Hoe de T. rex of hoe een velociraptor er uit moet hebben gezien weten we natuurlijk wel, want we hebben allemaal de film Jurassic Park gezien. Nou ja, de meesten van ons dan. De film, die in 1993 uit kwam, zorgde voor een ware dinogekte. Maar hoe indrukwekkend ook, het is ‘maar’ een film, oftewel een verbeelding, want het gaat hier om wezens die miljoenen jaren geleden hebben geleefd. En die geen mens ooit heeft gezien. Het enige waar wetenschappers het mee moeten doen, zijn de versteende botten die tot nu toe zijn opgegraven.
Aanvankelijk dacht men dat de botten die in grotten en mijnen werden vonden, overblijfselen van reuzen waren. Of anders waren het wel de resten van dieren die tijdens de Bijbelse Zondvloed zijn omgekomen. Echter, toen wetenschappers die vondsten rond 1800 nauwkeuriger gingen onderzoeken, ontstond het idee dat we hier wel eens te maken konden hebben met uitgestorven diersoorten. Of zoals de Franse bioloog Cuvier, die mammoetvondsten met levende olifanten vergeleek, concludeerde: “Deze soort hebben we nog nooit op aarde gezien, dus hij moet wel uitgestorven zijn,” zo legt hoofdconservator Trienke van der Spek bij de perspresentie uit. “Vóór die tijd dacht men dat alle dieren die ooit zijn geschapen er nog steeds waren.”
Het eerste dinopark
Maar de vraag bleef natuurlijk hoe die dieren uit de oertijd eruit moeten hebben gezien. “Je hebt verbeelding nodig, want ze zijn er niet meer,” zegt Van der Spek. En daar gaat de tentoonstelling, die een overzicht wil geven van tweehonderd jaar ‘paleokunst’, dus over.
Pas in 1854 kon het grote publiek, of beter gezegd het Engelse publiek, voor het eerst een indruk krijgen hoe die beesten uit de oertijd er moeten hebben uitgezien, want toen opende aan de rand van Londen het allereerste dinopark ter wereld. De belangstelling was enorm. Alleen al in het eerste jaar kwamen er één miljoen mensen kijken.
Op kunstmatige eilanden stonden enorme stenen beelden van logge, amfibieachtige wezens, zwemmende reptielen en metershoge, ‘verschrikkelijke hagedissen’, ook wel dinosaurussen genoemd. De beelden waren gemaakt door kunstenaar Benjamin Waterhouse Hawkins, die reconstructies maakte van alle uitgestorven diersoorten die op dat moment bekend waren. Gastconservator Esther van Gelder: “Hawkins maakte onder andere illustraties voor Darwin, dus hij was écht geoefend in het tekenen van dieren.” Wie nu Crystal Palace Park in Londen bezoekt, kan de beelden nog steeds zien.
Tanden als dolken
Het volgende stadium van opwinding ontstond toen eind negentiende eeuw in Noord-Amerika spectaculaire vondsten werden gedaan, zoals manshoge botten, schedels van anderhalve meter en kaken met tanden als dolken. Rivaliserende paleontologen trokken er op uit en kwamen terug met honderden nieuwe soorten, die hun weg vonden naar musea aan de Amerikaanse Oostkust, waaronder de inmiddels zo populaire dino’s als Brontosaurus, Triceratops en T. rex.
Maar aangezien de tentoonstelling vooral de verbeelding wil laten zien, wordt er ingezoomd op het werk van de fantasierijke Tsjechische kunstenaar Zdeněk Burian, die tussen 1935 en 1980 tientallen boeken van vooraanstaande wetenschappers illustreerde. Zo komt het dat verschillende generaties groot zijn geworden met zijn landschappen vol rondscharrelende trilobieten, schreeuwende pteranodons en op mammoeten jagende neanderthalers. Bij Burian waren dino’s overigens koudbloedige reptielen, traag en log, die met hun dikke staart over de grond sleepten. Precies zoals de wetenschappers van die tijd ze zagen: niet al te slimme beesten, die tot uitsterven waren gedoemd. Of zoals gastconservator Van Gelder het formuleert: “Je ziet in de werken van Burian nooit dino’s rennen. Ze zijn rustig aan het grazen; ik noem ze wel eens ‘de koeien van het Krijt.’
