Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

De redding van Pampus liep niet van een leien dakje

Het redden van het voormalige forteiland Pampus, dat 3,5 kilometer noordelijk van Muiden ligt, is niet vanzelf gegaan, zo blijkt uit het pas verschenen boek ‘Pampus Pioniers’ met als ondertitel ‘Zij die het forteiland van de ondergang hebben gered’.

Als de Muidense horeca-ondernemer Jan Geesink in 1984 met een bootje bij Pampus aanmeert, en door het hoge struikgewas omhoog klimt, treft hij een nog grotere puinhoop aan dan hij al had verwacht. De drooggevallen gracht staat vol onkruid en struiken, de muren van het fort staan bol van het vocht en in de oostelijke geschutstoren staat een boom, via welke je naar het dak kunt klimmen, zo vertelt Sjoert Brevé, van wie onlangs een fraai geïllustreerd boek over de Pampus Pioniers is verschenen. Het gaat om zes mensen, waarvan er nog vier in leven zijn, die veel werk hebben verzet om Pampus op te knappen en er uiteindelijk een fortmuseum van te maken.

Het forteiland, dat eind negentiende eeuw is gebouwd en bij De Stelling van Amsterdam hoort, wordt in 1933 door defensie verlaten. Op Pampus staan wel bordjes met ‘Pas op, mijnen’, maar dat schrikt niet iedereen af. Tientallen mensen betreden sindsdien het eiland, in een bootje of, in de winter, over ijs. Langzamerhand wordt het eiland leeggeroofd. Brevé: “Als je een schutting in je tuin wilde maken, ging je niet naar de Gamma, maar naar Pampus.” Het was er alleen niet zo veilig. “Er zijn wel eens mensen, die het eiland illegaal bezochten, in de kokers gevallen.”

De grootste ontmanteling heeft dan overigens al plaatsgevonden. In de zomer van 1941 geeft de Duitse bezetter een Amsterdams sloopbedrijf de opdracht om al het metaal uit het fort weg te halen, waaronder de geschutstorens, de kanonnen en de ketels, dat vervolgens in Duitsland door de Kruppfabrieken tot wapens wordt omgesmolten.

Zo trof Pampuspionier Jan Geesink het forteiland aan toen hij er in 1984 voor het eerst voet aan wal zette, met een overwoekerde, droge gracht. Foto: Paul Kuit.

Wilde plannen

Voor Pampus zijn in de loop der tijd de nodige wilde plannen gemaakt. De Nederlandse Alpinistenvereniging wil er een klimrots van maken en studenten willen er wel wonen, maar zijn uiteindelijk bang dat ze door de lange wachttijd in de Oranjesluizen te laat op college zullen komen. Maar er zijn meer plannen: bewoners van de Amsterdamse binnenstad willen er hun junks dumpen en zeeverkenners laten ook een begerig oogje op het eiland vallen.

Er meldt zich zelfs een vrouw, die beweert dat haar vader het eiland voor het symbolische bedrag van één gulden heeft gekocht. Het eiland lijkt haar wel geschikt om een hotel te bouwen voor overspannen politici, waarmee ze haar tijd ver vooruit lijkt, want aan overspannen politici tegenwoordig geen gebrek. De Vrouwe van Pampus, zoals ze zichzelf noemt, heeft echter één probleem: ze kan de koopakte van haar inmiddels overleden vader nergens meer vinden.

Uiteindelijk wordt er op 23 april 1986 een stichting opgericht, Stichting Pampus, wat het startpunt is van een moeizame zoektocht naar geld en medewerking van de autoriteiten, want er moet veel gebeuren: het fort ligt vol puin, het fortdak lekt en om bezoekers te kunnen ontvangen moet er een steiger en een ontvangstgebouw komen.

Het forteiland anno 1977, met in het midden de twee door de Duitse bezetter ontmantelde geschutstorens. Foto: Collectie Pampus

Een worsteling

Op een zonnige woensdagmiddag zoeken we Sjoert Brevé op in zijn woonplaats Almere. Sinds 2010, na zijn pensionering als schoolhoofd in Almere, leidt hij als vrijwilliger bezoekers rond over het forteiland. Daarnaast beheert hij de foto’s, nota’s, rapporten en krantenknipsels van Stichting Pampus en als hij zich vanaf 2015 ook nog mag ontfermen over de persoonlijke archieven van Pampuspioniers Wiebe Hofman en Jan Geesink, rijpt bij hem het idee om de belevenissen van de mannen van het eerste uur op papier te zetten.

