Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Hoe dateert een archeoloog zijn vondsten?

Een van de meest voorkomende vragen uit het publiek tijdens een archeologisch onderzoek is steevast: "Hoe weten jullie nou hoe oud dat is?" Hierop wordt meestal geantwoord dat je daar veel ervaring voor moet hebben. Dat is natuurlijk wel zo, maar het is ook een sterke versimpeling van een veel gecompliceerder geheel.

Binnen één of twee eeuwen

In een nederzetting hebben de bewoners van toen afval achtergelaten, dat vaak al een redelijke aanwijzing geeft voor de datering. Mensen van 2000 jaar geleden gebruikten andere potten dat onze voorouders uit de Gouden Eeuw en als je als archeoloog wat ervaring hebt, kun je op basis van dat aardewerk zijn vondsten vaak binnen een of twee eeuwen dateren. Om nauwkeuriger te dateren, heb je dan een deskundige nodig; iemand die zich helemaal heeft gespecialiseerd op aardewerk uit een bepaalde periode.

Jaarringen in omgezaagde plataan. Foto: Wikipedia.

Hout en botten

C14-datering:
Alle vondsten van organisch materiaal – dieren, mensen en planten – bestaan voor een groot gedeelte uit koolstof. Koolstof is een materiaal dat ‘vervalt’, dat wil zeggen dat het een bepaalde straling uitzendt die steeds verder afneemt naarmate het voorwerp ouder wordt. In een laboratorium kan de hoeveelheid C14 in een voorwerp nauwkeurig worden gemeten en daar kan een globale datering uit voortkomen. Nadeel van deze methode is dat de nauwkeurigheid niet zo groot is en dat er rekening gehouden moet worden met een afwijking die het voorwerp zowel ouder als jonger kan doen zijn. Met deze methode zijn ouderdomsbepalingen tot 60.000 jaar mogelijk.

Jaarringenonderzoek:
Als er grote stukken hout zijn gevonden, kunnen we wel erg nauwkeurig dateren; de groeiringen van hout uit een bepaald gebied vertonen bij alle aanwezige bomen eenzelfde patroon: in een goed jaar een dikke ring en in een slecht jaar een dunne. De specifieke opeenvolging van dunne en dikke ringen kan dan worden vergeleken met de complete reeks die we vanaf nu tot enkele duizenden jaren voor de jaartelling hebben kunnen opstellen. De allermooiste datering die je dan kunt vinden is bijvoorbeeld: “gekapt in het najaar van 1382.”

De nieuwste technieken

Rehydroxilatie:
Dit een methode waarbij de hoeveelheid (opgenomen) vocht in gebakken klei kan worden gemeten. Als aardewerk uit een oven komt, heeft het daar blootgestaan aan hoge temperaturen die ervoor hebben gezorgd dat alle vocht uit het materiaal is verdwenen. Men heeft vastgesteld dat in de loop van de tijd (eeuwen) gebakken klei weer opnieuw vocht gaat opnemen. Door een voorwerp van aardewerk opnieuw bloot te stellen aan een temperatuur van 500 °C, verdampt dit vocht weer uit het materiaal. Door te wegen wat het verschil is, kan er worden gedateerd.

OSL:
‘Optically Stimulated Luminescence’ datering berust op het verschijnsel dat kwarts- en veldspaatkorrels onder invloed van natuurlijke radioactiviteit in de loop van de tijd meer en meer energie opslaan. De energie komt vrij als zichtbaar licht bij verhitting of verlichting. De hoeveelheid vrijgekomen licht is een maat voor de stralingsdosis die de korrel opgelopen heeft sinds de laatste keer in de zon of de pottenbakkersoven. Daarmee vormt het een klok die aangeeft hoe lang geleden een voorwerp verhit is, of hoe lang geleden sediment is begraven. Dit principe is dus niet alleen toepasbaar op zand en klei, maar ook op gebakken klei, oftewel aardewerk. Met deze methode kan men tot 200.000 jaar teruggaan in de tijd.

Probleem van alle genoemde dateringen is dat ze tamelijk kostbaar zijn en voorlopig alleen worden ingezet als er belangrijke vragen zijn die een exacte datering vereisen.

Auteur: Frans Diederik

Publicatiedatum: 14/11/2011

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.