Zo liggen de verhoudingen in Uithoorn, een dorp met talrijke Joodse inwoners. Mozes’ buurman Röttgen is net als hij slager, Polak woont aan het Marktplein en de winkel van goudsmid Blom is een begrip. Wolfje Blom is een gerenommeerd senior lid van de Sociëteit Ons Genoegen en er is zelfs een Blomstraat. Thuis kust Mozes zijn vrouw Schoontje, vraagt hoe het hun zoon Marcus van 13 vandaag vergaan is, stoeit wat met Salomon van 11 en aait Fanny van ruim 1 jaar over haar bolletje.
‘Jullie hadden je moeten melden’
Mozes Aldewereld staat in maart 1942 voor het raam van zijn woning en kijkt naar zijn voetballende zoons en buurjongens. Vooral Salomon speelt heel aardig, maar die zit dan ook op de voetbalclub VV Uithoorn. Er stopt een auto bij de voetballertjes. Een Uithoornse agent stapt uit gevolgd door een Duitse soldaat. “Dit zijn Joodse jongens” wijst de agent. Mozes stapt naar buiten en vraagt aan de hem bekende agent wat er aan de hand is. “Jullie Joden hadden je moeten melden”, zegt deze, “nu gaan jullie direct op transport naar Amsterdam, naar het Juden Viertel”. Op 1 mei 1942 wordt de familie Aldewereld uitgeschreven uit het Bevolkingsregister van Uithoorn.
Cruciaal kraambezoek
Op 2 maart 1943 wordt Jack geboren, de derde zoon van Mozes en Schoontje. De familie Aldewereld woont dan in de Amsterdamse Ruyschstraat. Voor de Tweede Wereldoorlog wordt deze straat ‘de gouden rand van de Joodse Buurt’ genoemd. Het grootste deel van de straat wordt bewoond door joodse families, waarvan het merendeel werd gedeporteerd en vermoord.
Buurvrouw Semmy Woortman is later die maand op kraambezoek. Opeens geeft Fanny een gil; zij kan de waterketel niet houden en krijgt kokend water over haar been. Semmy reageert direct, pakt Fanny beet en waarschuwt hun grootmoeder, oma Visser, die zich over de kleine Jack ontfermt. Daarna gaat ze met Fanny naar het Wilhelmina Gasthuis, één van de voorgangers van het Academisch Medisch Centrum in Oud-West. Ze zijn pas net weg als de Ruyschstraat wordt afgezet voor een plotselinge razzia. Oma Visser duikt met Jack weg in een kast. Moeder Schoontje wordt meegenomen en afgevoerd naar de Hollandsche Schouwburg. Daar zijn ook Mozes, Marcus en Salomon al heengebracht voor het transport naar Kamp Westerbork.
Van Amsterdam naar Limburg
Als Fanny behandeld is en met buurvrouw Semmy terugkeert naar huis, is dat leeg. Semmy en haar echtgenoot Joop Woortman ontfermen zich over Fanny en Jack. Joop redde samen met ondermeer Walter Süskind honderden kinderen uit de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg aan de Plantage Middenlaan. Ook Fanny en Jack worden door Joop, samen met Semmy, in veiligheid gebracht. De twee jonge joodse kinderen worden door de NV-groep gesmokkeld. De NV was een Amsterdamse verzetsgroep die zich richtte op het redden van joodse kinderen door ze te laten onderduiken in Limburg. Jack gaat uiteindelijk met de trein naar Brunssum.
Jack of Henk?
Jack wordt in september 1943 door een dominee ondergebracht bij het kinderloze echtpaar Henk en Cato Muis in Brunssum, Limburg. Hij wordt omgedoopt tot Henkie, leert kruipen, lopen, voetballen, gaat er met zijn ouders naar de kerk, naar school en spreekt het Brunssums dialect vloeiend. Henk wordt buschauffeur en raakt volledig geworteld in de gemeenschap. Hij wordt verliefd op zijn vriendin Ina en wil met haar trouwen. De ambtenaar van de gemeente Brunssum vertelt hem in augustus 1965: “Henk, je weet niet beter dan dat je de zoon bent van vader en moeder Muis. Toch moet je kiezen of je voortaan als Jack Aldewereld of als Henk Muis door het leven wil gaan”. De schok voor Henk en Ina is groot. In goed overleg met zijn ouders besluit Henk om de naam Jack Aldewereld, wie dat ook moge zijn, te gaan dragen. Voor Ina blijft Jack gewoon Henk.
Westerbork
Henk heeft in zijn levenslange zoektocht Jack en zijn roots beter leren kennen. Zijn vader Mozes en zijn broers Marcus en Salomon werden op 21 mei 1943 vermoord in Sobibor, zijn moeder Schoontje trof eenzelfde lot op 17 september 1943 in Auschwitz. Ruim 43 familieleden Aldewereld werden vermoord. Zus Fanny overleefde de Jodenvervolging wel, maar heeft nooit kunnen praten over de oorlog, haar ouders en broers. Zij woonde in Engeland is daar overleden, zonder Jack ooit te hebben verteld wat haar herinneringen aan die moeilijke tijd waren. Jack bracht in september 2016 een bezoek aan Kamp Westerbork. Hij stond toen voor barak 71 in het doorvoerkamp en vroeg: “Mam waar ben je, ik ben er, Jack, je zoon. Maar je doet niet open”.
Lessen en een mantra
Jack moest vluchten naar veiliger oorden, maar niet met een rubberboot over de Middellandse Zee. Ook opvangkampen met prikkeldraad zijn hem bespaard gebleven. Jack vluchtte over land, geholpen door jonge mensen die ongewapend verzet boden aan de bezetter. Zij maakten geen onderscheid naar geloof, ras of geaardheid. Op de onderduikadressen werden de “illegale paspoortloze mensen” liefderijk opgenomen, met gevaar voor eigen leven. Zij kregen meer dan “bad, bed en brood”. Jack vertelt waar het maar mogelijk is zijn verhaal, het liefst aan de schooljeugd. Hij weet wat het is om ontworteld te zijn. Zijn boodschap is een mantra: “geef de vrijheid door, zij is niet vanzelfsprekend, weet wat er gebeurde tussen 1935 en 1945, laat dat niet opnieuw gebeuren”.
Auteur: Chris Woerden Jzn., gebaseerd op gesprekken met Jack Aldewereld
Publicatiedatum: 24/01/2017
Vul deze informatie aan of geef een reactie.