Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

De lotgevallen van de christelijke school voor de werkende stand in de Barteljorisstraat

Van 1875 tot en met 1903 was er een lagere school voor christelijk onderwijs in de Barteljorisstraat in Haarlem gevestigd. Deze school was een van de vele scholen die in de tweede helft van de 19de eeuw werden opgericht, toen de schoolstrijd nog in volle gang was. Het oprichten van een bijzondere school was niet eenvoudig want bijzondere scholen kregen voor 1889 geen cent subsidie. Besturen moesten zelf maar zien hoe zij de financiële eindjes aan elkaar knoopten. Dick van Gijlswijk dook in de geschiedenis van deze Haarlemse christelijke school voor de werkende stand.

Een christelijke school in Haarlem

De Vereniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs, opgericht in 1860, had als doelstelling om overal in Nederland bijzondere scholen op te richten waar het christelijk geloof de grondslag zou zijn van het onderwijs. De Hulpvereniging Haarlem voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs kwam in 1871 tot stand om in Haarlem een christelijke school op te richten. Een reizend inspecteur van de Vereniging Christelijk Nationaal Schoolonderwijs was daar de inspirator van. Het stichten van een school was voor het allereerste bestuur van de hulpvereniging blijkbaar een ingewikkelde en tijdrovende zaak. Het gaf er na twee jaar de brui aan. De oprichting van een christelijke school in Haarlem leek een onmogelijke zaak.

Een nieuw bestuur startte in 1873 vanuit de overtuiging dat er onder de bewoners van de stad wel degelijk een grote behoefte was aan christelijk onderwijs. De aspiraties waren eerst nog gericht op het aanbieden van kleinschalig onderwijs. Te beginnen met een klas met 50 leerlingen en een schoolmeester die bereid was voor f 600,- per jaar aan de slag te gaan. Het bestuur zette in op de aankoop van een perceel in de Ursulastraat dat al onder het vorige bestuur in 1872 was aangekocht, maar was overgedaan aan de aannemer Malefijt uit Overveen. Om de financiering rond te krijgen gingen zij op huisbezoek bij welgestelde gelovigen. De huisbezoeken hadden effect. Diverse Haarlemmers droegen bij, zoals mevrouw Petit-Pierre die f 2000,- betaalde toen het perceel aan de Ursulastraat werd aangekocht. Het bestuur rekende ook op inkomsten die voortvloeiden uit het heffen van schoolgelden, het vrijwillig betalen van een jaarlijkse contributie door de leden van de hulpvereniging en subsidie van de Vereniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs. In november 1874 werd de aankoop afgerond.

De heer Klein, voorzitter van de Hulpvereniging Haarlem voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs.

Toch naar de Barteljorisstraat

Het oprichtingsproces verliep niet van een leien dakje. Financiële toezeggingen werden ingetrokken en een ontwerp dat het bestuur door de architect Van der Steur liet maken, bleek niet haalbaar. Uiteindelijk werd er een nieuwe locatie gevonden. Het bestuur meldde op de ledenvergadering van 29 april 1875 dat zij het huis van de erven van mevrouw Van Oijen in de Barteljorisstraat 18 had aangekocht voor f 19.300,-. Het gebouw kon met wat wijzigingen in gebruik genomen worden om 300 leerlingen te herbergen. Het bestuur plaatste een advertentie waarin het een oproep deed om te solliciteren naar de functie van hoofdonderwijzer voor een salaris van f 1000,- per jaar. Belangstellende ouders verzochten het bestuur om het schoolgeld niet te hoog vast te stellen. Het werd bepaald op 12 cent per week, minder dan een eerdere raming van f 10,- per jaar.

De formaliteiten werden zo snel afgehandeld als mogelijk was om maar gauw in de Barteljorisstraat te kunnen beginnen. Van de 71 sollicitanten voor de functie van hoofdonderwijzer werden er 11 uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. Op 15 juli 1875 waren nog twee kandidaten in beeld, de heer Van den Have en de heer Loran. Met één stem verschil werd Van den Have tot schoolhoofd benoemd. Deze kreeg bij de aanvaarding van zijn betrekking het gehele voorgedeelte van het pand als woning aangewezen tot uitbreiding van de school noodzakelijk was. Het bestuur stelde een reglement voor de hoofdonderwijzer vast en voorschriften voor het onderwijzend personeel.

De aanloop naar de eerste schooldag

De opening van de school was gepland op 24 september. Er viel nog een hoop te doen: het uitvoeren van de verbouwing, de aanschaf van schoolbanken en leermiddelen en de aanstelling van het onderwijzend personeel. Op 10 september 1875 waren nog geen leerkrachten aangesteld terwijl de school op 27 september moest beginnen. Er waren 150 kinderen aangemeld, het bestuur stelde echter onmiddellijk een leerlingenstop in. De school telde in november van dat jaar vier lokalen waar onderwijs werd gegeven en er waren vijf leerkrachten in dienst.

