Vraag een gemiddelde groep kinderen onder de tien jaar of de aarde rond of plat is en een grote meerderheid zal ‘plat’ antwoorden. Op school wordt tegenwoordig aangeleerd dat de aarde een bol is, waardoor nog maar weinig volwassenen aan een platte schijf denken als ze de aarde voor zich zien. Maar het is niet heel verwonderlijk dat mensen dit wel duizenden jaren lang gedacht hebben. De bolvorm is immers alleen te zien van hele grote hoogte, en zonder vliegtuigen of raketten heb je slechts je ogen om op te vertrouwen. Wie om zich heen kijkt, ziet een ontegenzeggelijk platte horizon. Weliswaar met hier en daar bergen en dalen, maar toch: een platte pannenkoek.
Elk plat vlak heeft een einde. Dat moest dus ook voor de aarde gelden. Ergens, ver buiten de bekende wereld, bevond zich dus een rand waar men vanaf kon vallen. Dit idee wordt beaamd in het Mesopotamische Gilgamesj-epos (ca. 2100 v. Chr.), waarin Gilgamesj ‘de randen van de wereld in ogenschouw nam’. Op de onderkant van de aarde lopen was geen optie, want de ervaring leerde dat alles van boven naar beneden toe valt. Daarom was de logische conclusie dat alleen de bovenste helft van de aarde bewoonbaar moest zijn. Zowel in de joodse als in de islamitische geschriften stelt men de aarde voor als een ‘kleed’ dat door God gedrapeerd is, met bergen en dalen als de plooien in het landschap.
Drie werelden
Het geloof in de platte aarde maakte deel uit van een uitgebreid samenhangend beeld van het universum. Bij allerlei volken over de hele wereld, van de oude Chinezen tot de Amerikaanse Lakota-Indianen, en in mythologisch-religieuze tradities van de oude Grieken tot de joden en moslims, treffen we dezelfde ‘vormgeving’ van de aarde aan als platte schijf met daarboven een hemelkoepel in de vorm van een halve bol. De hemel met sterren en andere hemellichamen ligt hierbij als een soort stolp over de aarde heen. In veel verhalen wordt de hemel gedragen door goden of gebergtes, zodat hij niet op de aarde valt.
Het universum zou bestaan uit deze hemelkoepel, de ‘bovenwereld’, met daaronder de platte aarde, de ‘middenwereld’. Sommige tradities voegen daar ook nog een ‘onderwereld’ aan toe, die zich onder de aarde zou bevinden. In de bovenwereld bevonden zich goden, halfgoden en hun helpers (bijvoorbeeld engelen). Er was nog geen onderscheid tussen astronomie en meteorologie, dus volgens onze voorouders bevonden zon, maan en sterren zich in dezelfde ruimte als weersverschijnselen zoals wolken, regen en bliksem. Al deze hemellichamen, die ook vaak voorgesteld werden als goden, bestonden natuurlijk alleen tot nut en vertier voor de aarde en haar bewoners, de mens als kroon van de schepping.
Tochten langs de rand van de aarde
Onder de aarde bevond zich de ‘onderwereld’, een rijk van chaos en duisternis. Qua landschap verschilde de onderwereld nauwelijks van de ‘middenwereld’, onze aarde, maar qua bewoners des te meer. Hier kwamen de doden terecht na hun tijd op aarde. Naast de menselijke doden werd de onderwereld bevolkt door zij die heersten over het dodenrijk (goden en duivels) én door een derde groep van reusachtige oermonsters, die voorgesteld werden als slangen of draken. In veel verhalen is de slang als belichaming van duisternis de tegenhanger van de vogel uit de bovenwereld, die het licht symboliseert. Denk aan de listige slang van Adam en Eva tegenover de duif als symbool van de Heilige Geest in het christendom.
Tussen de boven- en de onderwereld lag de aardschijf als middelpunt van het geheel. Omdat beide aangrenzende werelden op de aarde steunden, waren de afmetingen van de aarde dus bepalend voor de afmetingen van het universum. Het bekende deel van de aarde was nog klein, dit beperkte zich vaak tot het eigen woongebied en omstreken. Bij de Grieken, Romeinen en Perzen reikte de geografische kennis niet verder dan delen van Europa, Afrika en Azië. Men ging er vanuit dat deze gebieden tezamen de landmassa van de aarde vormden, met eromheen een ringvormige zee, die de Grieken ‘Oceanus’ noemden. In Griekse epossen maken helden als Perseus, Heracles, Jason en Odysseus tochten over deze zee, die alleen te begrijpen zijn vanuit het Griekse wereldbeeld.
