De laatste oorlogsmaanden
De leden van de Opperdoezer BS-groep bereidden zich voor op de komst van de geallieerden en deden daarnaast klein verzetswerk. Ze verspreidden illegale kranten en verwijderden straatborden en nummerplaatjes, zodat adressen moeilijk te vinden waren. ‘Vooral het blad Trouw ging er hier in als koek’, herinnert Dick zich. Hun grootste stunt vond hij het leeghalen van de kaasfabriek in Twisk, ‘vóór de grijpgrage klauwen van de Duitsers’. Ook de huizen van de ondergedoken politieagent Apeldoorn en timmerman Buter haalden ze uit voorzorg leeg.
De groep kwam aan wapens dankzij de droppings van de Britten. Ze oefenden met het gebruik ervan en kregen ook ‘mentale training’ van sergeant Freek Heerdt. Dick vertelt hoe dat ging: ‘Freek: “Als je tegenover een mof of een landwachter komt te staan, staat je sten op enkel schot of op automaat?” Antwoord: “Op automaat, Freek!” Freek: “Waarom op automaat?” Antwoord: “Dan weet je dat je hem goed te pakken neemt, Freek!”.’
‘Het heeft de oorlog geen dag verkort’, weet Dick, maar het voelde wel goed. De jongens voelden zich niet langer machteloos, maar dappere strijders. ‘Voor de bevrijding liepen de meesten met een handgranaat in hun broekzak, zodat ze zichzelf konden opblazen bij arrestatie, waardoor ze geen verraders zouden worden van hun maten!’
Na de oorlog
De bevrijding van de regio Opperdoes verliep zonder enige gewelddadigheden en de jongens hebben de wapens dus nooit hoeven gebruiken. ‘Dat is achteraf bezien ook maar beter geweest, want ik denk dat wij ongedisciplineerde, licht bewapende troep grote verliezen zouden hebben geleden tegen de geharde, zwaar bewapende Germaanse krijgers.’
Drie dagen na de bevrijding werd de BS-groep overgeplaatst naar Medemblik. Ze moesten strozakken vullen in scholen en kregen enkele politietaken, aangezien de politie nog gezuiverd moest worden van collaborateurs. Tijdens het vullen van de zakken werd de onkunde omtrent wapens pijnlijk duidelijk. Een jongen uit Benningbroek zette zijn sten iets te hard op de grond, waardoor het geweer afging en een ander dodelijk raakte.
Hoorn was de volgende standplaats voor de groep. ‘We hebben daar een lui leventje gehad. We kregen goed te eten en probeerden zo weinig mogelijk te exerceren.’ Om de verveling te verdrijven kaartten ze om geld, luisterden ze naar de grammofoon (‘Na een tijdje deed het apparaat het niet meer en moesten de platen met de hand rondgedraai worden!’) en af en toe moesten ze ergens de wacht lopen. De bioscoopwacht was veruit favoriet. Ze vroegen meisjes om een stoel vrij te houden en als ze dat deden, mochten de jongens na de voorfilm de zaal in om de stoel op te zoeken.
Eind juli werden de jongens ondergebracht in een oud Duits barakkenkamp. Daar was de sfeer militaristischer dan op de vorige plekken en ‘dat lag onze vrijgevochten troep niet zo erg.’ Steeds meer jongens haakten af en dat was het einde van de Opperdoezer BS-groep. Dick had al die tijd zijn patronen en handgranaat nooit ingeleverd, ‘met de gedachte: Als de Russen komen, hebben we ze weer nodig.’
Bron: ‘De Opperdoezer Binnenlandse Strijdkrachten’, Stichting Historisch Opperdoes Jaarboek 2010.
Publicatiedatum: 29/03/2017
Vul deze informatie aan of geef een reactie.