Den Helder heeft twee ‘waterstaatskerken’: de Nieuwe Kerk aan de Weststraat van 1839 en de Petrus en Pauluskerk van 1840 aan de Kerkgracht. Er staan anno 2017 nog zo’n zeventig soortgelijke kerken in Nederland, gebouwd tussen 1825 en 1875 met financiële steun en onder toezicht van de rijksoverheid. Die kerken worden waterstaatskerken genoemd omdat het ministerie van Waterstaat, het toenmalige bouwministerie, toezicht hield op de kwaliteit van ontwerp en uitvoering. Sommige waterstaatskerken zijn door eigen ingenieurs van Waterstaat ontworpen: de beide Helderse waterstaatskerken bijvoorbeeld door de provinciaal opzichter ir. Hendrik Dansdorp.
Kerken en overheid
Als de rijksoverheid geld steekt in kerkenbouw zal zij er in beginsel voor zorgen dat ze waar voor haar geld krijgt; vandaar dat toezicht. Maar waarom stak de rijksoverheid, die in de negentiende eeuw toch een meer liberale politiek voorstond, geld in kerkenbouw? Om een antwoord op deze vraag te vinden moeten we terug naar de tweede helft van de zestiende eeuw, de tijd van de Reformatie. De voorheen katholieke kerkgebouwen kwamen toen in handen van de hervormden en de katholieke eredienst werd alleen oogluikend in zogeheten schuilkerken toegestaan. Twee eeuwen later, in de Franse tijd en daarna in het nieuw gevormde Koninkrijk der Nederlanden, werd de Katholieke Kerk in Nederland op gelijke voet met de andere kerken gesteld en kwam er einde aan de bevoorrechte positie van de Hervormde Kerk in Nederland. De teruggave van de oude kerkgebouwen werd toen een zwaarwegende katholieke eis en een heet hangijzer in de politiek.
Handhaving status quo
In steden en regio’s met een overwegend katholieke bevolking, zoals in het zuiden van het land, was er ondanks hervormd verzet daadwerkelijk sprake van overdracht van kerken. In de meer protestantse gebieden van ons land bleek de overdracht van de oude kerkgebouwen niet uitvoerbaar. Om uit deze impasse te komen stelde de rijksoverheid allereerst vast dat de status quo van dat moment (in het jaar 1825) gehandhaafd bleef. Er konden geen kerken meer worden opgeëist of teruggegeven. Protestantse kerken bleven protestants, katholieke kerken bleven katholiek.
Compensatie
Tegelijkertijd werd een compensatieregeling ingesteld met financiële steun van rijkswege voor de bouw van nieuwe kerken en het herstel van oude kerken. Het merendeel van de waterstaatskerken bevindt zich daarom – zoals te verwachten valt – in noordelijk Nederland, waar veel oude kerkgebouwen in protestantse handen zijn gebleven. En de waterstaatskerken zijn ook merendeels katholieke kerken (zo’n 70%) omdat zij dienden als compensatie of ‘zoenoffer’ voor geconfisqueerd bezit dat niet werd teruggegeven. Het katholicisme was in die tijd nog een groeimarkt.
Kerkenbouw in Den Helder
De hervormde Nieuwe Kerk en de katholieke Petrus en Pauluskerk zijn gebouwd met gebruikmaking van de compensatieregeling. De aanneemsom (exclusief pastorie) voor de Nieuwe Kerk bedroeg 39.000 gulden en voor de kleinere Petrus en Pauluskerk 29.950 gulden, waarvan het rijk 12.000 gulden bijdroeg. De grondkosten en ambtelijke ondersteuning, in de vorm van ontwerp en toezicht, stonden daar los van. Beide kerken en klokkentorentjes zijn, zoals gezegd, ontworpen door een ambtenaar van Waterstaat. Aan de keuze voor een ambtelijke ontwerper zullen praktische redenen ten grondslag hebben gelegen, want dat was geen dwingend voorschrift binnen de regeling. Veel waterstaatskerken zijn door particuliere architecten of aannemers ontworpen.
De kerkenbouw in Den Helder in de eerste helft van de negentiende eeuw had niets te maken met enige controverse tussen katholieken en hervormden over het gebruik en bezit van oude kerkgebouwen ter plaatse. Er waren in Den Helder toen geen kerkgebouwen van voor de Reformatie. De Nieuwe Kerk uit 1839 is tot op heden de oudste kerk van de stad.