In 1877 werd de school opnieuw verbouwd om de toegestroomde leerlingen te kunnen huisvesten. Nieuwe lokalen werden op 4 juli van dat jaar in gebruik genomen. De school werd steeds gesteund door Haarlemmers die er geld voor over hadden om de school voort te laten bestaan. Een onbekende gever schonk nog tweemaal een groot bedrag, namelijk f 50.000,- in 1876 en later in 1878 nog een keer f 40.000,-, tot grote vreugde van het bestuur. Met de opbrengsten van de rente moesten onderwijsuitgaven worden betaald. Soms stelden geïnteresseerden voor een lening te verschaffen tegen een wat lagere rente om het bestuur uit de brand te helpen.

Advertentie in de Haarlemsche Courant. Bron: Delpher.

Hoofdonderwijzer gezocht

Bijzondere besturen en gemeenten stelden tot 1919 de salarissen zelf vast. De onderlinge concurrentie om bekwame onderwijzers tussen besturen en gemeenten was groot. Het bestuur van de hulpvereniging verhoogde de salarissen telkens met kleine bedragen om niet zonder onderwijzers te zitten. De loonkosten stegen daardoor nogal. De leerkrachten op de school konden behalve een beter salaris elders nog een andere reden hebben om te vertrekken. Zij gaven als enigen in de omtrek nog les op de woensdagmiddag en konden daardoor geen cursussen konden volgen om een hoofdacte te halen. Het bestuur aarzelde om hen woensdagmiddag vrij te geven en had in 1881 nog niet besloten om de vrije woensdagmiddag in te voeren. Pas eind 1882 werd na veel vieren en vijven het onderwijs op de woensdagmiddag afgeschaft. Het bestuur sneed zich in de eigen vingers met dit beleid want Van den Have kon in 1883 door ziekte zijn functie moeilijk uitvoeren. Helaas was geen van de leerkrachten in het bezit van een hoofdakte om hem te kunnen vervangen. Van den Have oefende, al dan niet gedwongen, vanuit zijn kamer controle uit op het gebeuren in de school.

Van den Have ging na hersteld te zijn weer aan het werk maar overleed plotseling. Het verslag van de bestuursvergadering van 9 november 1885 vermeldde dat hij op dezelfde dag was begraven. Zolang de vacature niet was vervuld trad één van de leerkrachten die nu wel in het bezit was van een hoofdakte als schoolhoofd op. Het bestuur nodigde 6 van de in totaal 66 sollicitanten uit voor een gesprek en begin januari 1886 werd de heer Loran als nieuw hoofd van de school benoemd.  Loran was al eerder in beeld geweest als schoolhoofd, maar legde het toen af tegen Van den Have. Hij vroeg al spoedig na zijn benoeming of niet enkele verbouwingen konden worden doorgevoerd. De aanleg van een duinwaterleiding werd hem gegund in verband met de gezondheidstoestand van zijn echtgenote.

Advertentie in de Haarlemsche Courant. Bron: Delpher.

Loran ontplooide tal van activiteiten. Een daarvan was het geven van gymnastiekonderwijs. Enkele leerkrachten volgden cursussen gymnastiek om een akte voor dat vak te halen. Loran besprak met het bestuur of het belendend perceel aan de Kromme Elleboogsteeg mogelijkheid bood voor het bouwen van een gymnastieklokaal. Dat bleek echter niet meer te koop. Bijna een half jaar later deelde penningmeester Bierens de Haan mee dat het pand aan de Kromme Elleboogsteeg toch kon worden aangekocht. Architect Van der Steur werd in de arm genomen om het bestaande pand af te breken en er een gymnastieklokaal voor in de plaats te zetten.

Verbouwen of verhuizen?

Het gebouw aan de Barteljorisstraat beantwoordde na enkele jaren steeds minder aan de eisen van de tijd. Het was te klein geworden om het groeiende aantal leerlingen op te vangen. Een klas van 40 kinderen werd in het gymnastieklokaal ondergebracht. Het schoolgebouw zelf was bouwvallig aan het worden. Loran vroeg eerst om vervanging van een ingestorte schoorsteen, later om het herstel van het dak en een muur. Beide kwesties hadden uitvoerige discussies tot gevolg over een verbouwing of algehele nieuwbouw. Architect Van der Steur maakte enkele ontwerpen voor een volledige verbouwing met een achteruitgang, waarbij aan de voorkant in de Barteljorisstraat twee winkelpanden waren opgenomen. Deze ontwerpen riepen weer de discussie op of een verbouwing wel voldoende was, want het risico bestond dat het gebouw door de inspectie werd afgekeurd. Het oog viel toen op een perceel in de Margarethastraat, met een uitgang naar de Kruisstraat. In 1901 werd een vergadering bijeengeroepen om toestemming te krijgen het perceel aan te kopen voor een maximumbedrag van f 35.000,-. De aankoop ging uiteindelijk echter niet door.

