Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Jan Janszoon: een Haarlemse moslimpiraat uit de 17de eeuw

Van alle Jannen die ooit te kaap’ren hebben gevaren, was zeerover Jan Janszoon van Haarlem (1570-na 1641) misschien wel de meest spraakmakende. Hoewel hij niet de Jan van Pier, Tjores en Corneel uit het bekende zeemanslied was, had zijn leven zomaar kunnen worden bezongen.

Een jonge kaper

Jan Janszoon werd geboren in 1570 in Haarlem, tijdens de Spaanse bezetting. Al op jonge leeftijd werd hij onderdeel van de kaapvaart: een (semi)legale vorm van zeeroverij. Met toestemming van de overheid maakten kapers de schepen van vijandige landen buit. Dat was lucratiever dan een gewoon bestaan als matroos, dat doorgaans niet meer dan een hongerloontje opbracht.

Toen de Republiek der Nederlanden in 1609 een wapenstilstand sloot met Spanje, moesten kapers hun activiteiten staken. Janszoon ging binnen de reguliere scheepvaart aan de slag, maar dat zinde hem niet. Zonder afscheid te nemen van zijn vrouw Soutgen en hun drie kinderen vertrok hij in 1618 naar de Canarische Eilanden. Maar op de rotsen van Lanzarote leed hij schipbreuk.

Ignatius Lux, Portretten van Horusce en Hareaden Barbarossa, Barbarijse zeerovers, 1659-1713, Rijksmuseum RP-P-1878-A-2279.

Geluk bij een schipbreuk

Jan Janszoon werd opgepikt door de beruchte Hoornse piraat Ivan Dirkie de Veenboer, ook bekend als Süleyman Raïs. De Veenboer had zich bekeerd tot de islam – hij was ‘Turks gegaan’, zei men destijds – en kaapte onder islamitische vlag. Zodoende had hij zijn fortuin gemaakt als admiraal van de piratenvloot van Algiers.

Aan de Noord-Afrikaanse kust, die destijds voor een groot deel onder het Ottomaanse Rijk viel, wemelde het van de zeerovers. Moslims konden als ‘corsair’ onder bescherming van de Ottomaanse sultan kapen voor eigen gewin. De piraterij maakte voor de Ottomanen namelijk deel uit van de jihad, de oorlog tegen niet-moslims. Zodoende bekeerde ook Jan Janszoon zich, en nam de naam Moerad aan.

Ondanks de praktische aard hield zo’n bekering meer in dan het afleggen van een geloofsbelijdenis. Ook de besnijdenis was verplicht, hoewel veel Europese bekeerlingen daaraan wisten te ontsnappen. Van alcohol moest Janszoon voortaan afzien, al hield hij daar op het vasteland niet altijd aan. Wel profiteerde hij van een tweede huwelijk met een islamitische vrouw: de Moorse Margarita.

Gerardus Mercator, Kaart van Barbarije (Marokko, Algerije, Tunesie, Libie), 1630, Wikipedia/histoirepostale.net.

Grootadmiraal van een piratenstad

Toen de Ottomaanse sultan akkoorden sloot met de Europese machthebbers, werden de vrijheden van kapers ingeperkt. Om zijn strooptochten voort te zetten trok Jan Janszoon naar Marokko, dat niet onder het Ottomaanse rijk viel. Hij vestigde zich in Salé, een beruchte en welvarende piratenstad. Daar nam zijn loopbaan als zeerover een vlucht.

In zijn Hollandse jaren had Janszoon kennis opgedaan van het besturen van de meest complexe schepen van zijn tijd. Kennis die hij aan de Noord-Afrikaanse kust goed kon gebruiken: de buitgemaakte Hollandse schepen waren in technologisch opzicht de meest geavanceerde schepen ter wereld. Binnen korte tijd had Janszoon het bevel over zeventien schepen. Hij werd benoemd tot grootadmiraal van Salé.

Algerijnse sabel van Michiel de Ruyter, mogelijk veroverd in een gevecht tegen zeerovers bij Salé, circa 1640-1664, Rijksmuseum NG-NM-10412.

Verkocht aan de hoogste bieder

Zeerovers als Jan Janszoon werden niet alleen rijk dankzij de goederen die ze buitmaakten bij hun overvallen op schepen en kustdorpen. Hun voornaamste bron van inkomsten was mensenhandel. Janszoons kaapvaarten brachten hem tot ver in de Atlantische Oceaan. Onder meer in IJsland en Ierland ontvoerde hij vele mannen, vrouwen en kinderen. Die werden op de slavenmarkten van Algiers verkocht aan de hoogste bieder, of tegen betaling van losgeld teruggegeven aan hun familie.

Janszoons houding ten opzichte van zijn voormalige vaderland was dubbel. Sommige zeerovers van Hollandse komaf, zoals Simon de Danser, vielen uit principe geen andere Hollanders aan. Jan Janszoon zag echter geen bezwaren om Hollandse koopvaardijschepen te plunderen of een Hollandse matroos dood te folteren. Maar een principieel vijand van zijn oude vaderland was hij ook niet: soms wierp hij zich op als bemiddelaar voor Hollandse delegaties die gevangenen wilden vrijkopen.

Aert Anthoniszoon, Een Frans schip en Barbarijse zeerovers, circa 1615, National Maritime Museum Greenwich BCH0709.

Oude dag

Op zijn oude dag werd Janszoon zelf slachtoffer van kapers. In de jaren 1630 – hij was toen over de 60 – werd hij voor de kust van Tunis gevangengenomen door zeven schepen van de katholieke Maltezer orde. Op Malta werd hij in de kerkers van Fort Sant-Angelo gegooid en gemarteld. Zijn gevangenschap duurde echter niet lang. De sultan van Marokko kocht hem enkele jaren later vrij – naar verluidt omdat hij als een van de weinigen de andere piraten van het land in toom kon houden.

Aan het Marokkaanse kustplaatsje Oualidia wachtte hem een gouverneurspost, inclusief luxueus paleis. In 1641 ontving hij er bezoek van zijn Haarlemse dochter Liesbeth, die hij al jaren niet had gezien. Ze trof hem in weelde aan: ‘Hij sadt heerlyck inde barck op een tapijt, ende satyne kussens, sijn dinaers rontsom hem’. Zo eindigde een doorgewinterde Haarlemse piraat als Marokkaanse gouverneur.

Auteur: Marit Eisses

Bronnen: 

Omslagfoto: Pier Francesco Mola, Barbarijse piraat, 1625-1650, Louvre, RF 1948-41.

Publicatiedatum: 06/03/2023

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.