Een rondje Hoorneboeg is een vaste route voor menige hondenbezitter in Hilversum. Aan het eind van de golvende heidevlakte lokt op een heuveltje het bos. ‘U laat u zelf uit, zie ik,’ lacht een dame. Een hoog hek rond het bos geeft de Hoorneboeg iets mysterieus. Wat is er dat je niet ziet?
Eeuwen geleden stond op deze plek, toen de Hoge Berg genoemd, een jachthuis met de uitstraling van een kasteeltje. Het maakte met zijn torens vanuit de verte de indruk van een fortificatie. Franse ruiters die ons land eind 18e eeuw waren binnen gevallen en op weg waren van Utrecht naar Naarden schrokken toen ze dit zagen. Dreigde hier gevaar? Tegenstand? De bevelhebber besloot voor de zekerheid een trompetter naar het kasteeltje te sturen om de overgave te eisen. Een verslag uit 1928: ‘Na luid geschetter werd de poortdeur geopend en wel door … een oud vrouwtje, dat de huisbewaarster en tevens eenige bewoonster van het jachthuis bleek te zijn! De Fransche troepen konden dus met een gerust hart verder trekken.’
Hilverroode
Het was een Amsterdamse patriciër, Pieter van Loon, die in 1792 dit onontgonnen land in erfpacht kreeg. Hij liet er een jachthuis bouwen dat hij Hilverroode noemde. Van het hoog gelegen jachthuis keek je tot ver in de omtrek. Je kon er, om een bezoeker te citeren, ‘aan den horizon de Loosdrechtsche plassen zien blinken als een schitterende streep in het nevelig ultramaryn.’ Het was vijf uren reizen met de diligence uit Amsterdam.
Van Loon had al een woning in Hunthum aan de Vecht (bij Nieuwersluis) en kende zodoende deze streek. Na zijn overlijden kwam Hilverroode in andere handen, het jachthuis werd gesloopt. Gelukkig heeft Jan van Ravenswaay rond 1790 dit jachtslot, waar de Franse ruiters zo van onder de indruk waren, op een schilderij vastgelegd.
Hilveroord
Hilverroode gaat Hilveroord heten wanneer Anton Sinkel het koopt, vermoedelijk als een belegging. Hij zet er een zomerverblijf neer. Sinkel (bekend van ‘de winkel van Sinkel’) is afkomstig uit het Duitse Cloppenburg. Wanneer hij Hilverroode verwerft is hij een manufacturier die goede zaken doet. Anton Sinkel was, als je verhalen mag geloven, een sobere, noeste werker. Altijd bezig, met het schaakspel als enige liefhebberij die hij zich permitteerde. Hij zal dan ook weinig ontspanning hebben gekend op Hilveroord. Zijn vrouw Agnes ging hier, op de grens van bos en hei, na zijn dood wonen met kinderen uit haar vorig huwelijk.
Intussen moet in het bos op deze heuveltop een heel gehucht zijn gegroeid, met naast het grote woonhuis, boerderij, koetshuis stallen en een schuur. In de bossen kwam op enig moment ook een fraai gastenverblijf.
‘Groen schiereiland’
Het aantrekkelijke was, vertellen bezoekers van toen, dat je van Hilveroord over
paden in alle windrichtingen naar beneden kon wandelen, de bossen in of de heidevlakte op. Naar het schilderachtige Tienhovens Kanaal bijvoorbeeld, of naar Oud en Nieuw-Loosdrecht. ’O ‘t Is nog geen uur gaans bezuiden Hilversum,’ schreef een bezoeker. En dan zie je een lange met dennen beplante laan die dwars door de kale heide loopt en waarvan het laatste gedeelte sterk stijgt. Dat is de oprijlaan naar de ‘buitenplaats die, als een groen schiereiland, op een hooge plaats in de heide ligt.’
Een idyllisch oord dus. Met op de heide enkele duizenden jaren oude grafheuvels. Iets verderop zijn, zo is uit opgravingen gebleken, neanderthalers (uitgestorven mensensoort) geweest. Voor zo ver bekend heeft onderzoek op de top van de heuvel van de Hoorneboeg geen bijzonderheden opgeleverd. Het geaccidenteerde terrein rond de Hoorneboeg is ontstaan ten tijde van een ijstijd toen gletsjers vanuit het Noorden puin en rotsblokken deze kant op stuwden.