De invoering van de Leerplichtwet in 1901 vergrootte de huisvestingsproblemen door de gestegen aanmeldingen. Opnieuw zag men om naar een nieuwe gelegenheid. In de vergadering van 30 oktober 1901 besprak het bestuur de aankoop van een huis met grote tuin aan de Bakenessergracht 81 voor f 17.050,-. Dit pand werd met algemene stemmen aangekocht. Van der Steur maakte hiervoor een ontwerp zonder bovenverdieping. Het pand aan de Barteljorisstraat en de gymzaal aan de Kromme Elleboogsteeg moesten in totaal f 60.000,- opbrengen. De firma HeenK was dit blijkbaar ter ore gekomen want de firma bood aan om voor f 55.000,- alles over te nemen.

Een nieuw onderkomen in de Vrouwensteeg

Met de kerkvoogden van de Bakenesserkerk werd enige tijd onderhandeld over een stuk grond aan de Vrouwensteeg. Het bestuur wilde dat daar de ingang van de school kwam. Uiteindelijk bereikte men een akkoord met de kerkvoogden over de uitwisseling van een stuk grond en een bijbetaling van f 300,-. Van der Steur ontwierp een school met 13 lokalen, een woning voor het schoolhoofd en de conciërge en een bovenwoning om te verhuren. De geraamde kosten bedroegen f 60.000,-. Dat viel echter anders uit. Het aangeschreven Predikherenfonds gaf te kennen dat het niet bijdroeg aan de bouw van de school. Daarnaast moest de speelplaats worden verhard. Later bleek ook nog dat heien noodzakelijk was. Een nieuwe raming maakte duidelijk dat de bouwkosten uiteindelijk tussen de f 80.000,- en f 90.000,- zouden uitkomen.

De bouw van de school kostte later f 20.000,- meer dan was geraamd. Collectes en giften hielpen de financiële nood binnen de perken te houden. Door allerlei bijkomstigheden vond de verhuizing later plaats dan gepland. Vooruitlopend op de opening wilde men in juni 1903 al drie klassen in gebruik nemen omdat de nieuwe leerlingen niet langer konden wachten. Het probleem dat de fatsoenlijke privaten nog niet gereed waren, werd opgelost door in het schoolgebouw tonnen neer te zetten. Plannen werden gemaakt voor een feestelijke opening. Inspectie, oud-bestuursleden, de kerkenraad werden allemaal uitgenodigd. De kinderen zouden een traktatie krijgen. De school werd tenslotte op 18 augustus 1903 geopend. De pers prees de school aan als een modelinrichting. Sommigen bestuursleden wensten de nieuwe school te vernoemen naar de voorzitter die zich hard gemaakt had voor de bouw. Na veel discussies bleef de naam ’christelijke school voor de werkende stand’.

Medewerkers van de school aan de Bakenessergracht, 1910.

Weg uit de Barteljorisstraat

Ondertussen hadden zich nieuwe kopers gemeld voor het pand in de Barteljorisstraat, die echter onder het gewenste bedrag boden. De stedenbouwkundige en stadsarchitect Dumont bood namens de gemeente aan om lokalen van de oude school te huren voor f 200,- per lokaal per jaar. Het bestuur adviseerde hem om het gebouw te kopen en een bod te doen. Op 29 april 1904 werd toch met de gemeente een overeenkomst getekend voor de huur van 8 lokalen en 1 kamer voor een bedrag van f 1800,- per jaar. Meubelmaker Cohen wilde het gymnastieklokaal gebruiken als opslagplaats voor zijn meubels. Het bestuur wilde eerst alleen de school verkopen. Later besloot het het gymnastieklokaal afzonderlijk in de verkoop te doen.

Het uitblijven van de verkoop van het pand aan de Barteljorisstraat had een aanzienlijk nadelig saldo tot gevolg. De discussies over verhuur en verkoop duurden voort. In de vergadering van 17 juni 1904 werd bekend gemaakt dat de firma Lamp het gymnastieklokaal in de Kromme Elleboogsteeg wenste te huren voor een bedrag van f 350,- per jaar. Het bestuur wilde er f 400,- van maken. Lamp nam verdere stappen en bracht een bod uit op het gebouw aan de Barteljorisstraat van f 40.000,-. Het bestuur wilde het voor niet minder dan f 50.000,- verkopen. Begin 1905 verhoogde Lamp zijn bod tot f 44.000,-, maar het bestuur hield nog steeds vast aan haar streefbedrag. Korte tijd later verhoogde Lamp zijn bod tot de gevraagde f 50.000,-, inclusief het gymnastieklokaal aan de Kromme Elleboogsteeg. Hiermee ging het bestuur akkoord. De verkoop van het schoolgebouw aan de firma Lamp betekende het definitieve einde van de school voor de werkende stand in de Barteljorisstraat. Deze school bestond daar weliswaar een korte periode, maar toont een interessant stukje schoolgeschiedenis van Haarlem.

Auteur: Dick van Gijlswijk

Publicatiedatum: 12/10/2023

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.