Vierhonderd jaar geleden, toen Heemstede nog voor een groot deel uit wildernis bestond, bevond zich op Heemsteeds grondgebied een galgenveld. Het lag op het duinterrein, globaal begrensd door de Emauslaan, de huidige Bronsteeweg, Binnenweg, Koediefslaan en Herenweg. Deze gronden lagen binnen het rechtsgebied van Heemstede, maar waren eigendom van het St. Elisabeths Gasthuis in Haarlem dat de duinen gebruikte om zand af te graven en te verkopen.
Waarschijnlijk wordt het galgenveld voor het eerst in de Heemsteedse archieven genoemd in 1631, maar op oude kaarten is het al veel eerder te vinden. In 1539 tekende Symon Meeusz. van Edam een galg met een stenen put eronder en drie of vier staken waar een rad op lag. Rondom Haarlem hebben op meer plaatsen galgen en palen met een rad gestaan, zeker in de tijd van het Beleg rond 1572, maar zij blijven hier buiten beschouwing.
De rechtspraak in Haarlem
De stad Haarlem gebruikte het duingebied in Heemstede dus al heel lang als plaats waar terechtgestelde misdadigers naartoe gebracht werden. Hun lichamen werden ‘naar buiten gebracht’ waar ze opnieuw werden opgehangen of op een rad gezet. Galgen stonden vaak op kale heuvels zonder bomen die vanuit de wijde omtrek goed zichtbaar waren en die gelegen waren aan een doorgaande weg. De duinen langs de Binnenweg en de Herenweg waren bij uitstek geschikt voor dit doel.
De openbare terechtstellingen, eerst op de Baan in Haarlem, later op het schavot op de Grote Markt, moesten binnen het rechtsgebied van Haarlem plaatsvinden. De heren van Heemstede hadden zelf geen recht om zware misdaden, waarvoor de doodstraf gegeven kon worden, te vonnissen.
‘Tot Afschrick ende Exempele’
Het tentoonstellen van de lijken van de opgehangen, onthoofde of gewurgde misdadigers had als doel voorbijgangers te waarschuwen. Ze dienden als afschrikwekkend voorbeeld. Bovendien meende men dat de straf niet eindigde met de dood, maar moest worden voortgezet over de grenzen van de dood heen. Het vernederen van het stoffelijk overschot was een verzwaring van de straf. Of er echt een afschrikwekkende werking van de galgen uitging wordt betwijfeld; vaak was een executie en alles wat daarmee samenhing een schouwspel met veel publiek.
Een nieuwe galg
Rond 1630 had het stadsbestuur van Haarlem een nieuwe galg nodig. De oude galgen waren vergaan en het duingebied van het Gasthuis was bijna helemaal afgezand en in cultuur gebracht. Er restte nog maar een klein stukje wildernis ten noorden van de Koediefslaan bij de Herenweg. De burgemeesters van Haarlem besloten om een nieuwe galg te laten bouwen op een meer gunstige plaats. Ze kozen de kolkweide, een weiland ten zuiden van de Gasthuiszandvaart (de huidige Crayenestervaart) dat ook in bezit van het St. Elisabeths Gasthuis was. Iedereen die via het Spaarne Haarlem in- of uitging, zou erlangs varen.
Adriaan Pauw protesteert
Niet alleen voorbijgangers konden de nieuwe galg zien, ook Adriaan Pauw had vanuit zijn slot op twee kilometer afstand goed zicht op het gevaarte. Hij protesteerde, niet alleen vanwege het uitzicht, maar ook omdat hij de bouw als inbreuk op zijn rechten beschouwde. De burgemeesters van Haarlem verklaarden dat het alleen om een vervanging ging, maar ze wilden wel overleggen. Pauw bracht hierop op 19 mei 1631 met zijn zoon een inspectiebezoek aan de stilgelegde metselwerkzaamheden, waarna ze doorreisden naar het stadhuis in Haarlem. Na een lang gesprek accepteerde Pauw de bouw van de galg. De gestaakte bouw ging verder, maar blijkbaar was nog niet alle kou uit de lucht, want in juni van dat jaar werd er nader onderzoek gedaan. Op verschillende dagen verklaarden in totaal veertien getuigen onder ede wat zij wisten van de galgen in het duingebied.
De zanders getuigen
Op 16 juni 1631 verschenen acht zanders uit Heemstede en Schalkwijk voor de schout van Haarlem. Zij werkten bij de Gasthuiszandvaart waar ze zand uit de duinen groeven en afvoerden. Ze verklaarden dat ze vroeger veel restanten van een oude driekantige houten galg hadden gevonden: houten delen en ijzeren krammen waar de ketens van de galg aan vast hadden gezeten. De oudste twee, Jacob Claesz (61) en Claes Dircksz. (60), hadden ooit gezien dat ene Volckert Harmensz. een stuk hout met een ketting en een haak van die galg had gehaald om er een hengel van te maken, maar dat hij het hout weer had teruggebracht nadat de gasthuismeesters er lucht van hadden gekregen. Alle acht verklaarden ze, dat ze bij die ondergestoven en vervallen galg verschillende doodshoofden, beenderen en delen van lichamen hadden opgegraven maar opnieuw hadden begraven. Eén getuige had zelfs nog een compleet niet vergaan lichaam opgedolven.
