
De kerk van nu staat op een heuveltje, waar Amstel en Bullewijk samenkomen. Deze Amstelkerk dateert uit 1775. Jac. de Witte die het ontwerp tekende, koos voor de plattegrond van een Grieks kruis. Twee ingangen kent zijn kerk. De ene vind je aan de kant van het dorp, de andere is aan de Amstel. Wie hier uit de boot stapt en omkijkt, heeft schitterend zicht op de zilveren rivier.
De Witte was de bouwmeester van Amsterdam en onder Amsterdams bestuur viel destijds de gemeente Ouder-Amstel. Er is niet veel terug te vinden van wat hij ontworpen heeft. Maar deze kerk staat er nog.

Ouderkerk aan de Amstel met zicht van de Achterdijk op de Amstelkerk. Rechts brug over de Bullewijk. Getekend door Jan Bulthuis, ca. 1780-1800. Stadsarchief Amsterdam / Collectie Atlas Dreesmann, Afbeeldingsbestand 010094001958.
Tsarina
De Witte is na zijn Amsterdamse jaren (hij zou op staande voet ontslagen zijn) in dienst getreden van de Russische tsarina Catharina II. De Nederlander raakte betrokken bij de aanleg van de haven in Riga (nu hoofdstad van Letland). Hij is in 1809 te Sint Petersburg overleden en daar begraven.
In ‘zijn’ kerk hier luiden nu nog twee klokken die ook klonken in de in 1773 afgebroken voorganger. Als het aan de Duitse bezetters had gelegen, waren deze klokken in de Tweede Wereldoorlog omgesmolten ten behoeve van kanonnen. De kerkvoogd wist dat te voorkomen. Over oorlog gesproken, in de muur van deze kerk moeten nog kogels zitten uit de strijd die hier in 1787 is gestreden tussen Pruisische troepen en Nederlandse patriotten.

Foto van zo’n honderd jaar geleden van Ouderkerk met zicht op de Bullewijk en de Amstel; rechts de kerk van Jac. de Witte. Foto: Bernard F. Eilers (1878-1951), ca. 1910-1930. Stadsarchief Amsterdam / Collectie Bernard F. Eilers, Afbeeldingsbestand 010186000045.
Seinarmen
Wat je niet meer ziet, is de belangrijke rol die deze kerktoren speelde in de jaren 1811-1813, de tijd van Napoleon. Om snel informatie door te geven – nog sneller dan via een koerier te paard – was een heel netwerk opgezet van seintorens. Zo kwam hier op de kerktoren, als schakel in de verbinding Amsterdam-Antwerpen, een paal met twee armen die je in verschillende standen kon zetten – een optische telegraaf. Er was een geheim codeboek samengesteld met meer dan achtduizend woorden.
Op elke pakweg vijftien kilometer stond zo’n seinpaal. De telegrafist hier in de toren hield de toren in Vreeland en het sein bij de Weesperpoort in Amsterdam in de kijker. Volgens overlevering was de bediening van de seinarmen gewoonlijk een taak van oorlogsinvaliden. Nadat Napoleon was verslagen, verdwenen zijn seintorens uit beeld. De diaconiehuisjes bij de kerk dateren uit enkele decennia voordat Jac. de Witte hier zijn kerk bouwde. Dit ensemble is terecht een officieel beschermd dorpsgezicht.

Ouderkerk bij de klapbrug over de Bullewijk, op de achtergrond de kerk. Foto: Jan Maarten Pekelharing.
Urbanus geschrapt
Een klapbrug die er vrijwel net zo uitziet als na de bouw in 1649 leidt ons naar de overkant van de Bullewijk. Daar staat stoer en onverzettelijk de St. Urbanuskerk. In Amstelland is paus Urbanus (220-230) gezegend met maar liefst vier naar hem genoemde kerken. Deze neogotische kerk uit 1867 is van de hand van Pierre J.H. Cuypers (1827-1921), die ook de Urbanuskerk in Bovenkerk heeft ontworpen. Paus Urbanus zou zulke bijzondere prestaties hebben geleverd en als martelaar hebben geleden, dat hij heilig werd verklaard. Bij nader inzien vielen er de nodige vraagtekens te zetten bij al zijn heldendaden en daarom is zijn naam uit de lijst van heiligen geschrapt. Deze Urbanuskerk is er, zeker qua interieur, niet minder fraai om.
Vanaf de Ronde Hoep Oost zie je aan de overzijde van het riviertje de Bullewijk het joodse kerkhof. In meer opzichten historische grond. Veel uit Spanje en Portugal verjaagde joden zochten in de zestiende eeuw hun toevlucht in Amsterdam. Alleen hun doden daar begraven mocht niet. Zou het in Ouderkerk aan de Amstel misschien wel mogen?