Boomklever
Na het overlijden van Agnes ten Brink, de weduwe van Anton Sinkel, komt het bezit in andere handen. Bij een veiling wordt Hilveroord/Hoorneboeg aangeprezen als ‘bijzonder geschikt tot verblijf voor zenuwlijders’ vanwege een hoge en gezonde ligging.
Begin vorige eeuw kopen broer en zus Pijnappel, beiden ongetrouwd, het landgoed. Pibo Antonius Pijnappel richt er een rijke bibliotheek in en ontvangt er zijn gasten onder wie de dichter Herman Gorter. Hij mag misschien de indruk hebben gewekt een kluizenaarsbestaan te leiden, maar dat was niet het geval. Pibo Pijnappel zette zich in 1914 in voor de opvang van Belgische vluchtelingen in Hilversum.
Een natuurliefhebber was hij zeker, want hij schrijft in een tijdschrift dat hij op zijn ‘boseilandje’ op de hei een sterke afname van het aantal boomklevers ziet. In tegenstelling tot natuurkenner Jac. P. Thijsse, die juist sprak van een invasie van boomklevertjes in het hele land.
Fabrieksmeisjes
Mejuffrouw Pijnappel zette de poorten van de Hoorneboeg open voor fabrieksmeisjes uit Leiden. Die konden er komen logeren op de boerderij – vaak hun enige vrije week in het jaar. In tijdschriften van toen lees je hoe heerlijk ze het vonden samen buiten te ontbijten, wandelingen te maken in het ‘geuren uitwasemende naaldhout’, zowaar een koekoek te horen en te zien. ‘Het middagmaal weer buiten en de avondboterham liefst in de groote kuil op de hei, waar je de zon ziet ondergaan over de wereld van hei en bosch en plas, en waar het gansche repertorium van Hollandsche en Vlaamse liederen wordt afgezonden. De dagen vliegen om.’
De meisjes zongen aan het eind van de week bij vertrek een lied ‘Wees gegroet volschone Hoorneboeg’. Jarenlang hebben de Pijnappels op hun buiten fabrieksmeisjes een korte vakantie bezorgd.
Aanvliegroute
Anders dan andere grote woningen in de buurt van het kleine vliegveld tussen Nieuw-Loosdrecht en de Hoorneboeg vorderden de Duitse bezetters in de Tweede Wereldoorlog de gebouwen op dit landgoed niet. Dat de Hoorneboeg niet in Duitse handen kwam, was te danken aan de oude secretaresse tevens bibliothecaresse die er woonde en werkte. Zij was namelijk (in 1867) in het neutrale Zwitserland geboren.
In bomen bij de Hoorneboeg lieten de Duitsers echter wel lichten aanbrengen ter beveiliging van de aanvliegroute naar het vliegveldje. Op het landgoed zouden in de oorlogsjaren onderduikers hebben gezeten en vandaar zouden ook verschillende verzetsactiviteiten zijn ondernomen.
Remonstranten
Na de oorlog kwam mevrouw Pijnappel in contact met de Remonstrantse Broederschap, haar broer was in 1935 al overleden. Mevrouw Pijnappel bleef tot haar overlijden in 1971, ze was toen bijna honderd jaar oud, in het grote huis op de heuvel wonen. Maar ze gaf de remonstranten de gelegenheid om een deel van de Hoorneboeg te gebruiken voor conferenties en landelijke bijeenkomsten.
Na een tamelijk sluimerend bestaan gedurende tientallen jaren maakt het landgoed nu een ‘doorstart’. De Hoorneboeg krijgt dankzij steun van enkele geldschieters een restauratie. Zowel de gebouwen als het bos en de paden worden onder handen genomen. Er verrijzen enkele nieuwe gebouwen.
In haar nalatenschap had mevrouw Pijnappel bepaald dat de Hoorneboeg een plek moet zijn voor ‘bezinning en geestelijk beraad’. Een stichting geeft invulling aan die wens. Je kan er terecht voor trainingen, workshops en ‘retreats’. En wandelaars kunnen sinds kort in het weekeinde het landgoed binnenlopen om even de benen te strekken in het restaurant ‘Bij de Tuinman’.
Je hoort rond de Hoorneboeg menige boomklever, misschien zijn er hier nu wel meer dan ten tijde van Pibo Pijnappel.
Tekst: Jan Maarten Pekelharing
Publicatiedatum: 17/10/2019
Vul deze informatie aan of geef een reactie.