Bevolkingsgroei
De behoefte aan nieuwe kerkgebouwen in Den Helder ontstond door de snelle groei van de bevolking. De gemeente Den Helder – tot 1922 met de officiële naam ‘Helder’ – bestond uit een historische kern achter de dijk westelijk van het huidige centrum, ‘Oude Helder’ en, meer naar het zuidwesten, het vissersdorp Huisduinen. De bedrijvigheid in en om Den Helder nam sterk toe door de ingebruikname van de Rijkswerf Willemsoord (1822) en de aanleg van het Noordhollands Kanaal (1824). Aan de oostkant, nabij de Rijkswerf en de uitmonding van het nieuwe kanaal, ontstond een stadsdeel dat in de volksmond ‘Nieuwediep’ werd genoemd naar de gelijknamige oostelijke vaargeul.
Locaties
De Petrus en Pauluskerk uit 1840 zou tot 1876 de enige katholieke kerk binnen de gemeente blijven. Om voor de kerkgangers, toen ook voetgangers, uit Oude Helder en Nieuwediep goed bereikbaar te zijn werd de kerk tussen beide woonkernen gesitueerd aan de Kerkgracht. De hervormden waren veel ruimer vertegenwoordigd onder de bevolking en onder het marinepersoneel van Den Helder. In 1860 blijkt ongeveer twee derde van de 14.106 inwoners tot de Hervormde Kerk (9.316 personen) te behoren; rooms-katholiek waren 3.093 personen. Nagenoeg de gehele bevolking behoorde tot een kerkelijke gezindte. De Nieuwe Kerk van 1839 was bestemd voor de hervormden uit de nieuwe stad en voor het marinepersoneel, dat toentertijd nog verplicht ter kerke ging. De kerk werd aan de oostkant direct naast de Rijkswerf gebouwd.
Westerkerk
In 1845 werd de bestaande hervormde kerk in Oude Helder vervangen door een nieuwe, ruimere kerk, de Westerkerk. Deze derde waterstaatskerk van Den Helder is een kleine eeuw later, tijdens de Tweede Wereldoorlog, op last van de Duitse bezetter net als de rest van Oude Helder met de grond gelijkgemaakt voor de bouw van de Atlantikwall. De historische bebouwing van Den Helder en daarmee een belangrijk deel van haar zichtbare geschiedenis ging verloren.
Neoklassiek met mate
De stijl van de waterstaatskerken wordt gerekend tot het neoclassicisme, dat de dominante bouwstijl was in de eerste helft van de negentiende eeuw. De bakermat van de stijl lag in Frankrijk met Parijse gebouwen als het Panthéon en de kerk La Madeleine. Een duidelijk voorbeeld van neoklassieke kerkenbouw in Nederland is de Mozes en Aäronkerk in Amsterdam. Kerkenbouw was voor architecten een buitenkans om een eigen en eigentijdse tempel te bouwen met toepassing van klassieke elementen als marmeren zuilen, kroonlijst en timpaan. Het is wel koddig om te zien dat zo’n quasiklassieke tempel dikwijls werd getooid met een houten klokkentorentje, dat geen enkel verband had met de klassieke oudheid. De beide Helderse waterstaatskerken zijn niet uitbundig in de toepassing van stijlelementen uit de klassieke oudheid. De ingangsportalen van beide kerken geven een wat bescheiden verwijzing. Daar moet wel bij vermeld worden dat tijdens het bouwproces van de Petrus en Pauluskerk de zuilen aan de buitenkant zonder dragende functie zijn wegbezuinigd. Dat die mogelijkheid bestond is dan wel weer het voordeel van façadearchitectuur.
Bouwstijl en geloof
Bijzonder is dat in Den Helder twee tamelijk gelijkvormige godshuizen zijn gebouwd voor verschillende geloven. De Nieuwe Kerk toont zich in volle glorie van alle kanten, terwijl de Petrus en Pauluskerk een bouwwerk is dat meer verscholen ligt achter de gevelwand. De soberheid en strakheid van hun bouwstijl past wat beter bij het protestantisme dan bij het katholicisme. Bij de hervormden is het gebouw ondergeschikt aan de verkondiging van Gods woord; bij katholieken is er meer behoefte aan een mystiek en sacraal decor. In katholieke intellectuele kringen werd in de loop van de eeuw steeds vaker van leer getrokken tegen de heidense klassieke vormen en tegen de schijnwereld van de neoclassicistische architectuur, waaronder gemarmerd hout, namaakgewelven van hout en stucwerk en gipsen ornamenten die beeldhouwwerk moesten voorstellen. De weg werd geëffend voor meer passende katholieke bouwstijlen als neogotiek en neoromaans.