Gezicht op de Joodse Begraafplaats te Ouderkerk aan de Amstel. Op de voorgrond aankomst van een begrafenisstoet per boot over de Bullewijk. Vervaardiger: Romeyn de Hooghe, 1675. Stadsarchief Amsterdam / Collectie Atlas Dreesmann, Afbeeldingsbestand 010094000172.
Joden kochten in Ouderkerk de hofstede Huis ter Amstel, met landerijen aan de Bullewijk. Als eerste begroeven ze, in 1614, de overleden jongen Joseph. Er volgde hierop geen protest van de bevolking of van autoriteiten, zodat hier meer begrafenissen plaatsvonden. Aan de Bullewijk kwam een aanlegplaats om per boot gebrachte overledenen te kunnen ontvangen.
Het kon bijzonder druk zijn op de Portugees-Joodse begraafplaats Beth Haïm (Huis des Levens), zoals in de zomer van 1866 toen de rit van de lijkkoets met de beroemde Amsterdamse geneesheer Samuel Sarphati (1813-1866) door volgepakte stoomboten werd begeleid. Tientallen koetsen hobbelden achter de lijkwagen aan. Het Parool heeft Sarphati uitgeroepen tot grootste Amsterdammer van alle tijden. Beth Haïm telt inmiddels wel dertigduizend graven.

Joodse begraafplaats aan de overzijde van de Bullewijk. Foto: Jan Maarten Pekelharing.
Plunderende Kennemers
Naar alle waarschijnlijkheid heeft op de plek van deze dodenakker ooit een versterkte woning gestaan van Gijsbrecht II van Aemstel. Een legerbende boze Kennemers was in 1204 plunderend via Amsterdam over de Amstel naar Ouderkerk gekomen om dit verblijf van Gijsbrecht in de fik te steken. De vlammen moeten zo hoog zijn opgelaaid, dat de appelbomen op het erf verschroeid zijn. Het conflict draaide om de vraag wie de in 1203 overleden graaf Dirk III moest opvolgen.
Steek de Benninghbrug over en vervolg de tocht aan de andere kant van de rivier. Wie is deze Benningh?
Begin zestiende eeuw was dat geen vraag, want Jan Benningh (ong. 1465-1537) was een bekende Amsterdammer met relevante relaties. Hij was onder meer bestuurder van de stad, bezat landerijen, was met een rijke boerendochter uit Diemen getrouwd en had toegang tot de kringen rond keizer Karel V. Zo wist hij te bereiken dat bij Ouderkerk in de Bullewijk een dam mocht komen om de aanhoudende wateroverlast uit het Utrechtse te weren. Dit besluit van 1525 was de aanzet tot de realisering van het hoogheemraadschap van Amstelland.

Ouderkerkerplas met in de verte de toren van een hotel in Zuidoost. Foto: Jan Maarten Pekelharing.
Contouren Zuidoost
Bij de Middenweg verlaten we de Bullewijk en duiken het polderland in. In de verte doemen de contouren van Amsterdam-Zuidoost al op. Fietsend moet je om de Ouderkerkerplas heen, de wandelaar kan dankzij een plankier een mooi stukje over de plas lopen. Deze plas is rond 1970 gegraven om tot ruim veertig meter diepte zand op te kunnen zuigen als basis voor de aanleg van rijkswegen in de omtrek. De plas dient nu als natuur- en recreatiegebied.
Het koude water in diepe delen van de plas wordt gebruikt voor koeling van het academisch ziekenhuis en kantoren aan de overzijde van de rijksweg. In de winter zie je duizenden smienten (soort eenden) op de plas. Ga mee de fietsbrug over en voor je het weet, sta je in Zuidoost. Alles is hier in de overtreffende trap. Kantoren zijn wolkenkrabbers, flatgebouwen zijn qua inwonertal complete dorpen. Dat hadden de boeren die hier in de zeventiende eeuw woonden, zelfs in een nachtmerrie, niet kunnen dromen.

Contouren van Amsterdam-Zuidoost, gezien vanaf de Middenweg in Ouderkerk. Foto: Jan Maarten Pekelharing.
Een rijke Amsterdammer kreeg in 1622 toestemming van de autoriteiten om het Bijlmermeer droog te laten malen. Het resultaat van al dat werk viel danig tegen, de bodem bleef erg nat en was niet zo vruchtbaar als verwacht. Tot overmaat van ramp moest in 1672, het jaar waarin de Franse troepen ons land binnenvielen, het Bijlmermeer weer volledig onder water worden gezet om de vijand te blokkeren.
Toen het gevaar geweken was, kon de molenaar aan de slag om het meer opnieuw droog te leggen. En ja hoor, enkele tientallen jaren later (in 1702) stroomde de polder na een dijkdoorbraak bij Muiden opnieuw vol. Het was mooi geweest, de Bijlmer bleef een meer. Tot 1825. Het meer werd toen definitief droog gepompt en langs de ringdijk verrezen boerderijen, zoals Bijlmerzicht en Bijlmerlust.