“Wat me opviel in gesprekken met de pioniers is dat ze vooral het succesverhaal vertellen, dus wat ze allemaal tot stand hebben gebracht. Dat klopt allemaal, maar ze vertellen er nooit bij wat voor worsteling dat is geweest.” Dat besef brak pas goed bij hem door, toen hij de archiefstukken ging digitaliseren en de stukken begon te lezen. “Het lijkt wel alsof het allemaal zo makkelijk is gegaan, maar uit de notulen van de bestuursvergaderingen blijkt wel iets anders.”

Mysterieuse, lange gangen zijn kenmerkend voor de sfeer van het fort. Foto: Peter Claessen.

Vrees voor parkeeroverlast

Als voorbeeld noemt hij het opzetten van veerdiensten om bezoekers van en naar het eiland te brengen. De gemeente Muiden weigerde aanvankelijk mee te werken aan een aanlegplaats in Muiden zelf, want ze waren bang voor parkeeroverlast. De P1 en P2 bestonden toen nog niet. Aanvankelijk konden bezoekers dus alleen met de boot van achter het Amsterdamse Centraal Station en vanuit Almere naar Pampus, totdat het stichtingsbestuur er genoeg van had. “Vanaf 1995 kwam er ook een veerdienst vanaf het Muiderslot. Die aanlegplaats lag op staatsgrond, dus daar kon de gemeente niks tegen doen.”

En dat was nog maar één probleem dat het bestuur moest zien te overwinnen. Het puin moest worden geruimd, wat defensie, die er een oefening van maakte, uiteindelijk samen met vrijwilligers heeft gedaan. Er moest een fortwachter komen en die moest ergens wonen, dus daartoe werd een oude bunker verbouwd. Ook moest er een nieuwe steiger worden gebouwd, want de oorspronkelijke steiger was vergaan. Alleen al het verkrijgen van die steigervergunning was een lijdensweg, zo beschrijft Brevé uitvoerig in zijn boek, want de gemeente Muiden werkte totaal niet mee. Inmiddels heeft de stichting een goede verstandhouding met de gemeente, maar in de begintijd van Pampus lag dat dus wel anders.

Oud-burgemeester Bert Kuiper, die tussen 1986 en 1994 bestuurslid van Stichting Pampus was, refereerde daar tijdens de boekpresentatie nog aan. “Toen ik hier binnenkwam als burgemeester vond ik het onbegrijpelijk dat een eiland, dat binnen de gemeentegrenzen van Muiden lag, geen enkele vorm van beheer of bescherming had. Toen ik voorstelde daar als gemeente wat aan te doen, werd er gezegd: ‘Dat gaan we dus niet doen’.” Ook werd hem afgeraden om zich daar persoonlijk voor in te spannen, wat hij uiteindelijk wèl deed, waardoor hij nu terug kan kijken op ‘hele bijzondere jaren, waarin veel bereikt is.’

2007: de geschutstorens van Forteiland Pampus worden met hout overdekt. Foto uit het besproken boek.

Hoog oplopende emoties

Uit de notulen blijkt ook dat de emoties tijdens de vergaderingen van het Pampusbestuur soms hoog op konden lopen, met de daarbij horende dreigementen: ‘Als het zo moet, stap ik op’, ook al kwam het meestal niet zo ver. Als iemand al uit het bestuur stapte, was dat omdat hij er de tijd niet meer voor had.

Maar dat neemt niet weg dat het regelmatig botste tussen initiatiefnemer Jan Geesink en secretaris/architect Wiebe Hofman. Als we voor de boekpresentatie het eiland bezoeken, zegt Geesink tegen zijn voormalige bestuursmakker, die inmiddels 88 jaar is en met een rollator loopt: ‘Jij vond dat het niet te commercieel moest worden, hè’.

Geesink was horeca-ondernemer en wilde wel wat aan Pampus verdienen, terwijl Hofman ‘wat principiëler was,’ zoals Brevé het formuleert. Maar tot hoog oplopende conflicten heeft dat nooit geleid, het bestuur kwam er altijd weer uit. Bovendien was het wel handig dat Geesink contacten in de horeca had. Regelmatig kreeg hij zakelijke contacten ‘met het pistool op hun hoofd’ zo ver dat ze een bijdrage aan Pampus leverden, zo vertelde hij op de boekpresentatie. “Het eerste ontvangstgebouw, een oud schoolgebouwtje, kostte 60.000 gulden en is door Heineken geschonken, maar ik moest wel beloven dat ik de eerste tien jaar niet meer bij hen langs zou komen.”