Dichter en predikant
François Haverschmidt, de dichter Piet Paaltjens, was van december 1862 tot juli 1864 hervormd predikant van de Nieuwe Kerk en de Westerkerk. Na Den Helder is hij dertig jaar achtereen predikant geweest in Schiedam tot aan zijn dood in 1894. Over de korte periode die Haverschmidt in Den Helder werkzaam was staat een minutieus verslag in een gedenkboek uit 1994 met als titel een zinsnede uit zijn oeuvre: ‘Wie nooit vlak aan zee gewoond heeft weet eigenlijk niet wat of waaien is’. In het boek staat de volledige zin, inclusief komma’s, zoals Haverschmidt hem opschreef:
In het vervolg van de zin “en dan moet gij (…) op een puntje van de wereld wonen, dat een heel eind ver spits in zee uitloopt” wordt zijn woonplaats nader aangeduid. Een zoektocht naar de sporen die Haverschmidt in Den Helder achterliet maakt duidelijk dat de predikant met zijn gezin aan de Dijkstraat in Oude Helder heeft gewoond en dat zijn woning nog wel op ansichtkaarten is terug te zien, maar al in de negentiende eeuw is gesloopt.
Vertrek
Over de redenen van zijn vertrek uit Den Helder komen we te weten dat de werkdruk in de Hervormde Gemeente hem te machtig werd. In zijn afscheidspreek gebruikte hij de bijbeltekst Lucas 10 vers 2: “De oogst is groot, maar werklieden zijn er weinig. Vraagt dus den Heer van den oogst dat Hij werklieden zendt.” Een bijkomende reden voor zijn vertrek was vermoedelijk dat hij als predikant in Schiedam minder onder druk stond en toch het dubbele verdiende.
Zwaarmoedig
Haverschmidt worstelde zijn leven lang met wat in het huidige psychiatrische jargon ‘depressies’ zouden worden genoemd. In zijn tijd sprak men eerder van ‘melancholie’, ‘zwaarmoedigheid’ of ‘Weltschmerz’. Piet Paaltjens gaf als ervaringsdeskundige deze gemoedstoestand weer in zijn gedicht ‘De zelfmoordenaar’:
”Ha!’ dus riep hij verwoed,
”k Heb een adder gebroed,
Neen, erger, een draak aan mijn borst hier!’
En hij sloeg op zijn jas,
En hij trapte in een plas;
’t Spattend slik had zijn boordjes bemorst schier.
En meteen zocht zijn blik
Naar een eikentak, dik
Genoeg om zijn lichaam te torsen.
Daarna haalde hij een strop
Uit zijn zak, hing zich op,
En toen kon hij zich niet meer bemorsen.’
Veertig jaar na het schrijven van deze dichtregels maakte François Haverschmidt door verhanging een einde aan zijn leven.
De Tweede Wereldoorlog
Het mag een godswonder heten dat de beide waterstaatskerken van Den Helder zonder veel schade de Tweede Wereldoorlog hebben doorstaan. De Petrus en Pauluskerk stond aan de goede kant van de gracht. De bebouwing aan de overzijde langs de Kanaalweg is in opdracht van de Duitse bezetter gesloopt, waaronder de nieuwe synagoge uit 1928. In de oorlog kreeg ook de Petrus en Pauluskerk te maken met een Duitse bezetting. Vanaf 1942 werd er op de eerste zondag van de maand een H. Mis gehouden voor de Duitse militairen. Vanaf augustus van dat jaar verboden de bezetters de Nederlanders om hieraan deel te nemen.
De Nieuwe Kerk was zo ongeveer een baken voor de talloze bombardementsvluchten die op de nabijgelegen Rijkswerf en havens zijn uitgevoerd. De bommen kwamen niet altijd ‘goed’ terecht. Er vielen vele burgerslachtoffers en er ontstond grote materiële schade door bommen die hun doel misten en de binnenstad van Den Helder troffen.
Het kerkgebouw bleef gespaard tot 30 oktober 1942. Op die ochtend steeg een formatie van acht Engelse bommenwerpers, type Mosquito Mk. IV, op van de basis Marham in Norfolk voor aanvallen op de Duitse industriestad Lingen en verschillende Nederlandse vliegvelden. Bij de aanval op het vliegveld Leeuwarden werd een van de Mosquito’s geraakt door Duits afweergeschut. De voorgenomen actie werd toen vanwege de geringe wolkendekking afgeblazen en de haven van Den Helder en de Moerdijkbrug werden als nieuwe doelwitten gekozen.
