
Vóór de komst van suiker uit de koloniën was honing de meest gebruikte zoetstof voor dranken en etenswaren. Het was daarom zeer gewild en stond niet voor niets bekend als het ‘zoete goud’. Er zijn zelfs tekeningen uit de prehistorie bekend waarop honingzoekers zijn afgebeeld. Zo’n 3.000 jaar geleden hielden Egyptenaren al gedomesticeerde bijen in keramieken korven. In Europa was de strokorf van roggestro lange tijd gangbaar. Pas na 1860 kwam de minder rottingsgevoelige bijenkast van hout in zwang. Naast honing werden bijen ook gehouden voor de bijenwas, waar kaarsen van gemaakt werden.
Het houden van bijen wordt gedaan door imkers. Dit woord is afgeleid van het Oudnederlandse woord ‘imme’, een aanduiding voor een honingbijenvolk. Hoe belangrijk de bijenhouderij was, blijkt wel uit het feit dat de imkers zelfs een eigen beschermheilige hadden: Sint Ambrosius (340-397), bisschop van Milaan. Toen hij als baby in zijn wieg lag, zouden bijen honing in zijn mond hebben gedruppeld. Dit zou de verklaring vormen voor de ‘honingzoete’ preken die hij later zou geven. Ambrosius wordt vaak afgebeeld in de vorm van een bijenkorf of als kaars gemaakt van bijenwas.

Pieter Bruegel de Oude, De imkers, ca. 1568. Collectie Kupferstichkabinett (Staatlichen Museen zu Berlin).
Bittere onenigheid
Ondanks hun zoete producten, konden de imkers onderling best wel eens onenigheid hebben, bijvoorbeeld over de plaatsing van bijenvolken. Om dit op te lossen werd in 1633 het eerste Bijenhoudersgilde van Nederland opgericht in het Brabantse Oosterhout. Het gilde werd opgericht door Caspar de Witte, pastoor van de Sint Jan aan de Markt en tevens amateur-imker. In 1670 kreeg het gilde toestemming van de Prins van Oranje om er een koninklijk Gilde van te maken. Dat betekende echter niet dat alle leden zich ineens aan de afspraken hielden. Nog hetzelfde jaar volgde een aanklacht tegen een aantal imkers die hun bijen te dicht bij die van anderen hadden gezet.
Hoe bitter de imkers soms tegen elkaar konden zijn, zo zoet waren ze voor hun bijen. Imkers hadden natuurlijk al eeuwenlang een vermoeden van de intelligentie van de honingbij, maar recent onderzoek heeft bevestigd dat bijen zelfs meerdere personen kunnen herkennen. Niet voor niets hanteerden imkers vroeger verschillende gebruiken rond het omgaan met hun bijen. Een bijzonder gebruik was de doodsaanzegging. Als een imker overleed, werd het nieuws officieel aan de bijen medegedeeld. Rond de korven werd een zwarte rouwband gebonden. De opvolger van de imker werd aan de bijen geïntroduceerd, zodat ze niet het gevoel hadden verlaten te zijn. Dit om te voorkomen dat het volk zou sterven of gaan zwermen (vertrekken en zich elders vestigen).

Imker De Vries toont de bijen in een korf aan fotograaf Jacq. Stevens, 1955. Zijn bijenschans lag aan de Schuttersweg in Hilversum. Collectie Streekarchief Gooi en Vechtstreek.
Boekweitbijen
Ook in Noord-Holland speelde de bijenhouderij een grote rol. Bijvoorbeeld in het Gooi, waar de bijen een onmisbare schakel vormden in de boekweitteelt. Boekweit was een van de weinige gewassen die op de schrale Gooise zandgrond wilde groeien en de teelt kan niet zonder bijen. Het Gooi telde ooit maar liefst 86 bijenschansen (halfronde aarden wallen die de bijenkorven beschermden), die samen plaats boden aan zo’n 5.000 tot 6.000 korven. De schansen bevonden zich altijd in de nabijheid van de ‘engen’, de akkergronden rondom de dorpen, waar boekweit geteeld werd. De Naarder Eng ten westen van Huizen telde alleen al zes schansen.
De bijenschansen hebben het lang volgehouden, want in 1843 werden in het Gooi nog 84 bijenschansen geteld. Elf daarvan waren honderd jaar later nog ‘min of meer te herkennen’. In de jaren vijftig en zestig zijn alle engen, met uitzondering van de Naarder Eng, volgebouwd. De bijenschansen zijn daarmee bijna geheel uit het Gooi verdwenen, op een aantal na, die door Imkers Gooi en Eemland en Imkervereniging Hilversum en Wijdemeren beheerd worden. Een ervan ligt in het Hilversumse Corversbos, twee andere in Huizen, waarvan één een zogenaamde educatieve bijenschans op kinderboerderij De Warande is. Hier kunnen jonge bezoekers leren hoe bijen leven en honing maken.

