lekkernijen soldaat te maken. In 1578 werd het ‘nieuwjaarszingen’ om die reden verboden, maar daar trok niemand zich iets van aan. Jan ter Gouw schrijft dat het gebruik ook in zijn tijd – eerste helft negentiende eeuw – nog voorkwam. Omdat je met een droge keel niet kan zingen, werd er terloops bij gebedeld om drank. Sommige rijke families verstopten zich daarom in de achterkamer en doofden de lichten, alsof ze niet thuis waren.
Nieuwjaarsprenten
Later gingen ook bepaalde beroepsgroepen met een nieuwjaarswens de huizen langs in de hoop op een fooi, zoals nu nog steeds de krantenbezorgers doen. Tot een eeuw geleden moest je wat meer hebben klaarliggen dan nu, want je kon bezoek verwachten van lantaarnopstekers, de nachtwacht, straatvegers, porders, asophalers en torenwachters. Zij zongen nog maar zelden, maar bezorgden wel fraai gedrukte prenten met berijmde wensen. De verzen werden in opdracht gemaakt door gelegenheidsdichters, vaak onderbetaalde schoolmeesters.
In 1950 schreef Jaap Kruizinga in Ons Amsterdam dat de oudste nieuwjaarsprent in het Gemeentearchief dateerde uit 1698. Die werd door de ‘Porders en de Ratelaars’ aangeboden aan de bewoners van ‘Amstelredamme’. Maar intussen blijkt het Stadsarchief een nog oudere te bezitten: die van de Amsterdamse ratelwachters uit 1669! De r
Visiterijden
De dienstmeisjes mochten veelal de fooien uitreiken, want op Nieuwjaarsdag waren meneer en mevrouw zelf druk met visiterijden. Per (al dan niet gehuurde) koets maakten ze een ronde over de grachten om hun beste wensen over te brengen aan familie en kennissen. Wel vroeg eind negentiende eeuw het gemeentebestuur meermalen per advertentie om daarmee pas na twaalven te beginnen, ten einde het kerkbezoek niet te hinderen.
Briefkaarten
Als de mensen van het bezochte adres zelf aan het rijden waren, werd (vaak opgelucht) een kaartje afgegeven. Op de eerste nieuwjaarsprentjes stonden vaak varkens afgebeeld. Een varken was vet en stond symbool voor voorspoed en een goed jaar. De meeste werden in de Jordaan gedrukt, waar veel drukkerijtjes en uitgevers zaten. Bekend was de drukkerij van de gebroeders Koster op Leliegracht 28 die in 1895 ook al een mooie scheurkalender aanbood.
Met de Wet tot regeling der Brievenposterij, die op 1 april 1892 inging, werd het voor iedereen mogelijk om briefkaarten te verzenden. Snel werd de afgegeven nieuwjaarswens verdrongen door de nieuwjaarskaart. Dat leverde de postbeambten veel drukte op, blijkt uit ‘Oudejaar in het Postkantoor’, een reportage in het Algemeen Handelsblad van 1 januari 1905. De verbazing over de hoeveelheid post met Oud en Nieuw is groot. De lezer wordt op het hart gedrukt dat hij niet bang hoefde te zijn dat de sorteerders de ansichten zouden lezen: daar hadden ze echt geen tijd voor.
Auteur: Charlotte Goede.
Lees meer over nieuwjaarsgebruiken in Ons Amsterdam.
Publicatiedatum: 28/11/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.