Coens naam en beeltenis zijn nog altijd verbonden aan standbeelden, gebouwen, tunnels, havens, straten én een prachtige suite in het Van der Valk Hotel in Hoorn. De Gouverneur-Generaal van de VOC werd geboren in Hoorn op 8 januari 1587 als de zoon van een zouthandelaar. Op dertienjarige leeftijd vertrok hij naar Rome, om in de leer te gaan bij een Vlaamse lakenkoopman. Deze kennis kon hij goed gebruiken toen hij in 1606 in dienst trad bij de VOC.
Elf jaar na zijn eerste bezoek aan Oost-Indië werd Jan Pieterszoon Coen benoemd tot Gouverneur-Generaal. Hij verwierf in die periode ook een minder fraaie bijnaam: de slachter van Banda. Sinds 1602 had de VOC een handelscontract met de leiders van deze eilandengroep. De bevolking zou foelie en nootmuskaat alleen aan de Nederlanders leveren. De Nederlanders waren niet in staat om in ruil voor de specerijen voldoende kleding en voedsel te leveren en daarom zochten de Bandanezen andere handelspartners om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Voor de VOC en Coen was dit echter onacceptabel: Coen leidde een vloot naar de eilandengroep en “vijftienduizend Bandanezen werden afgeslacht, verdreven of tot slaaf gemaakt.”
Ondanks de gruwelijke moorden op de Bandanezen onder zijn leiding, werd Coen in die tijd wel gewaardeerd. Hij was een sterke militaire leider, een goede organisator en had veel doorzettingsvermogen. Als hij de noodzaak van een actie inzag, voerde hij deze desnoods met geweld uit. De twee kanten van Jan Pieterszoon Coen zorgen al tijden voor discussie: zou hij gezien moeten worden als een misdadiger of als een volksheld?
Publicatiedatum: 27/06/2019
Vul deze informatie aan of geef een reactie.