Edward Simon was de piloot en Thomas Balmforth de navigator van het toestel dat de aanval inzette op een afgemeerd schip in de Helderse haven. Er werden blindgangers afgeworpen die in de buurt van het schip terechtkwamen. Van verschillende kanten werd het vliegtuig onder vuur genomen. De piloot probeerde aan de kogelregen te ontkomen, maar het toestel werd geraakt en vatte vlam. Brandend schampte de bommenwerper de toren van de Nieuwe Kerk, raakte vervolgens een woning in de Palmstraat en kwam neer in de Californiëstraat waar het ontplofte. De beide bemanningsleden en drie inwoners van Den Helder kwamen om het leven. Er was schade aan de klokkentoren en het dak van de Nieuwe Kerk maar deze mocht, vergeleken met de ravage in de Californiëstraat, geen naam hebben. Al korte tijd later was de kerk weer in oude glorie hersteld.
Verder verloop
De Nieuwe Kerk van 1839 is gebouwd in de eeuw van afscheidingen van de Hervormde Kerk, die onder meer geleid hebben tot het ontstaan van de Gereformeerde Kerk. De uittocht van kerkleden werd lange tijd goedgemaakt door de groei van de bevolking. Toen het aantal kerkgangers in de tweede helft van de vorige eeuw sterk terugliep werd gekozen voor een meer beperkt en centraal gelegen kerkenbestand, waaronder de Opstandingskerk. De Nieuwe Kerk werd in 1971 door de Hervormde Gemeente verkocht aan de ‘Volle Evangelie Gemeente’ die de kerk tot 1990 heeft gebruikt. Sindsdien is het kerkgebouw met de pastorie in bezit van de evangelische gemeente ‘De Ambassade’.
De Petrus en Pauluskerk is als eerste kerk van het bisdom Haarlem in 1840 ingewijd. Er was toen één parochie en één katholieke kerk in Den Helder. In de daarop volgende ‘gouden eeuw’ van het katholieke geloof kwamen er in Den Helder parochies en kerken bij. Door de massale ontkerkelijking na de Tweede Wereldoorlog verdwenen parochies en werden andere samengevoegd. De overtollige parochiekerken werden gesloopt of als klimmuur hergebruikt. Anno 2017 is er weer één parochie voor de hele gemeente Den Helder, nu met twee kerken: de naoorlogse ‘hulpkerk’ Willibrord in Julianadorp en als vanouds de Petrus en Pauluskerk, die als rijksmonument de tand des tijds heeft kunnen doorstaan.
Auteur: Hans van Rossum
Bronnen
Carsjens, Jan en Piet Riteco, Opgegraven verleden: Een overzicht van slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog die tussen 1940 en 1949 begraven hebben gelegen op de militaire erebegraafplaats te Huisduinen, Den Helder, 2005.
Hovestad, Peter en Jan T. Bremer, Wie nooit vlak aan zee gewoond heeft weet eigenlijk niet wat of waaien is: François Haverschmidt en Den Helder, Den Helder, 1994.
Paaltjens, Piet, Snikken en Grimlachjes, Groningen, Noordhoff Uitgevers, 2010.
Rosenberg, H.P.R., De 19de-eeuwse kerkelijke bouwkunst in Nederland, Den Haag, Staatsuitgeverij, 1972.
https://nl.m.wikipedia.org/wiki/Nieuwe-Kerk
https://nl.m.wikipedia.org/wiki/Petrus-en-Pauluskerk
https://nl.m.wikipedia.org/wiki/Waterstaatskerk
Website Evangelische Gemeente De Ambassade, www2.de-ambassade.nl
Website Rijkswaterstaat, ‘Onze historie’, www.rijkswaterstaat.nl
Website R.K. Parochie H. Maria Sterre der Zee, www.mariasterrederzee-denhelder.nl
Hans van Rossum was van 1955 tot 1967 misdienaar en kerkganger in de Petrus en Pauluskerk. In de trilogie ‘Retour Den Helder’ (2014), ‘Rendez-vous Den Helder’ (2015) en ‘Rentree Den Helder’ schreef hij over zijn katholieke jeugdjaren. De verhalenbundels zijn verkrijgbaar in de plaatselijke boekwinkels.
Publicatiedatum: 03/04/2017
Vul deze informatie aan of geef een reactie.