Iguanodon
Naarmate de wetenschap meer te weten komt, veranderen ook de afbeeldingen. Als voorbeeld wijst ze op een afgietsel van de hand van een Iguanodon, een planteneter. Het is een afgietsel, want de echte botten mogen niet reizen. Ze vertelt: “Aan het eind van de negentiende eeuw worden méér dan dertig complete skeletten gevonden in een Belgische mijn. Dan zie je opeens hoe die beesten er écht moeten hebben uitgezien.” En dat het uitsteeksel, dat men aanvankelijk op zijn neus had gesitueerd, in werkelijkheid een uitstekende duim was, waarmee hij zich de vleeseters van het lijf hield.
Maar het beeld van dino’s kantelt pas écht als – in 1993 – de film Jurassic Park uitkomt. Dit is misschien wel de bekendste dinofilm aller tijden, waarin dino’s met spectaculaire technieken tot leven worden gewekt. De manier waarop Burian dino’s afbeeldde zag je ook in films terug, maar dat waren vooral kleimodellen, die nogal houterig en krakkemikkig over kwamen, zo legt de gastconservator uit. Maar in de film van Spielberg zie je voor het eerst dino’s in actie. “Het was niet alleen voor de eerste keer dat dieren uit de oertijd met digitale technieken tot leven werden gebracht, maar in zijn film zijn de dinosaurussen ook bloedeng. Het zijn niet meer de wat dommige reptielen van Burian, maar het zijn hele snelle beesten geworden, ook al klopt het niet helemaal dat de T. rex zó snel was dat-ie achter een jeep aan kon rennen.”
Regisseur Stephen Spielberg baseerde zich voor zijn film op een boek van de Amerikaanse paleontoloog John Ostrum, die betoogde dat dinosaurussen geen koudbloedige en trage reptielen waren, maar warmbloedig, actief en intelligent. Wezens die nauw verwant zijn aan de vogels. Alhoewel, actief is misschien iets te eufemistisch uitgedrukt, want in Spielbergs film zijn het vooral de angstaanjagend snelle velociraptors die je de stuipen op het lijf jagen.
Niet zonder trots vertelt hoofdconservator Van der Spek dat John Ostrom ooit een bezoek bracht aan het Teylers Museum en daar een fossiel zag, waarvan men altijd dacht dat het van een reptiel was. Ostrum zag er echter een oervogel in, al was het alleen maar door de drie teentjes die in het fossiel waren afgedrukt. Uiteindelijk ontwikkelde hij een theorie dat dino’s veel meer verwant zijn aan vogels en er ook meer op lijken dan tot dan toe was gedacht.
Wél of geen veren
Maar als dino’s meer op vogels lijken dan op reptielen kun je je natuurlijk afvragen waarom ze nog steeds zonder veren worden afgebeeld. In 1996 duikt in China namelijk het eerste dinofossiel met veren op. In de populaire beeldcultuur worden dino’s echter nog steeds afgebeeld als reptielachtige monsters met schubben. Gastconservator Van Gelder heeft daar wel een verklaring voor. “Spielberg dorst zijn dino’s nog geen veren te geven, want op een soort kale kalkoen gaat natuurlijk niemand op afkomen.”
En laten we wel wezen: helemaal zeker dat de dino’s veren hadden zijn we nu ook weer niet. Van Gelder: “De harde delen, de botten en de kiezen, blijven bewaard, maar van de weke delen, de huid en de spieren, hebben we nog nooit iets teruggevonden.”
In het campagnebeeld voor de tentoonstelling, gebaseerd op het werk van een hedendaagse paleokunstenaar, Mark Witton, zie je dus zowel een dino met magere kop als een dino die wat meer vet, spieren en huid op zijn botten heeft. En zo kan de verbeelding nog alle kanten op.
‘Dinomakers’ omvat schilderijen, tekeningen, toverlantaarnplaatjes, fossielen en modellen. Het is een familietentoonstelling, want geschikt voor kinderen vanaf 6 jaar. Er is een speurtocht en kinderen worden uitgenodigd een tekening te maken van bijna uitgestorven dieren. Op 16 februari is er zelfs een DinoDag met lezingen, workshops en nog veel meer. Zie www.teylersmuseum.nl.
Tekst: Arnoud van Soest
Teylers Museum heeft voor de tentoonstelling twee imposante aquarellen van prehistorische dieren aangekocht. Lees hier het artikel over deze bijzondere aankoop.
Publicatiedatum: 03/02/2020
Vul deze informatie aan of geef een reactie.