Uitsnede van een gekleurde kopergravure met de kaart van B.F. van Berckenrode (1591/1592-1645) waarop het toenmalige Bijlmermeer te zien is. Noord-Hollands Archief / Collectie kaarten en kaartboeken van de Provinciale Atlas Noord-Holland, Inventarisnummer 365.
Honderdduizend onder dak
Bestuurlijk kwam deze polder in 1846 onder Weesperkarspel te vallen, een plattelandsgemeente. Weesperkarspel haalde het landelijke nieuws toen midden vorige eeuw een plan op tafel kwam uitgerekend daar, ten zuidoosten van de hoofdstad, maar liefst honderdduizend mensen te huisvesten.
Het Amsterdamse gemeentebestuur moest onderdak zien te vinden voor bewoners van oude buurten die dringend aan sanering toe waren. Daar ging van alles tegen de vlakte. En, jaren verder, zou in de vernieuwde wijken minder plaats zijn voor bewoners dan in de oude woningen met vol gepropte kamertjes driehoog achter. Vaart maken was dus het parool. Doorpakken met de realisering van bebouwing van de Bijlmermeer.

Hofstede/boerderij Bijlmerlust aan de Abcouderstraatweg. Collectie Stadsarchief Amsterdam: foto’s, Afbeeldingsbestand OSIM00005000285.
Zand
Het gemeentebestuur van Weesperkarspel stemde in met het opspuiten van de (onteigende) boerenlanderijen in de Bijlmermeerpolder. Er kwam wel twee meter zand op de poldervlakte om de zaak bouwrijp te maken. Zand dat gewonnen werd in de Vinkeveense plassen en bij het Muiderzand. Het parlement maakte zich intussen druk over de vraag bij welke gemeente de nieuwe stad zou horen. Amsterdam? Weesperkarspel? Een andere randgemeente? Zou Amsterdam niet te groot en te machtig worden?
Eind oktober 1964 viel het doek voor Weesperkarspel. De Bijlmermeer kwam bij Amsterdam. Het was voor Amsterdam een feestelijk moment toen in november 1968 de eerste bewoner van flat Hofgeest in de nieuwe Bijlmermeer de huissleutel van zijn 6-kamerflat kreeg uitgereikt.

Een van de eerste huizenblokken in de H-buurt in aanbouw. Foto: J.M. Arsath Ro’is van 22 augustus 1968. Collectie Stadsarchief Amsterdam: foto’s eigen fotodienst /Afbeeldingsbestand 010122000089.
Groen tussen steen
Van de oude Bijlmermeerpolder valt op deze tocht door Zuidoost niets terug te vinden. Wie iets wil zien van vroeger moet naar het riviertje ’t Gein, tussen Abcoude en Driemond. Daar staat Bijlmerlust. Oud als nieuw, want voordat de slopershamer kon toeslaan, kocht iemand deze oude boerderij in de Bijlmer, liet alles steen voor steen afbreken en verderop aan ’t Gein als uit een bouwpakket herrijzen.
Dwalend over paden tussen al het steen en beton van flatgebouwen als mastodonten, raak je onder de indruk van het groen dat hier groeit. De nachtegaal, die je volgens de brochure uit 1968 overal zou horen zingen in deze nieuwe wijk, liet zich niet horen. Maar zanglijster en natuurlijk de vink jubelden voluit. Op het menselijke niveau, het maaiveld, doet de Bijlmermeer plezierig aan. De vele waterpartijen, met hier en daar kleurige (zelfs plassende) beelden, doen toch even denken aan de natte Bijlmermeer van destijds.
De heimachines stampten nog voluit in de Bijlmermeer toen er ook aantrekkelijke wijken verrezen in plaatsen rond Amsterdam, zoals Amstelveen en Purmerend. Die nieuwe laagbouwwoningen spraken veel gezinnen in Amsterdam meer aan dan de hoge nieuwbouw in Bijlmer. De leegstaande woonruimte in de Bijlmer kwam echter goed van pas voor het opvangen van de vele Surinamers en Antillianen die uit de tropen naar Amsterdam kwamen. Veel alleenstaanden en eenoudergezinnen streken er neer.