Bijenkasten op de Gooise hei. Archief Oud Huizen in beeld, drukkerij Bout, Huizen.
Honing, was en bijenbrood
Bijen maken honing van de nectar van bloemen. Per jaar haalt een bijenvolk ongeveer 125 kg nectar binnen. Dat doen niet alle bijen – er zijn zo’n 360 verschillende soorten wilde bijen bekend – maar alleen de honingbij. Honingbijen leven samen in een volk, dat kan bestaan uit zo’n 20.000 tot 60.000 bijen, met een koningin aan het hoofd. Zij is de enige die zich voortplant en legt haar eitjes in de van bijenwas gemaakte honingraten. Uit de eitjes worden mannetjes (darren) en werkbijen (werksters) geboren. De darren hebben als enige taak om de koningin te bevruchten, de werksters verzamelen stuifmeel en nectar uit bloemen.
Werksters kunnen tot wel 150 bloemen bezoeken voordat hun maag vol zit. Teruggekomen bij de bijenkorf of -kast geven ze de nectar via hun mond door aan andere bijen. Door toevoeging van speeksel en verdamping van water ontstaat de stroperige honing die we kennen. Deze wordt opgeslagen in de honingraten en afgedekt met was, als voedselvoorraad voor de winter. Het stuifmeel verwerken ze tot voedsel voor de larven, het zogenaamde ‘bijenbrood’. Een bijenvolk heeft jaarlijks zo’n 25 kg stuifmeel nodig om te overleven.

Kinderen kijken toe hoe de imker zijn werk doet in de bijenschans in het Hilversumse Corversbos, 1981. Archief van de redactie van De Gooi- en Eemlander, Streekarchief Gooi en Vechtstreek.
Onmisbare bestuivers
Met het stuifmeel dat aan hun pootjes blijft hangen, bestuiven de werksters ook ongemerkt alle bloemen die ze bezoeken. En juist dat proces is van essentieel belang voor onze voedselvoorziening en de biodiversiteit in ons land. Er wordt geschat dat voedselgewassen voor menselijke consumptie, met name fruitbomen en -struiken, voor een derde afhankelijk zijn van bestuiving. Het grootste gedeelte van deze bestuiving wordt gedaan door wilde bijen, maar ook hommels, wespen, vliegen en vlinders spelen hier een rol in.
Het grote belang van deze bestuivers werd in 1775 ontdekt door de Duitse natuuronderzoeker Christian Sprengel en sindsdien hebben de ontwikkelingen niet stilgestaan. Met de opkomst van de intensieve land- en tuinbouw is de rol van honingbijen als bestuivers alleen maar groter geworden. Tegenwoordig worden bijenkasten op een afgesproken plaats en tijdstip neergezet, zodat de bijenvolken heel gericht hun werk kunnen doen in het afgesloten systeem van de kassen. Er zijn in Nederland zo’n vijftien professionele bestuivingsbedrijven werkzaam die deze dienst leveren.

Bijen zorgen voor de bestuiving van talloze bloemen en planten. Foto: David Clode, via Unsplash.
Natuur in de stad
Actief bijdragen aan landschapsbeheer en biodiversiteit worden steeds belangrijker in de bijenhouderij. Het verdwijnen van planten en bloemen is namelijk een groot probleem voor de bij. In de afgelopen 25 jaar is het aantal bijen in Nederland zodanig gedaald, dat de helft van de bijensoorten inmiddels op de rode lijst staat. Voor imkers is nu een nieuwe rol weggelegd: die van natuurbeschermer, om de leefomgeving van de bijen te helpen herstellen. Want de bijenhouderij is levend erfgoed, dat steeds meebeweegt met maatschappelijke veranderingen. In 2020 is het ambacht opgenomen in het netwerk Immaterieel Erfgoed Nederland en een jaar later kreeg het een plekje in de online inventaris.
Gelukkig zijn er ook allerlei initiatieven die de lokale biodiversiteit weer proberen op te krikken. Om maar even in het Gooi te blijven: onlangs is op het Media Park in Hilversum een groot biodiversiteitsproject gerealiseerd, op initiatief van imker Ben Bus van De Gooise Bij. In enkele jaren tijd is op en rondom het bedrijventerrein met omroepstudio’s een wandel- en natuurgebied met inheemse planten aangelegd voor mensen en dieren. Mooi groen, daar heeft iedereen wat aan. Bovenal de bij.

Ten westen van het Hilversumse Media Park ligt een groen natuurgebied. Foto: Vranzvanmaaren, via Wikimedia (CC BY-SA 4.0).
Media NatuurPark Hilversum is gratis te bezoeken. Bij de balie van Beeld en Geluid is een kaart met wandelroute en leuke opdrachten op te halen, om op ontdekkingstocht te gaan. Langs de rand van de blusvijver zijn ook de bijenkasten te vinden van imker Ben Bus. Wie een van de overgebleven bijenschansen van het Gooi wil bezoeken, kan even een kijkje nemen op de websites van Imkers Gooi en Eemland en Imkervereniging Hilversum en Wijdemeren.
Tekst: Sarah Remmerts de Vries
Bronnen:
- Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland, ‘Meer dan bijen houden. Bijen, mensen en een duurzame toekomst’ (2023).
- ‘Bijenhouden’ in de Inventaris Immaterieel Erfgoed Nederland.
- Sarah Remmerts de Vries, Canon van Huizen (Huizen 2019).
- Hegener, Michiel, Archeologie van het landschap. Langs de aarden monumenten van Nederland (Amsterdam, 1995).
- Stad en Lande Stichting red., Een verkenning door “Stad en Lande van Gooiland”. Uitgave bij gelegenheid van het 10-jarig bestaan van “Stad en Lande Stichting”, 1 Nov. 1977 – 1 Nov. 1987 (Huizen 1988) 29.
- Imkers Gooi en Eemland, Imkervereniging Hilversum en Wijdemeren en Nederlandse Bijenhoudersvereniging (NBV).
- Geschiedenis van het Bijenhoudersgilde Oosterhout.
- Media NatuurPark Hilversum.
Publicatiedatum: 20/05/2024
Vul deze informatie aan of geef een reactie.