In Een hof tot ons gerief maken we kennis met kapitein Hendrik Philip Visser, die rond 1835 naar Japan voer, en met de roemruchte Marinus Cornelis Paspoort, burgemeester van Middelburg. Maar ook met Caspars grootvader, misschien wel de bekendste telg uit het geslacht: Dr. Willem Adolph Visser ’t Hooft (1900-1985).
Een werkzaam leven
De Haarlemse Dr. Visser ’t Hooft is vooral bekend vanwege zijn theologisch werk. Hij groeide op in een vrijzinnig remonstrants gezin en ging naar het Haarlems gymnasium. Zijn lidmaatschap van de Nederlandsche Christen-Studenten Vereeniging (NCSV) deed hem besluiten om theologie te gaan studeren. Tijdens zijn studie vervulde hij diverse bestuursfuncties bij de NCSV, waarvoor hij enkele buitenlandse conferenties aandeed. Zijn blik werd steeds internationaler.
Op slechts 38-jarige leeftijd werd Visser ’t Hooft benoemd tot secretaris-generaal van de Wereldraad van Kerken, tijdens de oprichtingsbijeenkomst in Utrecht in 1938. Deze functie heeft hij tot zijn pensioen in 1966 vervuld. Hij reisde veel, woonde bijeenkomsten bij en gaf lezingen over de hele wereld. Van zijn hand zijn zo’n vijftien boeken bekend en een imposante 50.000 brieven. Zijn thuisbasis bleef altijd Genève, waar hij sinds 1924 met zijn vrouw Henriette Philipine Jacoba Boddaert (1899-1968) woonde en drie kinderen grootbracht.
Jeugdherinneringen
Tot zover zijn veel mensen met het werk van Dr. Visser ’t Hooft bekend. In Een hof tot ons gerief laat Caspar Visser ’t Hooft echter een andere, meer persoonlijke kant van zijn grootvader zien. Zo bracht Dr. Visser ‘t Hooft de zomers van zijn jeugd geregeld door bij een geliefde oudtante. Deze tante Marie woonde op buitenplaats Bellevue bij Dordrecht. Als laatste overgebleven telg van haar generatie werd ze door haar jonge neven en nichten als grootmoeder gezien. ‘… de allermooiste plek was het buiten van mijn oudtante in Dordrecht, waar we in de vakanties heen gingen,’ citeert Caspar uit de Mémoires van zijn grootvader. ‘Had ik toen de inscriptie in het paleis van de Mogol in Delhi gekend: “Als ergens het paradijs is, is het hier”, dan zou ik die regel zeker op Bellevue hebben toegepast.’
Visser ’t Hooft was dol op tante Marie, ‘een vrouw met een matriarchaal gezag die het buiten bestuurde als een welwillend despoot.’ En op het buitenleven op Bellevue, dat bestond uit varen, paardrijden en familiebezoekjes. Toen Marie in 1913 stierf en Bellevue vervolgens plaats moest maken voor nieuwbouw, vermeldde hij in zijn Mémoires ‘helemaal ondersteboven’ te zijn geweest. Van het landgoed is tegenwoordig niets meer over. Het enige dat nog aan de vroegere buitenplaats herinnert, is een straatnaambordje met daarop ‘Bellevuestraat’.
Zwelgen in vergane glorie
Het verdwijnen van huis Bellevue is typisch voor het lot dat veel buitenplaatsen ten deel viel. Daarmee staan de buitenplaatsen uit Caspar Visser ’t Hoofts Een hof tot ons gerief symbool voor iets groters. Sommige buitenplaatsen zijn door de jaren heen met de grond gelijkgemaakt en vervangen door nieuwbouw. Vele anderen werden opgedeeld in appartementen of omgebouwd tot museum of horecagelegenheid. Liefst een combinatie, want er moeten toch inkomsten binnenkomen. In Een hof tot ons gerief kan de lezer naar hartenlust zwelgen in de vergane glorie van het buitenleven.
Meer lezen over huis Bellevue of de andere buitenplaatsen van de familie Visser ‘t Hooft? ‘Een hof tot ons gerief. De geschiedenis van zeven buitenplaatsen en hun bewoners’ is nu verkrijgbaar bij Uitgeverij IJzer.
Tekst: Sarah Remmerts de Vries
Bronnen:
- Caspar Visser ’t Hooft, Een hof tot ons gerief. De geschiedenis van zeven buitenplaatsen en hun bewoners (Utrecht 2019).
- Willem A. Visser ’t Hooft, World Council of Churches.
Publicatiedatum: 23/10/2019
Vul deze informatie aan of geef een reactie.