Melk uit de Beemster
Koeien produceerden enorme hoeveelheden melk op het vruchtbare gras van de Beemster. In een tijd dat er nog geen koelwagens bestonden, moest de melk binnen een paar uur op de plek van bestemming zijn, anders werd hij zuur. De Beemster lag net te ver van Amsterdam af om verse melk aan de stad te leveren, dus dat gebeurde vanuit de dorpen in Waterland. Vandaar dat de boeren uit de Beemster hun melkoverschot omzetten in boter en kaas. De inwoners van Oosthuizen, gelegen op de het randje van de Beemster speelden hier slim op in door zich te gaan toeleggen op de kaashandel.
Dorp met de kaaspakhuizen
Tegenwoordig staan vooral Alkmaar en Edam bekend om hun kaas. In de achttiende eeuw had Oosthuizen ook een reputatie op dat gebied. De aanleg van de Vijfstedentrekvaart was een enorme impuls voor de handel en verwerking van kaas. Er werden speciale kaaspakhuizen gebouwd waar de kazen ronden rusten voordat zij vervoerd werden. Oosthuizen stond lange tijd bekend als het ‘dorp met de kaaspakhuizen’. Tegenwoordig is daar niet veel meer van over. Alleen het monumentale pakhuis aan Westeinde 7 herinnert nog aan die bloeitijd. Het achttiende-eeuwse pakhuis is in 1999 gerestaureerd en verbouwd tot woonhuis. De kaashandel is eveneens sinds de twintigste eeuw grotendeels uit Oosthuizen verdwenen. Er wordt nog wel kaas geproduceerd in het dorp door Kaasfabriek Eyssen.
Uitvinder van de smeerkaas
Deze fabriek is opgericht door Jan Hendrikzoon Eyssen, geboren in de Beemster in 1856. Na een leerperiode in Frankrijk opende hij zijn kaashandel in Oosthuizen. In 1883 begon hij met de export van kaas naar overzeese landen en de Nederlandse koloniën. De kazen werden voor deze lange reizen speciaal verpakt in runder- en varkensblazen, maar de houdbaarheid bleef toch een probleem. Rond 1900 bedacht de kaashandelaar hier een slimme oplossing voor. Eerst maalde hij de kaas en vervolgens voegde hij er boter, water en smeltzout aan toe. Dit goedje deed hij in tinnen blikken die vervolgens flink werden verhit. Door de kaas te smelten bleef het product een stuk langer houdbaar en behield het zijn smaak en typische smeuïgheid.
Verhuizing naar Alkmaar
De verduurzaamde kaas – zoals het product de wereld rondging – werd een succes. Op de wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs ontving het een ‘medaille d’or’. Vijf jaar later kreeg het bedrijf de eer om het predicaat ‘Koninklijk’ boven zijn naam te mogen voeren. In 1929 verhuisden de zoons van de oprichter het familiebedrijf naar een kolossaal fabriekspand aan de Kanaalkade in Alkmaar. Vandaaruit werd de Nederlandse markt voorzien van de bekende smeerkuipjes.
Terug naar Oosthuizen
In 1987 verliet Eyssen de fabriek in Alkmaar en keerde terug naar Oosthuizen. Het nam de zuivelfabriek over die zich in het oude stationsgebouw had gevestigd. Het voormalig station van Oosthuizen, geopend in 1884 op de spoorlijn Zaandam-Enkhuizen, kreeg na opheffing in 1938 een herbestemming als zuivelfabriek. Het station van Oosthuizen is in de loop der jaren haast onherkenbaar verbouwd en inmiddels opgegaan in een groter fabriekscomplex.
Het logo van de kaasfabriek is vanaf de provinciale weg (de oude straatkant) te zien. Tot slot nog een aardig historisch feitje: een reclamespotje voor Eyssen smeerkaas verscheen in het allereerste reclameblok dat de STER op 2 januari 1967 uitzond. Toen nog aangeprezen als ‘kaas uit de kaasstad Alkmaar’. Inmiddels is de fabriek al meer dan een kwart eeuw terug op de plek waar het allemaal begon.
Publicatiedatum: 02/07/2013
Vul deze informatie aan of geef een reactie.