Een mat van betonijzer moet voorkomen dat bezoekers loszittende stenen op hun hoofd krijgen. Bij de grote opknapbeurt tussen 2006 en 2008 worden alle loszittende stenen verwijderd. Foto: Wiebe Hofman.

Wat het niet heeft gehaald

Tot zover de presentatie van het boek, waarin je ook kunt lezen welke plannen het allemaal niet hebben gehaald. Al in de jaren tachtig waren er namelijk plannen om de drooggevallen gracht te overkappen. Brevé legt uit waarom het daar toch niet van gekomen is. “Het bestuur wilde graag meer ruimte hebben om de bezoekers droog te kunnen ontvangen. De Grontmij, die werd ingeschakeld om de restauratieplannen voor te bereiden, vond het echter historisch niet verantwoord om de gracht te overkappen; dat zou het monument te veel aantasten.”

Ook het idee om in de geschutstoren een panoramabar te maken, vanwaar je een mooi uitzicht op het IJmeer had, heeft het uiteindelijk niet gehaald. “Daar was uiteindelijk toch te weinig ruimte voor. Bovendien, zo vreesde de toenmalige fortwachter, zou je met een glazen koepel te veel schittering krijgen als de zon schijnt.

Gids Sjoert Brevé leidt een groep bezoekers rond. Foto: Bert van Gent.

Mysterieus Pampus

In de aanloop tot de restauratie is ook uitvoerig gediscussieerd over de manier waarop je zo’n fort moet opknappen. In ieder geval niet zoals dat bij het Fort bij Aalsmeer was gebeurd, want dat was ‘te mooi’ geworden, vonden ze bij Pampus. Toenmalig bestuursvoorzitter Rob Apell vond dat het fort zoveel mogelijk ‘zijn vervallen karakter’ moest behouden. En Pampuspionier Cees Pfeiffer vond dat Pampus vooral een ruïne moest blijven, want dat had iets mysterieus en magisch.

Na jarenlange voorbereidingen, vond tussen 2006 en 2008 dan eindelijk een grootscheepse restauratie van Pampus plaats. De loszittende stenen werden uit de buitenmuren verwijderd, waarna de boel weer werd dichtgemaakt. Ook de boog van de geschutstoren, waar stukken uit vielen, werd aangepakt, zoals ook het fortdak werd dichtgemaakt, want het regenwater kwam door de scheuren naar binnen. “Aanvankelijk hebben ze daar de verkeerde materialen voor gebruikt,” weet Brevé. “Dat is niet meteen hersteld, want daar was geen geld voor. In 2010, toen er weer subsidie was, is die klus afgemaakt.”

Brevé signeert zijn boek. Foto: Arnoud van Soest.

In 1999 verlaten de laatste drie nog in leven zijnde pioniers het bestuur en samen met de twee pioniers die al eerder uit het bestuur zijn getreden, worden ze opgenomen in een soort ereloge: de Pampus Pioniers Raad. De zesde pionier, Simon Luitse, is twee jaar daarvoor al overleden.

De pioniers kunnen zich echter maar moeilijk van het bestuurswerk losmaken. En eigenlijk snapt Brevé dat ook wel. “Het was toch hun kindje.” Uiteindelijk schikken ze zich in hun lot en krijgen de bijeenkomsten het karakter van een reünie, met een drankje en een gezellig etentje. In 2007 vinden ze het welletjes en heft de pioniersraad zichzelf op.

Voorafgaand aan de boekpresentatie staan de vier nog levende Pampuspioniers even stil bij een plaquette, die op 12 september 2012 ter hunner ere in het fort is aangebracht. Op die plaquette staat een gedicht dat dichter Ingmar Heytze speciaal voor de pioniers maakte: ‘We waaiden aan land en keken rond: bunkerresten, bouwpuin, zwerfglas, troep. Bomen groeiden door beton.’ Foto: Arnoud van Soest

Een dagje uit

Tot slot vragen we de auteur, die nog één dag in de week bezoekers op Pampus rondleidt, waar de meeste mensen van onder de indruk zijn. “Van mijn verhaal uiteraard,” zegt hij met een glimlach. Maar het hangt dus ook een beetje van het gezelschap af. “Voor veel mensen is het een dagje uit, die komen vooral voor de gezelligheid en het uitzicht. Maar je hebt ook een kleine groep die het naadje van de kous wil weten, dus die vragen beantwoord ik graag.”