Flatgebouwen in het groen. Foto: Jan Maarten Pekelharing.
Bijlmermuseum
Dwalend door deze stad binnen de stad Amsterdam, realiseer je je dat architecten op hun tekentafel prachtige schetsen kunnen maken, maar dat het feitelijke leven weerbarstiger en minder voorspelbaar is. Mensen willen de tekentafelschets invullen op hun manier. En je kunt van alles zeggen over dit stadsdeel maar niet dat het er niet leeft en bij tijden bruist.
De droom van de plannenmakers, kreeg een onverwachts sombere inkleuring. De onveiligheid nam toe, drugs, criminaliteit – kortom, de leefbaarheid stond onder druk. En dus kropen de plannenmakers weer achter de tekentafels en ontwierpen een nieuw plan met als doel de buurt een plezieriger uitstraling te geven. Hoge flatgebouwen maakten hier en daar plaats voor laagbouw.
‘Bijlmerbelievers’ die de oorspronkelijke opzet koesterden, kwamen in verzet. Ze wisten te bereiken dat in 2019 een deel van de oude buurt als een erkend beschermd stadsgezicht in stand zou blijven. Dit deel van Zuidoost tussen de metrostations Kraaiennest en Ganzenhoef wordt wel het Bijlmermuseum genoemd. Een levend museum.

Bijlmermeer bij het Abcouderpad. Foto: Jan Maarten Pekelharing.
De Boom
Bewoners van de flats Groeneveen en Klein Kruitberg raakten betrokken bij de grootste klap die de samenleving hier te verwerken kreeg: de vliegtuigramp van 4 oktober 1992. Een El Al-vrachtvliegtuig boorde zich in twee flatgebouwen, die meteen in brand vlogen. Zeker 43 doden vielen te betreuren. Vlakbij Gooioord, de grote flat waar deze tocht onder door voert, staat de Boom die Alles Zag. Een stoere populier die de ellende overleefde dient als monument.

Bij de Boom die Alles Zag. Foto: Jan Maarten Pekelharing.
We verlaten stadsdeel Zuidoost via het Nelson Mandelapark (het vroegere Bijlmerpark).
Als we het informatiebord mogen geloven, schichten in de buurt soms ijsvogels rond. Misschien daarom leidt het Trekvogelpad (lange wandeling van Bergen aan Zee naar Enschede) door dit stukje Bijlmermeer. Amsterdam-Zuidoost is groener dan menigeen denkt. De Bijlmermeer heeft een imagoprobleem.

Veeneikbrug over de Gaasp. Foto: Jan Maarten Pekelharing.
Veeneikbrug
Over de Gaasp leidt de Veeneikbrug, zo genoemd naar de eeuwenoude stronken veeneik die hier in de buurt zijn opgegraven. De Gaasp is een rivier tussen ’t Gein en de Diem. Dit riviertje werd onderdeel van een scheepvaartroute tussen Weesp en Amsterdam. Die vaarroute was eeuwen geleden van groot belang voor de handel met Duitsland. Via de Vecht voer je immers de Rijn op. De Keulse Vaart was een begrip. En dat ging allemaal over de Gaasp.

Aan de rand van Diemen kabbelt de Korte Diem. Foto: Jan Maarten Pekelharing.
Over de Muiderstraatweg en de brug over de Korte Diem komen we Diemen binnen. Een kleurige illustratie onder een spoorburg herinnert aan de trekvaart. Kijk even om in de buurt van de Diemerbrug en je ziet hoe hier de trekvaarten naar Weesp en Muiden zich splitsten. Dit was het Amsterdam-Rijnkanaal van eeuwen geleden.

Splitsing in Diemen van de trekvaarten naar Weesp en Muiden. Foto: Jan Maarten Pekelharing.
Deze etappe door een oneindig Noord-Holland zit er hiermee op, vijftien kilometer dwalen door de tijd. Van het eerste kerkje in Amstelland via de Bijlmer van twintigste eeuw naar het tijdperk van de trekschuit.
Auteur: Jan Maarten Pekelharing
Bronnen:
- www.amstelkerk.net
- www.historischamstelland.nl
- www.bethhaim.nl
- www.amsterdamhv.nl
- www.bijlmermuseum.com
- Wikipedia
- Oneindig Noord-Holland
- J.M. Pekelharing, Canon van Amstelland en de Meerlanden, 2010
Publicatiedatum: 27/03/2025
Vul deze informatie aan of geef een reactie.
2 reactiesLeuk maar jammer dat er geen plattegrondje bij zit!
Ja, ja, in die tijd werkte ik bij Centraal nederland en mocht ik al deze surinamers, antilianen en meer van dit soort uitschot als buschauffeur van huis, kroeg en sociale dienst vervoeren en
moest toezien hoe onze infrastructuur door diezelfde jeugd s’nachts vernield werd!
Hoe vaak heb ik diezelfde jeugd moeten vervoeren terwijl ze de bus instapten zeiden ze mij
“ik geen kaartje hebben en ook niet van plan er een te kopen”. Je kon dan wel om assistentie vragen maar die kwam natuuuuurlijk nooit! Na een paar jaar heb ik mijn pet aan de kapstok gehangen en ben zelf een uitkerings trekker geworden. DAT BEVIEL UITSTEKEND!
Eindhalte Gliphoeve God behoede je voor dat gespuis.