Tijdelijk monument
Meteen na de Tweede Wereldoorlog besluiten de gemeente Amsterdam en de landelijke politiek dat op de Dam een groot Nationaal Monument moet komen. Voordat het zover is, wordt er een tijdelijk monument gebouwd. Het is een halfronde muur met daarin elf nissen. In de nissen staan urnen met aarde van fusilladeplaatsen uit elk van de Nederlandse provincies. Het tijdelijke monument ontvangt veel kritiek omdat er geen urn met aarde uit Nederlands-Indië is opgenomen. Daarom wordt in 1950 een extra urn neergezet, voor ‘zowel burgers als krijgslieden zonder onderscheid van ras of landaard, die vielen in de strijd tegen Japan en voor vrede en recht’.
Ontwerp
Intussen wordt er hard gewerkt om de financiering voor het definitieve monument rond te krijgen. De overheid heeft na de oorlog niet veel te besteden en probeert daarom geld in te zamelen. De gemeente Amsterdam verzint een actie: de grond op de Dam wordt symbolisch voor vijftig cent per vierkante centimeter verkocht. De opbrengst zou maar liefst 12,5 miljoen gulden bedragen. Dat viel uiteindelijk vies tegen: er werd maar 2,5 miljoen opgehaald. Toch gaat het plan door: voor het ontwerp worden de architect Jacobus Oud en beeldhouwer John Rädecker aangetrokken. Zij presenteren hun idee in 1950 ter goedkeuring aan de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. De ‘Centrale Commissie voor Oorlogs- of Vredesgedenktekens’ geeft een negatief advies over het monument, omdat er veel kritiek is op het ontwerp. De minister besluit toch goedkeuring te verlenen, en zo begint de bouw van een controversieel monument.
Symboliek
Koningin Juliana opent in 1956 het nieuwe Nationaal Monument. De grote zuil van tweeëntwintig meter springt het meest in het oog. Voor de symboliek hoef je niet ver te zoeken: op de obelisk staan geketende mannen en een vrouw met vredesduiven. Achter de kolom is het ontwerp van het tijdelijke monument terug te vinden. De halfronde muur is terug, met daarin de urnen gemetseld. Op de muur staat geschreven: “Aarde, door het offer gewijd, samengebracht uit gans het land, teken tot in verren tijd van heugenis en vasten band.” Op de binnenkant van de muur staat een gedicht van Adriaan Roland Holst, dat volgens velen onleesbaar en onbegrijpelijk is:
“Nimmer, van erts tot arend, was enig schepsel vrij onder de zon,
noch de zon zelve, noch de gesternten.
Maar geest brak wet en stelde op de geslagen bres de mens.
Uit die eersteling daalden de ontelbaren.”
De witte kalksteen uit Toscane waar het monument van is gemaakt moest het Nederlandse klimaat kunnen weerstaan, maar dat bleek niet het geval. In 1995 vallen er brokstukken naar beneden, waarna het hele monument wordt gedemonteerd en gerestaureerd. De bakstenen binnenkant van de zuil wordt vervangen door beton. De meeste beelden zijn inmiddels versleten en het oorspronkelijke ontwerp is niet heel goed meer te zien.
Middenin de samenleving
Architect Jacobus Oud plaatste rondom het monument grote treden, zodat mensen er kunnen lopen, zitten en praten. Het monument moest midden in de samenleving staan. En dat is gelukt. In de jaren zestig trokken hippies massaal naar de Dam om daar te blijven slapen op de treden van het monument. Voor de Damslapers werd het monument een symbool van verzet. Tegelijkertijd oogsten de jongeren veel verontwaardigde reacties, omdat ze de waarde van het monument niet zouden respecteren. Uiteindelijk zijn ze door manschappen van het Korps Mariniers en de Koninklijke Marine uit eigen beweging met knuppels en riemen van de Dam verdreven.
Tegenwoordig zie je rondom het monument vooral toeristen en dagjesmensen die dankbaar gebruik maken van de treden om een hapje te eten of iets te drinken. Is dat onterend tegenover het monument en de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog? De meningen verschillen. Vast staat dat architect Oud het monument precies zo bedoeld heeft: een monument dat zich niet afzijdig houdt van de samenleving maar er juist middenin staat.
Auteur: Machiel Spruijt
Publicatiedatum: 08/06/2016
Vul deze informatie aan of geef een reactie.