Een week later verschenen David Vianen (66) en zijn zoon Abraham Davidsz. (34) voor de schout. David woonde al veertig jaar als zander aan de Zandvaart bij ‘het Craijnest’ en had dertig jaar eerder, rond 1600, meegeholpen de fundamenten op te graven van een driekantige galg met een stenen put in de duinen aldaar. Hij had de beste stenen met zijn zandschuit naar Haarlem binnen de veste gebracht en die vandaar met een kruiwagen naar het Gasthuis vervoerd waar ze opnieuw gebruikt konden worden. De rest van het puin was aan de oostkant van het Spaarne tegenover de nieuwe Zandvaart gestort.
David verklaarde verder dat er daarna ongeveer 30 roeden (ruim 300 meter) westwaarts langs de Herenweg een nieuwe driekantige houten galg was geplaatst, die inmiddels ook was onder- gestoven en vervallen. Dit was de galg waar de acht zanders hierboven over vertelden. Hierna was er opnieuw een galg gebouwd, nu een met twee palen, dichtbij herberg De Dorstige Kuil op de hoek van de Koediefslaan en de Herenweg.
Claes Pietersz. (76) bevestigde de eerdere verklaringen. Claes was de meestertimmerman van de stad Haarlem, die de driekantige houten galg niet lang na 1600 door zijn timmerlieden had laten maken. Daarna was deze nog een aantal keren gerepareerd, maar het stuifzand was niet tegen te houden. Ook waren ter plekke mikken (halve galgen) en staken met een rad gemaakt. De nieuwe galg met twee stijlen bij de Dorstige Kuil die daarna werd gebouwd onderging hetzelfde lot. Ook deze was in 1631 vervallen en ondergestoven.
Straffen
Maar wie waren nu de mannen en vrouwen die in deze periode na hun executie naar Heemstede werden gebracht? Het waren zeker niet alleen inwoners van Kennemerland. Soldaten, schippers, handelaren en allerlei volk uit heel Europa dat een ernstig misdrijf had begaan, kon berecht worden in Haarlem of in een andere stad. De doodstraf kwam verhoudingsgewijs veel minder voor dan lijfstraffen en verbanningen. Misschien dat om die reden de valsemunter die op het schavot in Haarlem was gewurgd en gebrandmerkt veel indruk maakte. Verschillende getuigen noemden die gebeurtenis. Als extra schande werden zijn gereedschappen en het valse geld boven zijn hoofd gehangen. Ook had iemand een kuiper zien hangen die in leven op een blekerij woonde buiten de Kleine Houtpoort. Het zou kunnen gaan om Jan Aelbertsz., alias Jan Hen, die in 1601 gefolterd en opgehangen was, waarna zijn lichaam aan de vogels gegeven werd. Hij was veroordeeld wegens landloperij en vele diefstallen. Ook zelfmoordenaars werden op het galgenveld opgehangen.
Op 6 maart 1795 kwam er per decreet een einde aan de galgenvelden. De opvattingen waren veranderd. Galgenvelden werden inmiddels als barbaars en onhygiënisch beschouwd. Alle galgen in Holland moesten binnen zes weken verdwenen zijn en de lijken moesten begraven worden. De galg aan het Spaarne heeft er tot die tijd gestaan. In 1870 werd de doodstraf in Nederland afgeschaft.
Het Crayenest
Misdadigers werden vroeger dus na hun dood overgeleverd aan de ‘vogelen van het veld’. Die kwamen dan ook in grote zwermen rond de galgenvelden voor.
Vooral de vrij agressieve kraaiachtigen waren daar te vinden. De aanwezigheid van kraaien en raven rond de plek van de oude stenen galg is dan ook vrijwel zeker de verklaring voor de naam van de buurtschap het Crayenest en de later zo genoemde Crayenestervaart.
Behalve de naam Crayenest herinnert al eeuwen niets meer aan de, eens zo normaal gevonden, galgen in de duinen en bij het Spaarne. Curieus is wel dat de naam van het Galgenveld nog heel lang is blijven bestaan. Tot de aanleg van de Schilderswijk na de annexatie van 1927, werd het weiland op de hoek van het Spaarne en de Crayenestervaart nog steeds het Galgenveld genoemd.
Auteur: Anja Kroon
Met dank aan Alexander de Bruin.
Dit artikel is eerder gepubliceerd in HeerlijkHeden, het kwartaaltijdschrift van de Historische Vereniging Heemstede-Bennebroek.
Bronnen:
- Noord-Hollands Archief, T.3862 Heerlijkheid Heemstede 1346-1889, inv.139 Stukken betreffende een geschil tussen Adriaan Pauw en de stad Haarlem wegens het plaatsen van een galg op een weiland genaamd Kolkweide, 1631.
- W.P.J. Overmeer, ‘Lijfstraffelijke rechtspleging in vroeger eeuwen te Haarlem en Spaarndam’, in: Jaarboek Haerlem ı942.
- H.C. Jelgersma, Galgebergen en galgevelden, Zutphen 1978.
- Maarten Müller, Misdaad en straf in een Hollandse stad: Haarlem ı24y–ı6ıy, Hilversum 2017. Idem Haarlem ı67/–ı8ıı, Hilversum 2022.
Publicatiedatum: 31/10/2024
Vul deze informatie aan of geef een reactie.
1 reactieHoe oud is De Dorstige Kuil?
Mijn grootouders woonden daar van 1918 tot ?
Herman Heuff was mijn grootvader.