In bijna alle boeken over de VOC wordt dit gebouw als illustratie gebruikt. Belangrijkste reden: de zeer herkenbare plaquette in de muur. En het is waarschijnlijk aan koning Lodewijk Napoleon (de broer van keizer Napoleon) te danken dat het gebouw ooit eigendom van de stad Hoorn is geworden.
VOC-bezittingen door de staat ‘opgekocht’
Het pakhuis op Onder de Boompjes werd rond 1606 gebouwd door de stad Hoorn ten behoeve van de VOC en was daarom eigendom van deze compagnie. De VOC, opgericht in 1602, was in de 17e eeuw erg succesvol. In de 18e eeuw ging de handel echter achteruit tot de compagnie rond 1795 vrijwel failliet was. In datzelfde jaar onderging Nederland een grote politieke verandering: het ontstaan van de Bataafse Republiek.
Met deze omwenteling veranderde de positie van de VOC ook. De zelfstandigheid die ze onder de oude Republiek genoot, verviel. Dit betekende het definitieve einde. Voor een luttel bedrag kocht de staat een groot deel van de VOC-bezittingen over. Nu de kamer van Hoorn niet meer bestond, werden haar bezitting (waaronder het pakhuis) eigendom van de Bataafse Republiek. Toen de Republiek in 1806 werd opgevolgd door het Koninkrijk Holland met Fransman Lodewijk Napoleon als koning, kwamen de oude VOC-bezittingen onder nieuw beheer.
Lodewijks cultuurbeleid
Lodewijk had vooruitstrevende ideeën over hoe zijn koninkrijk bestuurd moest worden. Hij vond, zoals veel verlichte denkers, dat een volk kennis moest nemen van zijn gezamenlijke geschiedenis, kunst en cultuur. Dat zou volgens hem de verbondenheid van het volk met het vaderland bevorderen. Hij zette zich dus in om de Nederlandse cultuur te ondersteunen en te bewaren. Voor dit doel leerde hij Nederlands en investeerde hij veel tijd en geld in nationale instellingen als een nationaal archief, een nationale bibliotheek (de huidige Koninklijke Bibliotheek in Den Haag) en een instituut voor wetenschappen, de voorloper van de KNAW (Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen).
Bekendste voorbeeld van zijn cultuurbeleid is echter de verzameling Nederlandse kunst die hij in een nationaal museum openbaar wilde maken voor het Nederlandse volk. Deze verzameling werd de kerncollectie van wat later het Rijksmuseum zou worden. Enkhuizen had zich kandidaat gesteld voor de huisvesting van de collectie (zie verhaal ‘Lodewijk Napoleon en het koninklijk museum in Enkhuizen’) maar uiteindelijk werd toch gekozen voor het Paleis op de Dam.
Monument voor de burgers
In deze lijn past ook een nieuw beleid rondom erfgoed. Monumenten waren van het volk en moesten ook door hen bezocht kunnen worden. Dat kan de reden zijn dat Lodewijk op 12 september 1809 de oude VOC-monumenten aan de stad schonk. Met een officieel document, voorzien van zegel en al, werden het Oost-Indisch Huis (het vroegere VOC-kantoor van de Kamer van Hoorn) in de Muntstraat en dit pakhuis eigendom van de stad Hoorn. Die kreeg de taak het te bewaren voor het nageslacht zodat komende generaties via deze monumenten kennis konden blijven nemen van haar vaderlandse geschiedenis. Het besluit om de gebouwen ‘terug te geven’ aan het stadsbestuur was dus een onderdeel van Lodewijks cultuurbeleid tot het bevorderen van vaderlandsliefde en kennis van de eigen geschiedenis.
Auteur: Emmie Snijders
Bronnen:
Westfries Archief, toegangsnr. 0348 – Oud archief stad Hoorn 1356-1815, inv. nr. 2916.
Verder lezen:
Karina Meeuwse, Lodewijk Napoleon. De Hollandse jaren (2008).
Publicatiedatum: 09/10/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.