Een wereldrijk binnen handbereik
Vanuit dit wereldbeeld is het niet verwonderlijk dat Alexander de Grote (356 v. Chr. – 323 v. Chr.) met de verovering van het Perzische Rijk ervan overtuigd was dat hij op weg was naar volledige wereldheerschappij. Met zo’n kleine aarde binnen een compact universum kwam het idee van een wereldrijk toch wel binnen handbereik. Dat terwijl Alexanders leraar, de Griekse filosoof Aristoteles (384 v. Chr. – 322 v. Chr.), er allang van overtuigd was dat de aarde een bol was. En hij was niet de enige. In de derde eeuw voor Christus berekende de Griekse geleerde Eratosthenes voor het eerst de omtrek van de aarde. In de tweede eeuw na Christus ontwikkelde de geograaf Ptolemaeus de lengte- en breedtegraden die nu nog steeds in gebruik zijn.
Ook iets later, in de middeleeuwen, waren bekende denkers zoals Thomas van Aquino overtuigd van de bolvorm. Kerkvader Sint Augustinus vond de vorm van de aarde irrelevant voor onze verlossing, maar noemde wel de mogelijkheid dat de aarde bolvormig zou zijn, zoals de ‘heidense’ filosofen voor hem hadden gesteld. De bijbel bood immers geen duidelijke beschrijving van de aarde, dus er was weinig om je op te baseren. Vanaf de twaalfde eeuw verschenen er bovendien allerlei boeken die de aarde als een bol voorstellen, zoals de (verzonnen) reisverhalen van Jan van Mandeville en De Sphaera (Over de bol) van Johannes de Sacrobosco. Deze laatste zou het invloedrijkste astronomieboek van de dertiende eeuw worden.
Het eerste bewijs
De vraag is echter hoeveel van deze wetenschappelijke kennis doordrong tot een grotendeels analfabete bevolking. Waarschijnlijk bleven deze inzichten tot het einde van de middeleeuwen voorbehouden aan de kleine groep geleerden. Pas vanaf de veertiende eeuw begon het denkbeeld zich onder een breder publiek te verspreiden. Tijdens de reis van Christoffel Columbus naar Amerika (1492) geloofden de meeste mensen al in de bolvormige aarde. Men moest echter tot de zestiende eeuw wachten op het bewijs, toen een zeereis rond de wereld onder leiding van Ferdinand Magellaan toonde dat het mogelijk was rond te gaan en weer terug te keren.
Ondanks al het bewijs is het oude denkbeeld van de platte aarde nooit helemaal verdwenen. Sterker nog, in de negentiende en vroege twintigste eeuw leefde het idee van de platte aarde weer helemaal op. Een stroming wetenschappers, onder wie de Engelsman Samuel Rawbotham en de Amerikaan Wilbur Voliva, kwam hiermee in verzet tegen de gangbare wetenschap van hun tijd. Beide waren christenen die de zaken zelf kritisch wilden onderzoeken, zeker wanneer het tegen hun eigen waarneming inging, in plaats van de bevindingen van de officiële wetenschap klakkeloos te aanvaarden. Ze baseerden veel van hun overtuigingen op het geloof.
Geloof in de wetenschap
Ook voor het idee van de bolvormige aarde is geloof nodig, maar dan geloof in de wetenschap. De bolvorm is namelijk eeuwenlang slechts een hypothese geweest, die alleen met ingewikkelde berekeningen op papier bewezen kon worden. Maar in de tweede helft van de twintigste eeuw zorgden de snelle ontwikkelingen in de ruimtevaart dan ook voor een zichtbaar bewijs. Foto’s van astronauten toonden voor het eerst een duidelijke bol, zwevend door een oneindig groot heelal. Sindsdien heeft de bolvormige aarde voor het grote publiek eindelijk de status van een waarneembaar feit gekregen.
Voor de moderne platte aardebeweging blijft het echter bedrog en indoctrinatie. De afgelopen jaren zien we een terugkeer van het voorwetenschappelijke idee van de platte aarde, zij het met een iets andere indeling van aarde en heelal. ‘Flat-earthers’ baseren hun ideeën op samenzweringstheorieën en, wederom, op de eigen waarneming. Via social media verspreiden hun ideeën zich razendsnel. Met dank aan de globalisering, die hun denkbeelden ironisch genoeg elke dag de wereld rond laat gaan.
Tekst: Sarah Remmerts de Vries
Bronnen:
- Hans Dijkhuis, De platte aarde. De rijke geschiedenis van een mythisch denkbeeld (2016).
- Peter van der Krogt, ‘Cartografische fabels (1): Columbus en de platte aarde’, Geografie (maart 2012) 16-19.
Publicatiedatum: 08/07/2024
Vul deze informatie aan of geef een reactie.