Amsterdam en de zee
De verbinding van de Amsterdamse haven met de grote zeeën via de Zuiderzee was niet ideaal. Het voornaamste obstakel was de ondiepte ter hoogte van het eiland Pampus. Naarmate de schepen groter werden, groeide het probleem. Al in de achttiende eeuw kwamen de grootste zeilschepen vaak niet verder dan de Rede van Texel. Het IJ was destijds een arm van de Zuiderzee die doorliep tot Velsen. Het idee om daar, waar Holland ‘op zijn smalst’ was, de duinen door te graven en een nieuwe verbinding met de Noordzee te realiseren, was al erg oud. Het was alleen nooit uitgevoerd, maar na 1850 begon de tijd te dringen. Het werk begon op 8 maart 1865.
Plannen en problemen
Aan het ingewikkelde waterstaatkundige werk ging een minstens zo ingewikkeld en moeizaam plan- en besluitvormingsproces vooraf. Het verwondert niet dat de vraag ‘wie zal dat betalen’ daarbij een prominente rol speelde. De Rijksoverheid werkte mee door uitgifte van vergunningen en het scheppen van een wettelijk kader in december 1862. Ze was niet bereid mee te betalen. De aanleg van het Noordzeekanaal werd een aangelegenheid van de daartoe opgerichte Amsterdamsche Kanaal-Maatschappij. Deze sloot een deal met de Engelse aannemer Henry Lee & Son. Die was bereid de enorme klus uit te voeren voor 27 miljoen gulden, zeven miljoen in cash en de rest in de vorm van obligaties en preferente aandelen. Bij het doordenken van de verschillende plannen betreffende het nieuwe kanaal was duidelijk geworden dat men er verstandig aan deed het IJ met een dijk voorgoed af te sluiten van de Zuiderzee. De dijken van het te graven Noordzeekanaal konden dan laag blijven, hoefden niet berekend te zijn op extreem hoge waterstanden. Een kostenvoordeel van jewelste, maar een emotionele kwestie voor de Amsterdamse gemeenteraad. Zij konden moeilijk afscheid nemen van de route naar Amsterdam over de Zuiderzee.
Het was niet makkelijk, maar het lukte
De bouw van de sluizen, de aanleg van het kanaal en de drooglegging gingen gepaard met een wonderlijk mengsel van traditionele en moderne techniek. Polderjongens met kruiwagens en spaden deden het graafwerk, voor het op diepte brengen van het kanaal werden destijds ultramoderne stoombaggermolens ingezet. De meeste problemen kwam men tegen bij de aanleg van de buitengaatse pieren. Deze werden twee keer door zware stormen vernietigd. In de zachte zandbodem van de Noordzee waren domweg grotere en zwaardere betonblokken nodig. De vernieuwde twintig ton zware betonblokken werden door een speciaal voor dat doel gebouwde mammoetkraan op hun plaats gelegd. Een techniek die in de toekomst elders vele malen opnieuw werd toegepast.
Internationale roem
De aanleg van het Noordzeekanaal en bijbehorende werken betekenden een belangrijk leerproces voor de Nederlandse waterstaatkunde. In het begin, in 1865, was deze aangewezen op Engelse expertise en ingenieurskunst. Nederlandse onderaannemers gingen echter een steeds belangrijker rol spelen. Na de voltooiing van het Noordzeekanaal in 1876 hadden de Nederlanders, zowel de aannemers als de ingenieurs, hun achterstand ingehaald. Ze bleken nu met hun verworven kennis en kunde in staat niet alleen in Nederland, maar ook op andere plaatsen in de wereld, een vooraanstaande rol te claimen.
Auteur: Anna van der Molen
Publicatiedatum: 16/06/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.