Maar het laatste woord is aan de eerste pionier van Pampus, de man met wie het allemaal is begonnen: Jan Geesink. We spreken hem bij de boekpresentatie. Gevraagd naar wat hem het meest is bijgebleven van de pionierstijd, zegt hij: “Dat is toch het plezier om ergens aan te werken waarvan je niet weet waar het heen gaat, want we wisten niet waar we aan begonnen. Eerst wilde ik het eiland huren om er dingen te organiseren, maar de rijksoverheid had daar geen oren naar. Toen is die stichting opgericht en werden we wèl een serieuze gesprekspartner.”

In 1990 kon het stichtingsbestuur tot haar eigen schrik het eiland kopen, voor 50.000 gulden. “Maar dan moet je er ook wat mee doen en toen hebben we er heel hard aan gewerkt om het open te stellen voor publiek. Dat is ook gelukt: het eerste jaar hebben we 30.000 bezoekers gehad.”

In 1999 nemen de laatste Pampus Pioniers afscheid van het bestuur. Bij die gelegenheid worden ze afgebeeld als in het schilderij De Staalmeesters van Rembrandt. Van links naar rechts: Wiebe Hofman, Piet Jan Oosthoek, Simon Luitse, Cees Pfeiffer, Bert Kuiper en Jan Geesink. Simon Luitse was toen al overleden en ook Pieter Jan Oosthoek is inmiddels niet meer onder ons. Fotomontage: W. van Rijswijk.

Pampus is niet meer weg te denken

Geesink is blij dat er nog steeds volop in het eiland wordt geïnvesteerd. Zo kan de energievoorziening met Europese subsidie duurzaam worden gemaakt.
De voormalige uitbater van het tegenover de zeesluis gelegen Eethuys-café Graaf Floris V ontkent niet dat zakelijke belangen een rol hebben gespeeld bij zijn inzet voor het forteiland, maar in zijn visie hoeven zakelijke en algemene belangen elkaar niet te bijten. “Ik heb altijd het grote belang in de gaten gehouden, want als het bij de één regent, druppelt het bij de ander. De introductie van het drankje Muier Schipperbitter was daar een voorbeeld van; dat gaf Muiden naamsbekendheid. Ook Pampus was goed voor Muiden, omdat het daarmee verbonden is. Ik ben er heel trots op hoe ze het nu doen; dit eiland is niet meer weg te denken.”

Vier Pampus Pioniers bij de boekpresentatie, van links naar rechts : Wiebe Hofman, Cees Pfeiffer Bert Kuiper en Jan Geesink. Foto: Anouscha Zanolla. 

Het boek Pampus Pioniers is te koop in de museumwinkel van Pampus, in het Pampuskantoor aan de Herengracht 67 in Muiden of online via www.pampus.nl/pioniersboek. Het boek kost € 19,95, plus eventuele verzendkosten.

Auteur: Arnoud van Soest

Publicatiedatum: 12/06/2023

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

1 reactie
  • Ben schreef:

    Hmmm, zelf heb ik Pampus vrij vaak bezocht en er net zo vaak op gepicknickt. Heerlijk rustig op een enkele bezoeker na dan, was ik er ALLEEN! Zo heerlijk rustig! De eerste maal dat ik er was, was in de begin jaren zestig en het beviel mij daar. Ik ben er héél vaak terug geweest en van verval zoals hierboven besproken werd? Och, da’s normaal voor een eilandje welke niet in onderhoud is, toch? Alleen de toegang tot de gastoren verlichting werd onderhouden. Maar och? waarom een goed onderhouden steiger? Je kon binnen de onderwater gordel er helemaal omheen varen en aan de lijzijde afmeren, direct aan de wal en die paar braamstruiken? Een kniesoor die daar oplette. Als je dit allemaal gehad had, dan waande je je in de hemel. Nu is het verkommercieeliceerd! Oftewel verkocht en ten gelde gemaakt. Niks meer aan dus! Onnodig te zeggen dat ik DAAR NOOIT meer kom!

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.