Vader in het verzet
Twee weken na de bezetting benoemde de burgemeester van de gemeente Hoogwoud Nicolaas’ vader tot veldwachter. Wat de burgemeester niet wist was dat vader Niele ook lid was van de verzetsgroep Hoogwoud. Hij hield zich bezig met het onderbrengen van onderduikers en organiseerde vergaderingen en oefeningen voor de verzetslieden.
Om ‘zijn’ onderduikers van eten te voorzien stal Nicolaas’ vader bonkaarten. Een andere veldwachter hielp hem hierbij. ‘Hij zorgde ervoor dat er gemeentelijke bonkaarten werden klaargelegd achter een klein raampje bij het gemeentehuis. Mijn vader stal die vervolgens. Zijn collega had het hem al gemakkelijk gemaakt, er hoefde alleen een raampje te worden geforceerd.’
In de buurt van De Weere lag een droppingsveld, waar de Britten tegen het einde van de oorlog wapens dropten. De verzetsgroep werd bewapend, maar de wapens moesten natuurlijk wel uit het zicht van de Duitsers worden gehouden. ‘Ik herinner me dat we eens een keer wilden gaan spelen in het hooi. We sprongen er in, maar deden ons pijn aan iets hards. Vlak onder het hooi lagen allemaal wapens, stenguns bedoeld voor het verzet.’
Moeder in actie
‘Mijn moeder was doodgoed voor iedereen,’ vertelt Nicolaas. Toen twee drijfnatte onderduikers bij het gezin aan de deur kwam, liet ze hen meteen binnen. De onderduikers waren in de sloot gesprongen, nadat Duitsers ze hadden ontdekt en het vuur hadden geopend. Nicolaas en zijn zussen lagen al in bed: ‘Ik sliep boven en werd wakker van de stem van mijn moeder. Ze riep: “Doe gauw jullie natte kleren uit.” Tegen twee van mijn zussen riep ze: “Meiden, schiet op, maak ruimte tussen jullie in.”‘
Tijdens de Hongerwinter bakte moeder Niele elke dag twee broden, eentje voor het gezin en eentje voor de stedelingen die tijdens de hongertochten bij ze aan de deur kwamen. ‘Wij hadden geen honger in de oorlog,’ vertelt Nicolaas. Om de karige rantsoenen aan te vullen slachtten ze eens in de zoveel tijd een schaap. ‘Mijn latere vrouw kwam uit Amsterdam, zij heeft wel tulpenbollen gegeten en echt honger gekend.’
Na de oorlog
Op 5 mei kwam de bevrijding en een paar maanden later namen verschillende gezinnen Duitse kinderen in huis. ‘Dat was een actie van meneer pastoor. Er kwam een hele bus vol ondervoede Duitse kinderen. Die moesten aansterken. De pastoor zei: “De kinderen mogen niet het slachtoffer worden van de daden van hun ouders.” Het spreekt vanzelf dat toentertijd iedereen in het streng katholieke dorp deed wat de pastoor wou.’ Bij Nicolaas kwam Erika Rüytjes in huis, een meisje uit Oberhausen.
Nicolaas sluit af met het verhaal van Cornelis van Koningsbruggen, een familielid van zijn zwager. Cornelis overleefde Duitse concentratiekampen. ‘Uit solidariteit met zijn medegevangenen wilde hij begraven worden in eenzelfde soort kist waar de gevangenen in ter aarde werden besteld. Zes zwartgeverfde planken, met een kampnummer er op en een kruis als je katholiek was.’ Nicolaas heeft een kleine replica van de kist gemaakt, waarin hij de verhalen van Cornelis over zijn kampervaringen bewaart: ‘Die mogen pas na mijn dood door anderen worden gelezen. Het zijn gruwelijke verhalen.’
Bron: Met speciale dank aan Nicolaas Niele voor zijn verhaal. Het is opgetekend door Harry de Raad van het Regionaal Archief te Alkmaar.
Publicatiedatum: 29/03/2017
Vul deze informatie aan of geef een reactie.